In deze zaak gaat het om een beklag tegen het beslag op een auto, die in beslag is genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen de vriend van de klaagster, die wordt verdacht van verschillende inbraken. De Rechtbank Den Haag heeft het beklag ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later zal besluiten tot verbeurdverklaring van de auto. De Hoge Raad heeft de beschikking van de Rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank ten onrechte heeft nagelaten te onderzoeken of de klaagster, die de auto op haar naam heeft staan, rechthebbende is op de auto en of zij op de hoogte was van het criminele gebruik door haar vriend. De Hoge Raad benadrukt dat de uitleg van het begrip 'toebehoren' aan de rechter is voorbehouden en dat dit sterk verweven is met feitelijke waarderingen. De beslissing van de Hoge Raad is genomen op 8 oktober 2019.