ECLI:NL:PHR:2025:505

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
23/03709
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, eenvoudig witwassen, meermalen gepleegd, schuldwitwassen, meermalen gepleegd en deelneming aan een criminele organisatie

In deze zaak is de verdachte beschuldigd van het medeplegen van oplichting, eenvoudig witwassen, schuldwitwassen en deelneming aan een criminele organisatie. De feiten spelen zich af tussen 1 april 2019 en 9 november 2019, waarbij de verdachte samen met anderen een valse hoedanigheid aannam om een slachtoffer, aangeduid als [aangever 1], te bedriegen. De verdachte heeft [aangever 1] ertoe bewogen om in totaal ongeveer € 323.500 en een Rolex horloge ter waarde van € 49.500 af te geven, door hem te doen geloven dat zij in financiële nood verkeerde en hulp nodig had. De verdachte heeft zich voorgedaan als iemand die onder bewind stond en heeft gebruik gemaakt van een zogenaamde budgetcoach om de indruk te wekken dat haar schulden dringend moesten worden afbetaald. De verdachte heeft ook een Cartier horloge en een Rolex horloge in haar bezit gehad, waarvan het hof oordeelt dat deze vermoedelijk uit misdrijf afkomstig zijn. De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar enkel wat betreft de duur van de gijzeling en de gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De zaak heeft geleid tot een discussie over de bewijsvoering en de redelijke termijn in de cassatiefase.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/03709
Zitting11 maart 2025
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 20 september 2023 door het gerechtshof Den Haag wegens (onder parketnummer 09-270415-19) 1. ‘medeplegen van oplichting’, 2. ‘eenvoudig witwassen, meermalen gepleegd en schuldwitwassen, meermalen gepleegd’, 3. ‘deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven’ en (onder parketnummer 09-102319-20) ‘medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr. Het hof heeft daarnaast een telefoon verbeurd verklaard. Voorts heeft het hof drie vorderingen van benadeelde partijen (gedeeltelijk) toegewezen en drie schadevergoedingsmaatregelen opgelegd. Ten slotte heeft het hof de tenuitvoerlegging bevolen van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 maand.
Er bestaat samenhang met de zaak 23/03803. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, hebben vier middelen van cassatie voorgesteld.
Het
eerstemiddel betreft de bewijsvoering van het onder parketnummer 09-270415-19 sub 1. bewezenverklaarde feit. Het
tweedemiddel betreft de bewijsvoering van een deel van het onder parketnummer 09-270415-19 sub 2. bewezenverklaarde feit. Het
derdemiddel betreft het bij de schadevergoedingsmaatregelen bepaalde aantal dagen gijzeling. Het
vierdemiddel betreft de redelijke termijn in de cassatiefase. Voordat ik de middelen bespreek, geef ik eerst het onder parketnummer 09-270415-19 sub 1 en een deel van het onder dat parketnummer sub 2 bewezenverklaarde feit en de bewijsvoering terzake weer, alsmede delen van de pleitaantekeningen die de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft voorgedragen.
Bewezenverklaring, bewijsvoering en pleitaantekeningen
5. Ten laste van de verdachte is onder meer bewezenverklaard dat:
‘Zaak met parketnummer 09-270415-19 (dagvaarding 1):
1.
zij in de periode van 1 april 2019 tot en met 9 november 2019 in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten in ieder geval een totaalbedrag van ongeveer € 323.500 en een Rolex horloge ( [nummer] ), aangekocht voor € 49.500, door valselijk, listig, bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- via [internetsite] contact te leggen met die [aangever 1] , zich voor te doen als [alias 1 verdachte] , telefoonnummers uit te wisselen en telefonisch contact te hebben;
- in persoon contact te hebben met die [aangever 1] en zich daarbij voor te doen als [alias 1 verdachte] en/of [alias 2 medeverdachte 2] ;
- die [aangever 1] mede te delen en te doen geloven dat zij, verdachte, althans degene die zich voordeed als [alias 1 verdachte] , geld nodig had ter betaling van schulden, waaronder schulden bij het CJIB en ter betaling van (andere) bekeuringen die dreigden te worden verhoogd en/of waarvoor gijzeling dreigde,
- die [aangever 1] mede te delen en te doen geloven dat zij, verdachte, althans degene die zich voordeed als [alias 1 verdachte] , onder bewind stond en daarom geen eigen rekening had;
- die [aangever 1] meermalen te laten bellen door iemand die zich onder de naam [medeverdachte 1] heeft voorgedaan als budgetcoach van verdachte, althans van degene die zich voordeed als [alias 1 verdachte] en die [aangever 1] te doen geloven dat verdachte althans degene die zich voordeed als [alias 1 verdachte] , een zekere [medeverdachte 1] als budgetcoach had;
- die [aangever 1] meermalen geld over te laten maken op één of meer bankrekeningnummers en contante geldbedragen te laten verstrekken aan verdachte en/of haar mededader, althans aan degene die zich voordeed als [alias 1 verdachte] ;
- die [aangever 1] een Rolex horloge af te laten rekenen en vervolgens aan verdachte, althans aan degene die zich voordeed als [alias 1 verdachte] te verstrekken;
- die [aangever 1] mede te delen en te doen geloven dat verdachte, althans degene die zich voordeed als [alias 1 verdachte] een relatie met hem wilde en dat zij samen konden en zouden zijn op enig moment, althans nadat haar schulden afbetaald waren.
2.
(…)
zij op 9 november 2019 in Nederland,
voorwerpen, te weten:
- een (in de woning van [verdachte] aangetroffen) Cartier horloge ( [nummer] , tweedehands waarde ongeveer € 7.500), en een Rolex horloge ( [nummer] , tweedehands waarde ongeveer € 30.000), heeft voorhanden gehad,
terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf;’
6. De bewezenverklaring van deze feiten steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):

Ten aanzien van [aangever 1]
1. Een proces-verbaal aangifte d.d. 11 oktober 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als de op 11 oktober 2019 afgelegde verklaring van [aangever 1] :
Ik wil aangifte doen van oplichting.
V: Kunt u wat vertellen over u vermogen?
A: Ik had op de bank ABN € 260.000 eigen gespaard vermogen. Altijd gespaard en geen gekke dingen gedaan alleen om de 2 jaar een nieuwe auto. Ik geef geen geld uit aan mij zelf. Ik loop niet met de laatste mode mee en technisch ben ik ook niet. Bij de ING had ik een vermogen staan waarvan ik niet meer weet de hoeveelheid. Dit is overgegaan naar de Rabobank. Het geërfde huis van mijn ouders is hypotheek vrij. Ik heb geen schulden.
V: Weet u, hoeveel geld u in het begin van het jaar, in uw bezit had?
A: ongeveer € 400.000.
V: Heeft u naast uw eigen vermogen, nog de beschikking over andermans vermogen?
A: Nee, ik heb wel het beheer/gemachtigd van de rekening van mijn ouders. Dat is ongeveer € 800.00. Ik ben de enige beheerder. Ik kan nu al bij dit bedrag. Ik heb hier nog niets mee gedaan. Dit staat op de ABN bank. Hier heb ik alleen een pasje van en niemand anders.
V: Wanneer heeft u zich aangemeld op de datingsite?
A: Ik heb op verschillende datingsites gezeten. In april 2019 heb ik mij aangemeld bij [internetsite] . Dit heb ik gedaan via google.
V: Welke datingsite was dit?
A: [internetsite]
V: Waarom ben u zich gaan aanmelden op een datingsite?
A: Ik wilde graag weer iemand leren kennen, omdat ik alleen was. Ik was op zoek naar een partner. Ik kreeg geen berichten van vrouwen maar ik stuurde zelf berichten naar vrouwen toe. Ongeveer 3 of 4 keer per week. Ik kreeg daar 80% wel antwoord op.
V: Met wie heeft u allemaal contact gehad.
A: Met [alias 1 verdachte] . Ik weet alleen haar voornaam en ik weet dat zij ook zo heette op deze site. Wij hebben eerst contact gehad via de mail, via de dating site.
V: Was [alias 1 verdachte] de enige waar u contact mee had?
A: Ja
V: Wie heeft de eerste stap genomen, met betrekking tot het contact?
A: Ik geloof [alias 1 verdachte] en dan heb je later door dat ze op geld uit is.
V: Wat stond er allemaal op de profiel van [alias 1 verdachte] ?
A: Heel summier, ze zocht een partner en verder eigenlijk niets.
V: Wat heeft [alias 1 verdachte] allemaal over zichzelf verteld aan u?
A: Ik heb haar wel mijn eigen naam verteld en [alias 1 verdachte] gaf aan dat zij echt [alias 1 verdachte] heette.
V: Nadat u, via de datingsite contact gehad heeft, hoe bent u toen verder gegaan?
A: Ik heb een telefoonnummer van haar gehad. [alias 1 verdachte] gebruikte twee nummers. Zij gebruikte het telefoonnummer: [telefoonnummer] en [telefoonnummer] . Wij hebben gebeld en geappt met elkaar.
V: Gebruikte zij de nummers tegelijk?
A: Ja eigenlijk wel. 1 nummer om te appen en de ander om af te spreken. Daar kwam ik later achter.
V: Wanneer heeft u voor het eerst met haar geappt?
A: Ik denk eind april maar dat weet ik niet meer precies.
V: Wanneer is het laatst dat u met haar contact gehad heeft?
A: Gistermiddag, 10 oktober 2019
V: Welke persoonlijke gegevens heeft zij met u gedeeld?
A: Ze wist dat ik in bezit was van een auto en een huis, maar ze heeft nooit gevraagd naar de waarde ervan. Ze heeft wel eens gevraagd naar mijn totale vermogen. Daar heb ik geen antwoord opgegeven dat vond ik niet nodig. Ik dacht wat ben jij nieuwsgierig.
Ik dacht dat gaat je niets aan, dat vertel ik later wel maar dat is er niet van gekomen. Ze heeft weleens naar de erfenis gevraagd. Ongeveer halverwege onze relatie. Daar heb ik wel antwoord opgegeven. Ik heb haar alleen verteld dat ik een huis heb geërfd niets verteld over de bankrekening van mijn ouders. Ik heb haar niet gevraagd waarom ze dat wilde weten.
V: Wanneer heeft [alias 1 verdachte] voor het eerst met u gebeld?
A: Dat was begin mei 2019, dat weet ik niet meer precies.
V: Hoe vaak belde [alias 1 verdachte] ?
A: Ik heb ongeveer 2 keer met haar gebeld voor een afspraak en verder alleen via de app.
V: Wanneer was het voor het eerst, dat er gesproken werd over geld?
A: Dat was al vrij vlot. Dat was al bij het eerste contact. Zij zei gelijk dat ze schulden had en vroeg gelijk "kan je mij helpen?” Dat was in de eerste contact via de app.
V: Hoe is dat gegaan?
A: Zij heeft er uit zichzelf om gevraagd, uit het niets. Ze heeft uit zichzelf gezegd dat ze geld nodig had en ik heb niets aangeboden.
V: Vroeg zij of zij geld mocht of deelde zij mee dat zij geld wilde hebben?
A: Zij deelde mee dat ze geld wilde hebben om uit de schulden te komen.
V: Verzon zij zelf het bedrag wat ze wilde hebben.
A: Ja zij deelde mee welk bedrag zij wilde hebben. Ik vond het raar en elke keer kwam er weer wat om uit de schulden te komen. Ik vond het raar dat het steeds weer meer geld nodig was. Ik heb regelmatig gevraagd waar die schulden waren maar ik kreeg een ontwijkend antwoord. Wel over een auto waar bekeuringen voor waren en een ex die had veel geld opgenomen waardoor zij in de schulden zat.
V: Heeft zij u verteld hoeveel deze schulden waren?
A: Ze kwam elke keer met een nieuwe smoes en een nieuw bedrag. Het hoogste bedrag wat ze vroeg is € 64.000,-. En dat ze dat bedrag naar het CJIB moest brengen.
V: Wat vond u ervan dat zij schulden had?
A: Ik vond dat raar. In eerste instantie ging het over de € 5.000,-. Maar later werd het steeds meer. Ik vond het raar dat ze zoveel schulden had opgebouwd.
V: Heb jij van [alias 1 verdachte] bewijzen gezien, dat zij schulden had?
A: Ik heb dat wel een paar keer gevraagd maar zij gaf aan dat ze dat niet had. Zij had regelmatig contact met [medeverdachte 1] (budgetcoach). Hij gaf haar aan hoeveel geld zij aan meneer moest vragen. (Opm. Hof: op grond van dit deel van de verklaring van aangever is het hof van oordeel dat verdachte hem heeft doen geloven dat zij onder bewind stond). Ik heb [medeverdachte 1] 2 keer telefonisch gesproken 1 keer op het [telefoonnummer] en 1 keer op een geblokkeerd nummer.
[alias 1 verdachte] had veel telefonisch contact met [medeverdachte 1] als we samen waren. [medeverdachte 1] belde dan wanneer het geld kwam.
V: Waarom geloofde u [alias 1 verdachte] ?
A: Omdat ik bang was haar kwijt te raken, ik vond het zielig voor haar. Ik geloofde haar verhaal oprecht in het begin, later niet meer. Tot het moment dat mijn rekening van de bank geblokkeerd werd in juni 2019. Ik vond het toen vreemd omdat ik zelf in de problemen kwam. Na juni heb ik toch nog geld aan haar gegeven omdat ik toch graag een partner wilde hebben. [alias 1 verdachte] gedroeg zich wel wat afstandelijk. Genegenheid was beperkt. Ze zei wel dat ze graag bij mij wilde zijn. Ze had het over een leven samen opbouwen. Ik was niet voor 100% verliefd.
V: Wanneer was het voor het eerst, u geld aan [alias 1 verdachte] heeft overgemaakt?
A: Begin mei 2019, € 5000,-. En ik dacht: dat is het. Maar 2 weken erna kwam het volgende bedrag. Ik heb wel gevraagd waarom? Zij gaf aan dat ze veel schulden had vanwege haar ex.
V: Gister bij de bank, hebben wij gezien dat u de eerste bedragen aan [alias 1 verdachte] had overgemaakt. Weet u nog naar welke rekeningnummer dit was?
A: Ze zei dat ze zelf geen rekeningnummer had omdat ze bij een ander in woonde en helemaal niets bezat heeft ze het bankrekeningnummer van haar vriendin gegeven. Haar naam is [alias 2 medeverdachte 2] . Een rekening bij de Rabobank.
V: Hoe bent u aan deze gegevens gekomen van [alias 2 medeverdachte 2] ?
A: [alias 1 verdachte] heeft deze gegevens tijdens onze ontmoeting bij Mac Donalds gegeven. Op een papiertje.
V: Heeft u gezien dat, nadat u het geld gegeven had, dat zij een deel van haar schuld had betaald? A: Nee, ik maakte het geld over naar [alias 2 medeverdachte 2] . [alias 1 verdachte] heeft met de pas van [alias 2 medeverdachte 2] het geld opgenomen, gepind. Ik heb ongeveer 5 keer geld overgemaakt naar [alias 2 medeverdachte 2] maar dat weet ik niet precies meer, dat kan je op mijn afschriften zien. Het overmaken van geld is gestopt vanwege dat beide bankrekeningen geblokkeerd werden.
V: Hoe snel gebeurde het, voordat [alias 1 verdachte] weer om geld vroeg?
A: Na 2 weken.
V: Hoe ging het verloop van het geld vragen?
A: Met kortere tussenpozen werd er om geld gevraagd en de bedragen werden hoger.
V: Als u niet reageerde, hoe reageerde [alias 1 verdachte] hier dan op?
A: Als ik niet wilde betalen zei zij: maar jij wil mij toch uit de schulden helpen.
Ze ging dan meer pushen door te zeggen jij wilt toch ook samenwonen en een mooi leven hebben. Ze ging ook dan meer appen. Ze werd niet boos maar ze ging wel meer lief doen, zei dan vaker "schatje" en in de app gaf ze dan een hartje of een kusje. Ze had het wel vaak over trouwen maar dat stond mij tegen. Trouwen was voor mij in het algemeen geen optie. Ik heb dat niet zo duidelijk tegen [alias 1 verdachte] gezegd.
V: Bij welke banken bent u aangesloten of aangesloten geweest?
A: ABN, ING en de Rabobank.
V: Wat voor soort rekeningen zijn dat?
A: Ik heb nog een spaarrekening bij de Rabobank, dat is: [rekeningnummer] . Ik heb ook nog twee rekeningen bij de ABN AMRO. Van mijn spaarrekening heb ik geen nummer.
Het nummer van mijn betaalrekening is: [rekeningnummer] .
V: Met welke rekening heeft u het geld overgemaakt?
A: Rabobank [rekeningnummer] de eerste keren.
V: Dus als ik het goed begrijp, bent u eerst met uw Rabobank rekening begonnen?
A: Ja en later met de ABN betaalrekening
V: Hoelang heeft u dit gedaan?
A: Tot juni 2019. Toen werd deze rekening geblokkeerd. Vervolgens betalingen via de ABN.
V: Klopt het, dat deze rekening in juni, al eens stil is gelegd?
A: Ja
V: Waarom was dit?
A: Omdat er grote bedragen werden afgeschreven in een korte tijd
V: Heeft u toen ook een gesprek bij de bank gehad?
A: Ja
V: Wat heeft u de bank toen verteld?
