Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
4.Beslissing
7 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, een belastingadviseur, was veroordeeld voor valsheid in geschrift, omdat hij meermalen onjuiste aangiften inkomstenbelasting voor zijn cliënten had opgemaakt en ingediend bij de Belastingdienst. Het hof had vastgesteld dat de verdachte in totaal 25 aangiften valselijk had opgemaakt voor vijf cliënten, maar ook dat hij voor een groot aantal andere cliënten onjuiste aangiften had gedaan. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere arresten over het betrekken van niet ten laste gelegde feiten bij de strafoplegging. Het hof had geoordeeld dat de stelselmatige en systematische handelwijze van de verdachte met betrekking tot de aangiften niet alleen gold voor de vijf in de bewezenverklaring genoemde cliënten, maar ook voor een aanzienlijk deel van zijn andere klanten. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld dat het grootschalige karakter van de fraude een relevante omstandigheid was voor de straftoemeting. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 8 maanden en een beroepsverbod van 5 jaar opgelegd. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van de verdachte, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef.