ECLI:NL:PHR:2025:480

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
20 april 2025
Zaaknummer
24/00355
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in een strafzaak betreffende mishandeling en misbruik van minderjarigen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel en voor het seksueel misbruik van de minderjarige dochters van zijn vriendin. De zaak betreft twee hoofdpunten: de bewezenverklaring van de mishandeling en de bewezenverklaring van het misbruik van de minderjarige. De verdachte heeft cassatie ingesteld op basis van twee middelen. Het eerste middel betreft de schending van het bewijsminimum, terwijl het tweede middel zich richt op de tegenstrijdigheid in de verklaringen van het slachtoffer. De advocaat-generaal concludeert tot verwerping van de cassatie, omdat de bewezenverklaring voldoende is gemotiveerd en de verklaringen van de slachtoffers consistent zijn. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen falen en dat de uitspraak van het Hof in stand blijft, met uitzondering van de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die wordt verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer24/00355 C
Zitting22 april 2025
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 13 november 2023 (H 137-2022) door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Hof) wegens in de zaak met parketnummer 100.00055/22 “Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel” en in de zaak met parketnummer 100.00063/22 onder 1 primair “Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam” en onder 2 subsidiair “Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft het Hof beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen en in verband daarmee aan de verdachte schadevergoedingsmaatregelen opgelegd.
1.2
Namens de verdachte heeft N. van Schaik, advocaat in Utrecht, twee middelen van cassatie voorgesteld.
1.3
Ik begin met de bespreking van het tweede middel.

2.Het tweede middel

2.1
Het tweede middel klaagt over de bewezenverklaring van feit 1 primair in de zaak met parketnummer 100.00063/22. Het middel klaagt dat de voor het bewijs gebruikte verklaring van de aangeefster, inhoudende dat het incident plaatsvond toen zij zeven jaar oud was, in strijd is met de bewezenverklaring die inhoudt dat de aangeefster is geboren op [geboortedatum] 2013. Uit dat laatste zou volgen dat de aangeefster acht jaar oud was op de pleegdatum.
2.2
Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 100.00063/22 onder 1 primair bewezenverklaard dat:
“hij op 27 januari 2022 te Sint Maarten, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2013, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, hebbende hij verdachte,
- die [slachtoffer 1] op een bed geduwd en
- die [slachtoffer 1] geblinddoekt en/of haar ogen bedekt en vervolgens
- zijn penis heeft gebracht in de mond van die [slachtoffer 1] en
- het hoofd van die [slachtoffer 1] vastgehouden en op en neer bewogen terwijl die [slachtoffer 1] , zijn, verdachtes, penis in haar mond had”.
2.3
Het Hof heeft de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
“3. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 2 februari 2022 (bijlage 1), voor zover inhoudende:
I came home from work on Thursday (het Hof begrijpt: op 27 januari 2022). My 8-year-old daughter came to me. She told me that they were outside playing and when she went inside the house she saw [verdachte] watching porn. She told me that [verdachte] was naked and then he placed his penis inside of her mouth. I immediately went to him. I told him that my daughter had told me that he had put his penis in her mouth and he replied that he didn't know what she was talking about. When I continued asking questions and got angry he said that he had on porn and she walked in on him naked. My daughter was present when he said this. I went back to my daughter and started asking her more questions but she shut down and didn't want to talk anymore.
My 11-year-old daughter told me that she was outside and when my 8-year-old daughter came back outside she told her that daddy had put his penis in her mouth. [verdachte] was present while I was questioning the kids.
After [verdachte] was arrested my 8-year old daughter told me that she had changed her story because [verdachte] had told them to do so. She said that after I had left the house that he came back and told them that. I asked my 11-year-old daughter and she too confirmed that he did tell them that. So I asked the 8-year-old to tell me exactly what had happened, where [verdachte] was standing and all that. Then she told me that he had tied an orange bandana over her eyes and placed his penis in her mouth. Then he held on to the back of her head and was moving her head up and down on his penis. I do have an orange bandana. She said that when she would pull her head backwards that he would keep pulling her head back on his penis. I asked her if she was sure that it was his penis and she said yes because she could feel it in her mouth.
4. Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 4 februari 2022 (bijlage 2), voor zover inhoudende:
Verhoor [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2013.
"I asked him (het Hof begrijpt: verdachte) if I could go to the bathroom. After when I came inside, when I was done in the bathroom, he was standing, he pushed me to the bed. And then he covered my eyes and he put something in my mouth. And when he was done he went to the bathroom and take a bath.
5. Proces-verbaal van 2e verhoor getuige [slachtoffer 1] van 13 september 2023, voor zover inhoudende:
I forget his name. I have a terrible memory. It is complicated for me to remember. He was my mother’s boyfriend. He is now in jail. He did inappropriate stuff. With me and my sister [slachtoffer 2] . She told me one day.
Who did you tell about the inappropriate things? Mommy and my sister.
What do you remember? I couldn’t have seen anything cause everytime he would cover my eyes. I couldn’t have seen anything because everytime he took either a t-shirt or cloth and put it around my eyes I can’t really see.
What did you tell her (mommy)? He was doing inappropriate stuff.
And how old were you when this inappropriate thing happened? I was seven.
6. Proces-verbaal van 1e verhoor getuige [slachtoffer 2] van 4 februari 2022 om 08:51 uur, voor zover inhoudende:
[slachtoffer 2] : All I know is about 1 time about my sister and stuff.
[slachtoffer 2] : She say she needed to use the bathroom. My stepfather open the door. And she say when she finish he told her to come, and he lay her on, on the bed. And she say he put his thing in her mouth. And then afterwards when I look inside. Because he had open the door after, and when I look inside, I saw her putting on her skirt. But she was supposed to put on her skirt in the bathroom.
[verbalisant 1] : Ok. What thing was she talking about?
[slachtoffer 2] : His private part
[verbalisant 1] : His private part. Did she tell you that it was his private part? Or you think that it was his private part that she was talking about?
[slachtoffer 2] : She told me
[verbalisant 1] : who did you tell about what your sister told you?
[slachtoffer 2] : I didn't tell no one
[verbalisant 1] : You didn't tell no one. Ok you didn't tell your mother either?
[slachtoffer 2] : My sister told my mother
[verbalisant 1] : When did your sister tell you about it.
[slachtoffer 2] : Right after, when I asked her why she putting on her skirt.
7. Proces-verbaal van 2e verhoor (feitelijk 3e) getuige [slachtoffer 2] van 13 september 2023, voor zover inhoudende:
Who is [verdachte] ? Somebody who did something to me and my sister.
[verbalisant 2] : Do you know if [verdachte] did it to anybody else?
[slachtoffer 2] : Only my sister.
[verbalisant 2] : Your sister.
[slachtoffer 2] : [slachtoffer 1] .
[verbalisant 2] : How did you know he do something to [slachtoffer 1] ?
[slachtoffer 2] : She told me.
[verbalisant 2] : What did she say?
[slachtoffer 2] : She said when we were outside because he had locked the on us when we were outside.
[slachtoffer 2] : That he lock the door on us outside cause I think he was cleaning and she asked to go to the bathroom and he let her in. And she said that he put something over her eyes and put something in her mouth.
[verbalisant 2] : Ok.
[slachtoffer 2] : and afterward she, we saying why she taking so long and after she came out we see she button up her or putting down she clothes.
[verbalisant 2] : And then when she came outside, she was.
[slachtoffer 2] : It was like, I don't know if she had a clothes on in the room, but she was like she had had shirt up and when she came outside she was like pulling it down.
8. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep:
Ik was die dag, 27 januari 2022, porno aan het kijken en lag naakt op bed te masturberen, toen [slachtoffer 1] binnen kwam.
Ik had de kinderen buiten op het terrein gezet omdat ik aan het schoonmaken was. De deur was dicht, ik dacht dat de deur op slot zat.
[slachtoffer 1] zal hebben gezien dat ik een blowjob aan het kijken was, want de televisie was aan en ze is langs de televisie naar het toilet gelopen.
Ze kwam binnen, ze zag wat op de televisie was en wat ik aan het doen was.
Ik heb tegen haar gezegd niets aan haar moeder te vertellen.”
2.4
Het middel klaagt terecht dat een onderdeel van de verklaring van de aangeefster niet strookt met de bewezenverklaring. Uit het overige bewijs en de bewezenverklaring volgt inderdaad dat de aangeefster is geboren op [geboortedatum] 2013 en dat zij dus acht jaar was op de pleegdatum (27 januari 2022), terwijl het Hof haar verklaring voor het bewijs heeft gebruikt die onder meer inhoudt dat zij zeven jaar oud was ten tijde van het feit.