A: Ik heb eerst gezegd ik geld nodig had voor een vriendin die ging verbouwen. De bank wilde een factuur zien van de verbouwing. Dit had ik dus niet. Toen heb ik het verhaal van [alias 1 verdachte] verteld. Dat zij schulden had bij de belastingdienst in Leeuwarden
V: Wist [alias 1 verdachte] toen, dat uw rekening geblokkeerd was?
A: Ja.
V: Wie zijn idee was dit, om dit tegen de bank te zeggen?
A: [alias 1 verdachte] heeft tegen mij gezegd, dat ik het verhaal bij de bank moest vertellen over de verbouwing om maar geld te krijgen. Ik werd licht gedwongen door [alias 1 verdachte] om toch maar aan geld te komen. Daarna heeft zij mij gezegd dat ik maar naar een andere bank moest gaan als je hier geen geld meer krijgt. Zij moest geld hebben om uit de schulden komen. Ik voelde de druk van [alias 1 verdachte] om toch aan geld te komen.
V: Hoe kan het dat deze weer actief is geworden?
A: Een week nadat de rekening geblokkeerd was is de blokkade opgeheven.
V: Heeft u, uw pas en pincode wel eens afgestaan aan [alias 1 verdachte] ?
A: Nee, dat doe ik niet. Ik bewaar deze zelf en geef dat nooit aan iemand af. [alias 1 verdachte] heeft 1 keer gevraagd om mijn pinpas. Dit was al vrij snel ongeveer half mei 2019.
V: Hoe heeft u vervolgens het geld aan [alias 1 verdachte] gegeven?
A: Ik heb toen het geld bij een pinautomaat opgenomen en cash aan [alias 1 verdachte] gegeven.
V: Wie zijn idee was het, om het geld te gaan opnemen?
A: Dat was het idee van [alias 1 verdachte] . Dit om geen papiertjes of ’'sporen” achter te laten.
V: Hoe heeft u zulke grote bedragen kunnen pinnen?
A: Ik heb dat toen aangevraagd, besteld bij de bank. Ik heb eerst op de computer het limiet verhoogd. Dat heb ik gedaan omdat [alias 1 verdachte] mij dat vertelde. Dat wist ik namelijk zelf niet. Daar kwam zij zelf mee, ik had er nog nooit wat van gehoord en heb er ook niet naar gevraagd. Zij heeft mij toen verteld hoe ik me limiet kon verhogen om zo aan geld te komen. Ik heb mijn limiet verhoogd tot 2000 euro. Hoger kan niet.
V: Waar heeft u deze bedragen gepind?
A: Gedeeltelijk in [plaats] en gedeeltelijk in [plaats] .
V: Met wie was u, toen u de bedragen pinde?
A: Ik was altijd alleen toen ik pinde. Ik wilde haar niet de pas of de pincode geven en daarom was ik altijd alleen.
V: Hoe gaf u dat grote bedrag dan aan [alias 1 verdachte] ?
A: [alias 1 verdachte] had een buideltasje die gaf ze aan mij mee en daar moest ik het geld in doen. Zij gaf op zaterdag, dat was de enige dag dat we elkaar zagen, haar buideltasje en de andere week gaf ik het geld. [alias 1 verdachte] gaf ook aan mij aan hoe ik dat geld en het buideltasje moest overgeven. Het geld in het buideltasje, om doen en mijn jas erover heen doen.
V: Waar heb jij dat geld afgeleverd?
A: Alleen maar bij Mac Donald in een winkelcentrum. Ik weet dat het ongeveer 15 minuten rijden was, van de woning van [alias 1 verdachte] . Bij een groot winkelcentrum. Er was een parkeerterrein bij, dit was gratis. De Mac Donald zat in het winkelcentrum. Dit was in [plaats] .
V: Waarom spraken jullie bij de Mac Donald af?
A: [alias 1 verdachte] wilde dit. Dit om zo onopvallend te zijn. We zijn ook wel een keer naar [plaats] . In een pannenkoekenboerderij en een snackbar. Deze plaatsen hebben we samen bedacht.
[alias 1 verdachte] kwam ook met het idee om een horloge te kopen.
V: Wie zijn idee was het?
A: Van [alias 1 verdachte] .
V: Hoe is dat gegaan?
A: Zij vertelde mij dat zij een horloge gezien had en deze wilde. Zij heeft dit horloge besteld bij een winkel in [plaats] . Zij heeft mij verteld dat ik daarheen kon gaan en deze kon betalen.
V: Dus zij heeft op haar eigen verzoek een horloge besteld en u moest hem alleen betalen?
A: Ja.
V: Hoe zag het horloge eruit?
A: Een Rolex met een groene wijzerplaat en aan de buitenkant zaten brilliants. De band was van rose goud. De waarde van de Rolex was € 49.500,- en deze heb ik met de pin betaald. Diezelfde dag heeft [alias 1 verdachte] het horloge gekregen. [alias 1 verdachte] is niet mee naar binnen geweest terwijl ik het horloge kocht. Ik denk dat zij anoniem wilde blijven.
2. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Den Haag van 30 november 2020. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als de op 30 november 2020 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van [aangever 1] :
Zo hebben we een afspraak gemaakt bij [alias 2 medeverdachte 2] thuis. Ze wilde niet naar een hotel, restaurant of waar dan ook afspreken.
U vraagt mij hoe snel dat was nadat ik met haar in contact ben gekomen.
Ik denk dat het eerste contact op woensdag was en ik wilde voor zaterdag afspreken want dan heb ik het meeste tijd.
U vraagt mij of ik toen ook voor zaterdag had afgesproken.
Ja. De afspraak was thuis bij [alias 2 medeverdachte 2] zoals ze zich noemde. [alias 2 medeverdachte 2] bleek namelijk ook anders te heten. De achternaam klopte wel.
U vraagt mij wat ik daarmee bedoel.
Ik heb geld overgemaakt op de rekening van [alias 2 medeverdachte 2] en daardoor wist ik haar achternaam.
U vraagt mij wat haar achternaam was.
[medeverdachte 2] .
