Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
5.Beslissing
3 september 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 april 2022. De verdachte, geboren in 1993, was aangeklaagd voor meermalen gepleegde oplichting en mensenhandel. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken, maar de advocaat-generaal heeft in cassatie geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, met uitzondering van de schadevergoedingsmaatregelen. De Hoge Raad heeft de bewijsklachten met betrekking tot de oplichting gegrond verklaard, omdat het oordeel van het hof over het 'bewegen tot' onvoldoende gemotiveerd was. De klachten over de bewezenverklaring van mensenhandel zijn daarentegen verworpen, omdat het hof niet onjuist heeft geoordeeld. De Hoge Raad heeft de zaak gedeeltelijk vernietigd en terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de oplichtingszaken, terwijl het beroep voor het overige is verworpen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige motivering bij de beoordeling van oplichtingszaken en de rol van de verdachte in de exploitatie van kwetsbare vrouwen.