2.5
De steller van het middel vindt dat de verdachte belang heeft bij deze cassatieklacht, omdat door dit gebrek in de bewijsvoering onvoldoende duidelijk is of de aangeefster over dezelfde gebeurtenis verklaart als de getuigen en de verdachte, van wie de verklaringen voor het bewijs zijn gebruikt. Ik zie dat anders. Uit de pleitnota van de advocaat van de verdachte maak ik op dat in hoger beroep niet is aangevoerd dat de aangeefster het in haar verklaringen (bewijsmiddelen 4 en 5) over een ander voorval zou hebben dan haar moeder (bewijsmiddel 3), haar zus (bewijsmiddel 6 en 7) en de verdachte zelf (bewijsmiddel 8). Gezien het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting zijn ook het Hof en de advocaat-generaal ervan uitgegaan dat alle verklaringen op hetzelfde voorval zagen. Hierover bestond dus geen discussie. Ook uit de bewijsmotivering in het arrest volgt dat het Hof heeft geoordeeld dat alle voor het bewijs gebruikte verklaringen over dezelfde gebeurtenis gaan. Dat oordeel lijkt mij gelet op het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van het bewijs volstrekt begrijpelijk. Wanneer in overeenstemming met dit oordeel van het Hof het in het middel bedoelde overbodige onderdeel van de verklaring van de aangeefster uit de bewijsvoering wordt weggedacht, is de bewezenverklaring nog steeds toereikend gemotiveerd. De verdachte heeft dus geen belang bij zijn klacht. [1]
2.6
Het middel faalt.

3.Het eerste middel

3.1
Het eerste middel klaagt dat in de zaak met parketnummer 100.00063/22 ten aanzien van feit 2 subsidiair niet is voldaan aan het bewijsminimum van art. 385 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering van Sint-Maarten (Sv SM).
3.2
Ten laste van de verdachte is, voor zover hier van belang, bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 28 maart 2020 tot en met 28 maart 2021 te Sint Maarten, door feitelijkheden [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2010, zijnde een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, die hierin bestaan, dat hij verdachte,
- zijn penis heeft gebracht en/of geduwd tegen/tussen de billen van die [slachtoffer 2] en
en bestaande die feitelijkheden hierin dat, hij verdachte,
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd "bend over" en " I want to fuck you", althans woorden van gelijke strekking/aard en
- dat er sprake was van een uit verdachte 's leeftijd voortvloeiend psychisch, fysiek en geestelijk overwicht en
- dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht als stiefvader/verzorger van die [slachtoffer 2] en (daarbij) gebruik heeft gemaakt van de daaruit voortvloeiende afhankelijkheidssituatie van die [slachtoffer 2] ten opzichte van hem, verdachte”.
3.3
Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen (de voetnoten laat ik weg):
“9. Proces-verbaal van 1e verhoor getuige [slachtoffer 2] van 4 februari 2022 om 08:51 uur (bijlage 3), voor zover inhoudende:
Verhoor [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2010.
[slachtoffer 2] : In [a-straat] my stephfather sexually abuse me.
[verbalisant 1] : ok, what did he do to you?
[slachtoffer 2] : Well I went to the bathroom to bath. And then he told me to come, he say he was massaging me, but instead of him massaging me he put his private part in my bottom.
[verbalisant 1] : Ok, uhm Can you recall when that was?
[slachtoffer 2] : Uhmm, I think last year yes, last year.
[slachtoffer 2] : Before my birthday.
[verbalisant 1] : Who did you tell about what happened to you in [a-straat] ?
[slachtoffer 2] : my mother
10. Proces-verbaal van 2e verhoor getuige [slachtoffer 2] van 4 februari 2022 om 09:02 uur (bijlage 4), voor zover inhoudende:
[verbalisant 1] : Yes, Can you tell me again what happened to you in [a-straat] ?
[slachtoffer 2] : My stepfather. I was actually, first I was going to bath, when I finish bath, I was coming out of the room, he called me to massage me, but instead massaging me, he put his thing in my bottom.
[verbalisant 1] : What thing did he put in your bottom?
[slachtoffer 2] : His private part.
[verbalisant 1] : What do you call a private part then?
[slachtoffer 2] : The D word, uhmm.
[verbalisant 1] : You could say it, it's ok.
[slachtoffer 2] : his dick
11. Proces-verbaal van 2e (feitelijk 3e) verhoor getuige [slachtoffer 2] van 13 september 2023, voor zover inhoudende:
Who is [verdachte] ? Somebody who did something to me and my sister.
I was sick and I didn’t go school right. And my mom sent him to rubber me down, but before he rub me down he stripped me naked. Then afterwards I felt his private part on my bottom.
And he massage you with what? With Vaseline. He just put on the Vaseline and then he rub me like this ( [slachtoffer 2] rub down the teddy bear showing).
And what happened after that? I felt he was taking very long then I felt his private part by my bottom.
In what position you was at that moment? I was on the bed and my back was facing him. I had on a dress.
Where this thing happened? The bedroom. In my mother bedroom.
When I turn my head I see that his pants was down.
The massage was in [a-straat] . I was 10 or 11.
[verbalisant 2] : After this whole situation did you guys talk to anybody else about it, about what happened?
[slachtoffer 2] : My grandmother
[verbalisant 2] :You told your grandmother what?
[slachtoffer 2] : What happened in [a-straat] .
12. Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] van 11 februari 2022, voor zover inhoudende:
[slachtoffer 2] was staying with me last year. I had her from the month of April until July of 2021. One day [slachtoffer 2] told me out of the blue that she wants to live with me. She looked distant.
One morning while dropping her to school I asked her who does hit her, and she said nobody oma. I kept asking her what happened to her and she then told me that she was afraid that [verdachte] hurt them. She told me that [verdachte] touched her. I asked her how? She told me that she was feeling sick a day and didn't go to school and her mother had asked [verdachte] to rub her. She said while he was rubbing her he told her to turn around and go on her knees. That was on the bed. While she was on her knees he told her not so and told her to bring up her bottom some more. When she was bending over she turned her head and looked to the side and saw that he was pulling down his clothes. She asked him what are you doing and he told her I want to F. You. [slachtoffer 2] didn't mention the bad word to me out of respect. I then asked her what he said he want to Fuck You. And she said yes. Then she said that she feeled his penis between her bottom touching to her private part. I then asked her did he go in you. She said no. [slachtoffer 2] was crying and getting uncomfortable. I then told her tomorrow I will take her to the doctor.
13. Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 18 juli 2022 bij de rechter-commissaris, voor zover inhoudende:
OVJ: What did [slachtoffer 2] told you about the sexual attempts?
W: [slachtoffer 2] told me that [verdachte] had rubbed her and put her in the position of a back shot and told her that he wanted to fuck her. She told me last year.
OVJ: you came to my office after you wrote the letter and you told me that [slachtoffer 2] told you about the incident and that [slachtoffer 2] told you that she felt [verdachte] 's penis against her. Is that true?
W: That's when he put her in the back shot position.
[betrokkene 1] : when you said that he put her in the back shot position, he didn't penetrate her?
No, he didn't. And that is what [slachtoffer 2] told me. She told me she felt his penis but he did not penetrate. She told me that she felt his penis by her ass.
14. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep:
[slachtoffer 2] was ziek en ik heb haar ingesmeerd. Ze was gedeeltelijk naakt, ze had wel haar onderbroek en bh aan. Ze voelde zich ongemakkelijk.”
3.4
Daarnaast bevat het vonnis onder meer de volgende bewijsoverweging:
“Het [slachtoffer 2] heeft meerdere verklaringen afgelegd en consistent verklaard wat haar is overkomen: dat de verdachte tijdens een massage zijn ‘private part’, dat zij later aanduidt als zijn penis, ‘in haar bottom’ of ‘on / by her bottom’ heeft gedaan. Haar verklaringen vinden steun in de verklaringen van haar oma en haar moeder, aan wie [slachtoffer 2] het gebeurde heeft verteld. Zowel tegen haar oma als tegen haar moeder heeft ze gezegd dat de verdachte haar niet gepenetreerd heeft. Tegenover haar oma heeft [slachtoffer 2] emoties getoond (‘she was crying and getting uncomfortable’). Ook verdachte, die overigens het feit ontkent, heeft verklaard dat [slachtoffer 2] zich ongemakkelijk voelde tijdens het masseren. De oma heeft [slachtoffer 2] nog meegenomen naar een dokter. Gezien het voorgaande acht het Hof de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig, betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.”
3.5
Art. 385 lid 3 Sv SM luidt:
“Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, kan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van slechts één getuige.”