U zegt mij dat ik bij de politie heb gezegd dat ik nooit bij haar thuis geweest ben.
Staat dat er in? De eerste afspraak was wel bij haar thuis. Niet bij [alias 1 verdachte] maar bij [alias 2 medeverdachte 2] . Ik wilde liever naar een restaurant, een algemene ruimte.
U vraagt mij hoe die eerste afspraak verliep.
Ik kwam daar binnen, ze stelde zich voor als [alias 1 verdachte] en haar vriendin als [alias 2 medeverdachte 2] . Toen hebben we daar op de bank gezeten en even gepraat. Er kwam heel vlot uit dat ze uit de schulden wilde komen en de vraag of ik haar wilde helpen.
Toen heb ik bedragen overgemaakt via de bank op de rekening van [alias 2 medeverdachte 2] omdat ze haar eigen bankrekeningnummer niet wilde geven. Ik heb het geld dus overgemaakt naar [medeverdachte 2] .
U vraagt mij of ze heeft verteld wat voor schulden dat waren.
Schulden bij de Belastingdienst en van een auto. Zij vertelde dat ze in [plaats] woonde en dat ze nu in [plaats] bij haar vriendin inwoont, nadat ze was gescheiden. Ze woonde dus bij [alias 2 medeverdachte 2] in en vroeg om geld over te maken naar [alias 2 medeverdachte 2] .
U vraagt mij wanneer ik het geld vervolgens heb overgemaakt.
Dat is begin mei geweest.
U vraagt mij of ik dus niet meteen het geld heb overgemaakt. U vraagt mij of ik eerst naar huis ben gegaan en toen het geld heb overgemaakt.
Ik ben naar huis gegaan en toen heb ik de volgende dag de bedragen overgemaakt. Het waren twee bedragen. Ze had mij gezegd dat als ze de schulden niet af zou betalen, de politie dan zou komen om haar te arresteren.
U vraagt mij of ik dus twee keer een bedrag heb overgemaakt en u zegt mij dat u niet goed verstond wat voor bedragen dat waren.
Ja, dat was twee keer 2500 euro. Achter elkaar op dezelfde dag.
U vraagt mij hoe het contact toen verder verliep.
Ik wilde steeds op een zaterdag afspreken, een week later heb ik haar opgehaald en toen zijn we bij de McDonalds gaan zitten en koffie gaan drinken want ik wilde niet meer daar naar binnen.
U vraagt mij of we toen ook gesprekken hebben gehad.
Ja, hoe het ging en zo. Ik heb ook vrij vlot gevraagd hoe die schulden kwamen. Daar kwam uit dat het van een auto kwam en van de belastingdienst.
U vraagt mij of ik vaak met haar afsprak.
Ja, elke zaterdag. Dan gingen we naar McDonalds .
U vraagt mij of ik haar elke keer kwam ophalen.
Ja.
U vraagt mij of ik daar niet meer binnen ben geweest.
Ja, nog 1 keer om te praten. Die vriendin was er toen niet bij, die was boodschappen doen.
U vraagt mij of ik contact had met haar tussen de afspraken door.
Via de app.
U vraagt mij waar dat over ging.
Over van alles maar meestal over geld. Van begin tot aan het eind was het over geld praten.
U vraagt mij of dat voor mij geen aanleiding was om ermee te stoppen, dat het alleen maar over geld ging.
Nee, omdat het over zoveel geld ging geloofde ik haar. Ik geloofde haar dat ze zoveel schulden had. Ik heb later nog gevraagd om bewijzen. Nooit gezien, nooit bewijs gezien dat ze zo in de schulden zat.
U vraagt mij of ik alleen met haar contact over de schulden had.
Nee, ik ben ook nog 2 keer gebeld door haar budgetcoach met het verhaal dat ze zo in de schulden zat. Dat bleek later haar vriend of man te zijn. Hij zei heel dwingend dat ik moest betalen omdat ze anders zou worden opgehaald en vastgezet zou worden door de politie.
U vraagt mij of ik toen geld overmaakte.
Eerst was het via de Rabobank en toen ik geblokkeerd werd, moest ik het contant geven want dan was er geen bewijs waar het naartoe ging.
U vraagt mij wanneer ik ging denken dat het niet klopte.
Er zat een drang achter.
U vraagt mij wat die drang was.
Ja, omdat ze anders gearresteerd zou worden.
U zegt mij dat u in de aangifte heeft gelezen over een horloge en vraagt mij of ik dat kan uitleggen.
Zij kwam op een gegeven moment met een verhaal en doordat mijn bankrekening geblokkeerd werd kwam ze op het idee om een gouden Rolex te kopen met gouden diamantjes aan de buitenrand. Zij heeft gebeld met Schaap en Citroen . Er was een horloge in [plaats] . Daar zijn we met zijn tweeën naartoe gegaan. Daar ben ik alleen naar binnen gegaan, ze zei: ik ga niet mee naar binnen met het oog op de camera's. Ik heb dat horloge gekocht. Ik ben eerst naar een bank daar in de buurt geweest om mijn limiet te verhogen, toen teruggegaan en het horloge gekocht. Toen heb ik dat aan haar gegeven om haar schulden te betalen.
U vraagt mij wanneer ik het horloge precies heb gegeven.
Gelijk. We zijn naar een woonwijk gereden, mij onbekend. Ze wilde daar afgezet worden bij een neef van haar. Ik heb dat horloge aan haar gegeven, en toen moest ik weg want ze wilde niet dat haar neef mij zou zien. Ik heb haar afgezet op de parkeerplaats in [plaats] en toen ben ik weggereden, zij is daar ergens naar binnen gegaan. Met het horloge.
U vraagt mij of ik het horloge niet eerst zelf mee naar huis genomen heb.
Nee.
U vraagt mij wat de bedoeling was met het horloge.
Dan kon ze naar een pandjeshuis om daar contant geld voor te krijgen zodat ze haar schulden kon betalen.
U vraagt mij of daar later nog contact over is geweest.
Ja.
