Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
20 maart 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van poging tot gekwalificeerde doodslag. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte en medeverdachten hebben een gewapende woningoverval gepleegd en tijdens hun vlucht op twee politieagenten geschoten. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 20 maart 2018, onder ECLI:NL:HR:2018:380, geoordeeld over de bewezenverklaring van het bijkomend oogmerk van de verdachte. De Hoge Raad overweegt dat de overvallers, gezien hun voorbereiding en de aanwezigheid van gewapende beveiligers, er rekening mee moesten houden dat er verzet zou komen van de politie, wat hen motiveerde om te schieten. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden en geen nadere motivering behoefden. De uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu, samen met de rechters M.T. Boerlage en A.E.M. Röttgering, en is openbaar uitgesproken.