3.6
Art. 385 lid 3 Sv SM heeft dezelfde inhoud als art. 342 lid 2 Sv. De rechtspraak van de Hoge Raad over art. 342 lid 2 Sv is dus ook van toepassing op art. 385 lid 3 Sv SM. [2] Daarom moet het volgende worden vooropgesteld:
“Volgens artikel 342 lid 2 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342 lid 2 Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van artikel 342 lid 2 Sv, maar daarover slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid geven door het beslissen van concrete gevallen. Opmerking verdient nog dat het bij de beoordeling in cassatie of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd.” [3]
3.7
In een eerdere conclusie heb ik er al op gewezen dat met name in zedenzaken vaak de vraag speelt of aan het bewijsminimum wordt voldaan. [4] De feiten in deze zaken spelen immers in de regel tussen twee personen, waardoor als bewijsmiddel veelal alleen de verklaring van de aangever voorhanden is. De rechter dient in zo’n geval te beoordelen of sprake is van steunbewijs waardoor aan het bewijsminimum van art. 342 lid 2 Sv wordt voldaan. Daarvoor moeten er een of meer bewijsmiddelen zijn die steun bieden aan (onderdelen van) de verklaring van de aangever en in zoverre kunnen worden beschouwd als een controlemiddel ten behoeve van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing en daarmee de bewezenverklaring. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat het steunbewijs geen betrekking hoeft te hebben op de tenlastegelegde gedragingen. [5] Tussen de enige getuigenverklaring en het overige bewijsmateriaal mag evenwel niet een te ver verwijderd verband bestaan. [6] Bewijsmiddelen die betrekking hebben op de waargenomen emotie bij het slachtoffer na het delict en bewijsmiddelen die een uitlating van de verdachte inhouden, zijn onder omstandigheden als steunbewijs aan te merken. [7]
3.8
In de onderhavige zaak bestaat het grootste deel van het bewijs uit verklaringen van de aangeefster (bewijsmiddelen 9, 10 en 11) en verklaringen van anderen over wat de aangeefster hen heeft verteld (bewijsmiddelen 12 en 13). [8] Uit de verklaringen van de aangeefster is af te leiden dat de verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij haar ging masseren, dat hij haar heeft uitgekleed waarna zij (in ieder geval gedeeltelijk) naakt was, dat zij op haar buik op het bed in de slaapkamer van haar moeder lag en dat de verdachte toen zijn penis tussen/tegen haar billen heeft geduwd. Daarnaast bevat bewijsmiddel 12 een verklaring van de oma van de aangeefster over onder meer emoties bij de aangeefster toen zij haar oma over het misbruik vertelde: “ [slachtoffer 2] was crying and getting uncomfortable.” Ook heeft het Hof een verklaring van de verdachte voor het bewijs gebruikt (bewijsmiddel 13). Deze verklaring houdt in dat de aangeefster ziek was en dat hij haar toen heeft ingesmeerd. Hij verklaart dat zij gedeeltelijk naakt was, wel haar onderbroek en beha aanhad en dat zij zich ongemakkelijk voelde.
3.9
Het Hof heeft bewezenverklaard dat het misbruik plaatsvond in de periode van 28 maart 2020 tot en met 28 maart 2021. Dat het delict vlak voor 28 maart 2021 is gepleegd, valt af te leiden uit de bewijsmiddelen. In bewijsmiddel 9 staat dat de aangeefster is geboren op 28 maart 2010 en dat zij op 4 februari 2022 heeft verklaard dat het delict “last year” en “Before my birthday” heeft plaatsgevonden. Uit haar verklaring van 13 september 2023 (bewijsmiddel 11) blijkt dat de aangeefster ten tijde van het misbruik 10 of 11 was. De twijfel die hieruit naar voren komt, kan worden beschouwd als een bevestiging dat het misbruik rondom haar verjaardag heeft plaatsgevonden. Verder blijkt uit de verklaring van de oma van de aangeefster (bewijsmiddel 12) dat de aangeefster in een gesprek met haar oma “out of the blue” aangaf “that she wants to live with me” en dat de aangeefster vervolgens in de periode van april 2021 tot juli 2021 bij haar oma heeft verbleven. In die periode heeft de aangeefster op enig moment haar oma over het misbruik verteld en haar emoties tegenover haar oma geuit.