U vraagt mij of wij elkaar nog hebben gezien na dat horloge.
Ja nog een paar keer, totdat mijn rekening voor de tweede keer geblokkeerd werd.
U vraagt mij wat er toen gebeurde.
Ik werd opnieuw geblokkeerd door de bank, ik moest daar naartoe komen en aangifte doen bij de politie, anders zou mijn bankrekening geblokkeerd blijven. Daarom heb ik aangifte gedaan.
U vraagt mij of ik dat zelf ook wilde.
Ja, de tweede keer wel. Ik kon ook niet anders. Je kunt niet leven zonder geld. Toen is alles gaan rollen voor de arrestatie.
U vraagt mij wanneer ik dacht dat het niet klopte.
Dat kwam door de bank.
U vraagt mij of ik haar toen nog steeds geloofde.
Net voor de arrestatie kwam het besef dat het echt niet klopte.
U vraagt mij waarom trouwen mij tegenstond.
Op deze leeftijd wilde ik het afhouden met het oog op: wat gebeurt er in de toekomst, dat ze je helemaal leegplukken. Mijn ouders zeiden jaren geleden al: kijk uit wat je doet. Wees voorzichtig en ga niet meteen de stap nemen.
U vraagt mij hoe [alias 1 verdachte] tegen trouwen aankeek.
Die geloofde het wel. Ze was meer met geld bezig dan wat anders.
U vraagt mij wat ik bedoelde met: die geloofde het wel, u vraagt mij of ze wilde trouwen met mij.
Ja, dat geloof ik wel. Ze gaf een paar maal aan dat ze een toekomst met mij wilde opbouwen. Zij had het al over de toekomst. Ik dacht van: nou ik zie het wel. Ik was wantrouwig om al over trouwen te beginnen of samen te wonen.
U zegt mij dat zij ook heeft verklaard dat zij seks met mij heeft gehad. U vraagt naar mijn reactie.
Dat is totaal niet waar. Vooral omdat we buiten afspraken. Er is geen seks voorgekomen, totaal niet. Daar was ook de gelegenheid niet voor.
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2020 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op woensdag 8 januari 2020 was ik op het adres van de [aangever 1] .
Ik hoorde de [aangever 1] zeggen dat hij van zijn advocaat had gehoord dat er een groot geld bedrag was aangetroffen bij één van de verdachten, ongeveer 7400 euro. Dat dit een groot aantal biljetten van 200 euro waren. Hij gaf aan dat dit geld van hem zou zijn omdat hij de verdachte " [alias 1 verdachte] " een groot geldbedrag had gegeven in coupures van 200 euro biljetten. In eerdere afspraken had hij haar geld gegeven in de vorm van 50 euro biljetten, maar later in briefjes van 200 euro. Dit aangetroffen geld zou dan van hem kunnen zijn.
4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op zaterdag 12 oktober 2019 was ik in de woning van de [aangever 1] aan de [a-straat 1] te [plaats] .
Ik toonde de aangever een foto van een vrouw en stelde hem de vraag of hij de vrouw op de foto herkent en zo ja, wie is deze vrouw?
Ik hoorde de aangever [aangever 1] het volgende verklaren:
"Ja, dat is [alias 2 medeverdachte 2] . Ik ken deze vrouw als [alias 2 medeverdachte 2] .
Vervolgens toonde ik een foto van een afschrift van de datingsite voor de actieve 50 plusser. Ik stelde hem de vraag of hij het account op de foto herkent en zo ja, van wie is dit account?
Ik hoorde de [aangever 1] het volgende verklaren:
”Ja, dit is het account van [alias 1 verdachte] .
5. Bijlage bij het onder 4 vermelde proces-verbaal van bevindingen. Dit houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
[alias 1 verdachte]
(afbeelding)
Hallo ik Ben [alias 1 verdachte] ik zoek een lieve romantische man om samen leuke dingen mee te doen en wie weet meer groetjess
[alias 1 verdachte]is 53 jaar en woont in de regio [plaats] . Ze is
Klein. Haar (voormalige) beroepsgroep is
Geen werken haar opleidingsniveau is
Mbo.
Haar lichaamsbouw is
Normaal.
De kleur van haar ogen is
Groen.
Ze heeft
Zwart haar.
Ze rookt
niet, en drinkt Soms.
Ze hangt geen geloof aan.
Terug naar zoekresultaat
Hallo ik Ben [alias 1 verdachte] ik zoek een lieve romantische man om samen leuke dingen mee te doen en wie weet meer groetjess
[alias 1 verdachte] zoekt iemand om
Een relatie mee op te bouwen
6. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op dinsdag 5 november 2019 was ik in het politiebureau aan [b-straat 1] te [plaats] .
Aldaar zag ik, dat ik de vordering 126 ND op de lopende en spaarrekeningen van de [aangever 1] , binnen had.
Ik heb hierbij het volgende bevonden:
Ik zag dat de aangever, over de volgende rekeningen, de beschikking had.
- Spaarrekening: [rekeningnummer]
- Spaarrekening: [rekeningnummer]
- Lopende rekening: [rekeningnummer]
Bijzonderheden op rekeningnummer: [rekeningnummer]
- 21-05-2019 worden er 4 transacties gedaan, met een totale waarde van 16.800,00 euro, van zijn spaarrekening, naar zijn lopende rekening.
- 24-05-2019 worden er 2 transacties gedaan, met een totale waarde van 41.000,00 euro, van zijn spaarrekening, naar zijn lopende rekening.
- 28-05-2019 wordt er 13.000,00 euro van zijn lopende rekening, overgemaakt naar zijn spaarrekening.
Bijzonderheden op rekeningnummer: [rekeningnummer]
- 18-05-2019 wordt er van zijn spaarrekening 5.000,00 euro overgemaakt naar zijn lopende rekening.
- 18-05-2019 wordt er twee maal geld overgemaakt naar een rekening, op naam van [medeverdachte 2] [rekeningnummer] .
