Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
20 september 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 3 augustus 2021. De zaak betreft een zedenzaak waarin de verdachte, een 48-jarige man, beschuldigd werd van ontucht met een 9-jarig meisje tijdens een logeerpartij. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld die door de advocaat van de verdachte, B. Kizilocak, zijn ingediend. De advocaat-generaal, T.N.B.M. Spronken, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. Dit oordeel is gegeven zonder verdere motivering, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.