3.1
Het middel werpt de vraag op of in deze zaak de verklaringen van de aangeefster voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Ik meen van wel. Uit de verklaring van de oma van de aangeefster blijkt niet alleen van emoties bij de aangeefster toen zij haar oma vertelde over het misbruik (“ [slachtoffer 2] was crying and getting uncomfortable”), maar ook dat de aangeefster “out of the blue” aan haar oma heeft aangegeven dat zij bij haar oma wilde komen wonen en dat zij vervolgens van april tot juli 2021 bij haar oma heeft verbleven. Gelet op hetgeen ik onder 3.9 heb opgemerkt, is aannemelijk dat de mededeling van de aangeefster aan haar oma vlak na het misbruik heeft plaatsgevonden. De verklaring van de oma van de aangeefster heeft het Hof daarmee kunnen aanmerken als steunbewijs. [9] Wat deze zaak voor mij verder over de streep trekt, is de verklaring van de verdachte. De verdachte bevestigt namelijk dat de verdachte heeft aangegeven dat hij haar ging masseren en dat de verdachte bij de aangeefster handelingen heeft verricht, terwijl zij gedeeltelijk naakt was.
3.11
De steller van het middel merkt op dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de moeder van de aangeefster “had asked [verdachte] [
de verdachte, D.P.] to rub her”, omdat de aangeefster die dag ziek was. Dit betekent volgens de steller van het middel dat het masseren niet valt aan te merken als een wezenlijk onderdeel van wat de aangeefster vertelt. Echter, dat de moeder van de aangeefster de verdachte zou hebben gevraagd haar in te smeren, betekent nog niet dat de omstandigheden die de verdachte noemt alledaags of onschuldig zijn, zoals de steller van het middel lijkt te vinden. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk dat de verdachte heeft verklaard dat de aangeefster zich daarbij ongemakkelijk voelde. Ik kom gelet op het voorgaande tot de conclusie dat de verklaring van de verdachte, anders dan de steller van het middel betoogt, ook een voor de bewezenverklaring belangrijk onderdeel van de verklaring van de aangeefster ondersteunt.
3.12
Gelet op al het voorgaande is naar mijn mening geen sprake van een schending van 385 lid 3 Sv SM, en is het kennelijke oordeel van het Hof dat daarvan geen sprake is niet onbegrijpelijk, ondanks dat het Hof zijn oordeel daarover niet expliciet heeft gemotiveerd. [10]
3.13
Het middel faalt.

4.Slotsom

4.1
De middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
4.2
Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad uitspraak gaat doen meer dan zestien maanden na het instellen van het cassatieberoep. Daarom is de redelijke termijn zoals bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM overschreden. Dat moet leiden tot strafvermindering. [11] Verder heb ik ambtshalve geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het Hof aangetroffen.
4.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het Hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Zie de overzichtsarresten over de toepassing van art. 80a RO: HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0146,
2.Zie over art. 385 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering van Curaçao mijn conclusie van 17 december 2019, ECLI:NL:PHR:2019:1323, onder 10.
3.HR 27 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:946, r.o. 5.2 en HR 5 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1152, r.o. 2.3. Daar wordt verwezen naar HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452,
4.In die conclusie van 2 april 2024, ECLI:NL:PHR:2024:356, heb ik een overzicht van de rechtspraak van de Hoge Raad over het bewijsminimum van art. 342 lid 2 Sv gegeven.
5.HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717,
6.HR 5 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1152, r.o. 2.4 en HR 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094,
7.Zie mijn conclusie van 2 april 2024, ECLI:NL:PHR:2024:356, onder 9-10.
8.Dit soort verklaringen van derden zijn niet zonder meer aan te merken als steunbewijs. Zie bijvoorbeeld HR 19 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1247.
9.Zie HR 14 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:686.
10.Eerder liet de Hoge Raad ook een bewezenverklaring in stand waarbij als steunbewijs was gebruikt dat de moeder van de aangeefster zes weken na het delict emoties had waargenomen bij haar dochter toen zij voor het eerst over het misbruik vertelde, in combinatie met de vaststelling dat de aangeefster op de pleegdatum bij de verdachte had gelogeerd. Zie de conclusie van mijn ambtgenoot Lückers van 12 maart 2024, ECLI:NL:PHR:2024:280, voetnoot 8. Daar wordt verwezen naar HR 20 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1262 (HR: art. 81 lid 1 RO).
11.HR 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492, r.o. 3.1.2, 3.1.3 en 3.2.