Deze transacties hebben een totale waarde van 5.000,00 euro
- 19-05-2019 wordt er van zijn spaarrekening 4.000,00 euro overgemaakt naar zijn lopende rekening.
- 19-05-2019 wordt er geld overgemaakt naar een rekening, op naam van [medeverdachte 2] [rekeningnummer] .
Deze transactie hebben een totale waarde van 4.000,00 euro
- 19-05-2019 wordt er van zijn spaarrekening 7.500,00 euro overgemaakt naar zijn lopende rekening.
- 19-05-2019 wordt er twee maal geld overgemaakt naar een rekening, op naam van [medeverdachte 2] [rekeningnummer] .
Deze transacties hebben een totale waarde van 7.500,00 Euro.
- 23-05-2019 wordt er van zijn spaarrekening 21.000,00 euro overgemaakt naar zijn lopende rekening.
- 23-05-2019 wordt er vier maal geld overgemaakt naar een rekening, op naam van [medeverdachte 2] [rekeningnummer] .
Deze transacties hebben een totale waarde van 21.000,00 Euro.
In totaal is er 37.500,00 euro overgemaakt naar de rekening op naam van [medeverdachte 2] .
- 24-05-2019 wordt er van zijn spaarrekening 20.000,00 euro overgemaakt naar zijn lopende rekening.
- Hiervan wordt op 24, 25 en 27 mei 2019, 6.250,00 euro opgenomen bij een Rabobank in de Bollenstreek en 800,00 euro bij een Rabobank in Utrecht .
- Vervolgens wordt er 13.000,00 euro, teruggestort op zijn spaarrekening.
- 01-10-2019 wordt er bij " Schaap en Citroen " 49.500,00 euro gepind.
7. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op dinsdag 22 oktober 2019 was ik in het politiebureau aan [b-straat 1] te [plaats] .
Aldaar zag ik dat ik de vordering van de ABN AMRO bank terug had.
Ik zag dat dit ging om de privérekening en de spaarrekening van de aangever.
Ik heb hierbij het volgende bevonden:
Rekeningen:
Betaalrekening: [rekeningnummer]
Spaarrekening : [rekeningnummer]
Tenaamgestelde: De [aangever 1]
Bijzonderheden rekeningnummer: [rekeningnummer]
- 01-08-2019 om 12.02 uur, 35.000,00 euro opgenomen bij de ABN in Lisse , Blokhuis 48 .
- 13-08-2019 om 10.33 uur, 60.000,00 euro opgenomen bij de ABN in Lisse , Blokhuis 48 .
- 22-08-2019 om 10.55 uur, 64.000,00 euro opgenomen bij de ABN in Lisse , Blokhuis 48 .
- 13-09-2019 om 11.01 uur, 66.000,00 euro opgenomen bij de ABN in Lisse , Blokhuis 48 .
- 20-09-2019 om 10.48 uur, 56.000,00 euro opgenomen bij de ABN in Lisse , Blokhuis 48 .
- In totaal is er van deze rekening 281.000,00 euro opgenomen bij de ABN.
8. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 oktober 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op dinsdag 15 oktober 2019 was ik in het politiebureau aan [b-straat 1] te [plaats] .
Aldaar zag ik, dat ik een mail ontvangen had van [medewerker winkel 1] .
Ik zag dat [medewerker winkel 1] mij de aankoop gegevens had gestuurd, van de aangekochte Rolex in Den Bosch , bij Schaap en Citroen .
Ik heb hierbij het volgende bevonden:
Verkoopnota nummer: [nummer]
Verkoop winkel: Schaap en Citroen
Verkoop adres: Kerkstraat 2
Verkoop postcode: 5211 KG te Den Bosch
Verkoop datum: 01-10-2019
Verkoop tijd: 14.16 uur
Koper: [aangever 1]
Product: Rolex Oyster Perpetual Classic Day-Date 40 horloge. Roodgoud 18K 170.45 gram, diversen Top Wesselton
Model: [nummer]
Persoonlijk nummer: [nummer]
Waarde: 49.500,00 euro
Verkoopnummer: [nummer]
9. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op zaterdag 12 oktober 2019 was ik in het politiebureau aan de Langegracht 11 te Leiden .
Aldaar zag ik dat ik gebeld was door de winkel Schaap en Citroen .
Dit is de winkel, waar de aangever de Rolex gekocht had.
Ik heb de winkel terug gebeld en sprak daar met [medewerker winkel 2] .
Ik hoorde dat [medewerker winkel 2] mij het volgende vertelde:
- Dat hij die dag aan het werk was.
- Dat zij die dag de [aangever 1] gebeld hadden, dat de horloge binnen was.
- Dat de bestelling niet door de man gedaan was, die zij gebeld hadden, maar door een vrouw.
- Dat zijn vrouwelijke collega, met meneer naar beneden is gegaan, om de horloge te bekijken.
- Dat dit heel snel ging en dat meneer snel aangaf de horloge te willen hebben.
- Dat zij dit raar vonden, omdat meneer allemaal vragen stelde over de horloge en zich niet verdiept had.
- Dat hij toen wilde pinnen, maar dat dat niet lukte.
- Dat [medewerker winkel 2] met meneer naar de Rabobank gelopen is, op de Kerkstraat .
- Dat hij daar meneer had achtergelaten, zodat hij zijn limiet kon verhogen.
- Dat hij later terug kwam en dat het pinnen wel lukte.
- Dat meneer tijdens het pinnen door een vrouw werd gebeld.
- Dat zij hoorden, dat er gezegd werd dat hij moest opschieten.
- Dat meneer op 1 oktober 2019 in het begin van de middag, in de winkel is geweest.
- Dat zij geen vrouw bij hem gezien hebben.
10. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari| 2020 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op woensdag 27 november 2019 was ik in het politiebureau aan de Duinwetering 101 te Noordwijk .
Aldaar was ik belast met het uitlezen van de telefoon van [verdachte] .
