Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
18 juni 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure ingesteld door het Openbaar Ministerie tegen een beschikking van de Rechtbank Den Haag van 3 januari 2018. De zaak betreft een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) met betrekking tot beslag op twee personenauto’s. Het Openbaar Ministerie heeft cassatie ingesteld omdat de Rechtbank verzuimd heeft om belanghebbenden op te roepen voor de raadkamerbehandeling van het klaagschrift, hetgeen in strijd is met artikel 552a, vijfde lid, Sv. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar de Rechtbank Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden behandeld op het bestaande klaagschrift.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Rechtbank uit de ingediende gedingstukken had kunnen opmaken dat er aangifte was gedaan van diefstal van beide auto’s. Met name voor één van de auto’s waren er meerdere stukken in het dossier aanwezig waaruit de identiteit van de beweerdelijke eigenaar kon worden afgeleid. De Rechtbank had deze persoon als belanghebbende moeten oproepen en hem in de gelegenheid moeten stellen om zelf een klaagschrift in te dienen. Voor de andere auto waren er geen concrete gegevens over eventuele rechthebbenden, maar de omstandigheid dat er meerdere aangiftes bij het Openbaar Ministerie waren gedaan, gaf aanleiding om te veronderstellen dat deze belanghebbenden bekend of gemakkelijk traceerbaar waren.
De Hoge Raad heeft de beschikking van de Rechtbank vernietigd en de zaak teruggeworpen, zodat deze opnieuw kan worden behandeld. Deze uitspraak benadrukt het belang van het oproepen van belanghebbenden in procedures die betrekking hebben op beslag en de noodzaak voor de Rechtbank om zorgvuldig om te gaan met de rechten van betrokkenen.