Ik heb daar het volgende bevonden:

Weblogs

Ik heb de weblogs van de telefoon bekeken. Ik zag dat er ingelogd kon worden, via Safari en KnowledgeC.
Omdat dit heel wat loggegevens zijn, noem ik alleen de bijzonderheden.
Ik heb het volgende bevonden en gezien waarop er gezocht en ingelogd was:
- Er is gezocht naar diverse Rolexen en op 23 september 2019 is gezocht op "Rolex oyster perpetual".
- De site van Schaap en Citroen is bezocht.
- Bijzonder is, dat ik in het gesprek van [verdachte] en [aangever 1] , de volgende tekst zie: "Heb liever dit horloge en dan inleveren en dan cash”.
(afbeeldingen)
Bijzonder is dat [verdachte] bij het inloggen van één van haar accounts, onbekend welke, een telefoonnummer moest invoeren. Dit is voor de beveiliging. Zij voert dan het nummer in, welke zij ook bij [aangever 1] gebruikt had, namelijk [telefoonnummer] .

Actief 50

Uit de telefoon van [verdachte] blijkt, dat ze nog steeds inlogt en gebruik maakt van de [internetsite] .

Foto's van de dating accounts

- Ik zag dat de foto van het account van [alias 1 verdachte] , in de telefoon van [verdachte] stond.
- Ik zag dat de foto van het account van [alias 2 verdachte ] , in de telefoon van [verdachte] stond.
11. Een bijlage bij het onder 10 genoemde proces-verbaal van bevindingen, (…):
(afbeelding)
12. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 oktober 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal (met bijlagen) houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op vrijdag 11 oktober 2019 was ik in het politiebureau aan de Duinwetering 101 te Noordwijk .
Na het opnemen van de aangifte, mocht ik het Whatssapp gesprek van de aangever met [alias 1 verdachte] lezen.
Ik heb hierbij het volgende bevonden:
Foto 14 tot 41
- Dit zijn foto's waarbij je kan zien, dat er over geld gesproken wordt. In het bijzonder zie je dat [medeverdachte 1] hier weer bij betrokken is als "budgetcoach". Je ziet in de gesprekken dat ze geld wilt en anders door de politie kan worden vastgehouden. Dat er elke keer weer verhogingen zijn. Dat ze aangeeft, dat als ze haar uitkering weer zelf mag ontvangen ze eindelijk wat samen kunnen doen. Dat regelingen niet werken en worden afgekaatst. Dat het voor de belastingdienst is.
- Je ziet dat de verdachte uitlegt hoe je geld moet opnemen bij een casino
- Je ziet dat de verdachte foto's stuurt van horloge’s, die ze mooi vind. Later zie je een bericht dat de verdachte verteld te hebben gebeld met de winkel en dat de Rolex klaar ligt. Dit was op 1 oktober 2019. Dat ze deze horloge ook weer ingeleverd heeft en er minder geld voor gekregen heeft als dat er betaald is. Dat zij hem bij een pandjeshuis heeft ingeleverd op dezelfde dag, als dat het horloge gekocht is. Dat de aankoop van de horloge een raar idee was, waar hij in mee is gegaan.
- In 1 app berichtje staat "Wil je mij nog helpen met de koffie, schat".
Omdat ik deze tekst bijzonder vond, in tegenstelling tot de rest wat er tussen de verdachte en aangever geappt werd, heb ik dit aan de aangever gevraagd. Ik hoorde dat de aangever mij vertelde, dat het woord "koffie" een codenaam is voor het geld. Dat [alias 1 verdachte] dit verzonnen had. Dat zij niet vertelde waarom ze geld een codenaam ging geven.
In een appje zie je dat de aangever zegt "Ik heb het geld doorgesluisd". Ik heb hem gevraagd wat hij hiermee bedoelde. Ik hoorde dat hij zei, dat hij hiermee bedoelde, dat hij het geld van de Rabobank rekening naar de ABN rekening had overgemaakt. Dat dat was omdat de Rabobank de bestellingen van het geld afwees. Hij kon daar geen geld meer halen.
(foto’s)
13. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 2 maart 2021 verklaard -zakelijk weergegeven-:
U houdt mij enkele berichten voor die zijn verstuurd tussen [alias 1 verdachte] en [aangever 1] (...).
Ik ben [alias 1 verdachte] .
14. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 november 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als de op 12 november 2019 afgelegde verklaring van [medeverdachte 2] :
V: Kan het kloppen dat u het [rekeningnummer] gebruikt heeft in de maanden januari tot september?
A: Ja.
V: Wie maakten er gebruik van deze rekening?
A: Niemand, hij was van mij.
V: Wie stortte er allemaal geld op uw rekening?
A: de ene persoon. [aangever 1] (het hof begrijpt: [aangever 1] ), heeft mij benaderd. Hij kwam naar mij toe en wilde geld storten op mijn rekening.
V: Waar kent [aangever 1] die vrouw waar hij samen mee gearresteerd is dan?
A: Hij heeft haar in [plaats] leren kennen.
V: Wat is deze vrouw van u?
A: Dat is mijn schoondochter.
V: [aangever 1] heeft uw schoondochter leren kennen in [plaats] , waarom zou hij dan geld op uw rekening willen storten?
A: [aangever 1] heeft geld op mijn rekening gestort en ik moest het dan gaan pinnen.
V: Op 30 april 2019 is hiervan, door u en een jongeman, 9.990,00 euro opgehaald. Waar had u dat voor nodig?
A: Dat is allemaal van die ene [aangever 1] , ik bedoel dan het geld.
V: Met wie heeft [aangever 1] nog meer contact gehad uit uw familie?
A: Ik heb die [aangever 1] ontmoet toen hij mijn schoondochter kwam op halen. Ik heb hem nooit gesproken.
V: uw schoondochter is getrouwd met uw zoon, waarom zou zij omgaan met [aangever 1] . Wat was daar de reden van?
A: Zo is mijn schoondochter nu eenmaal als zij ruzie krijgt met haar man, dan gaat mijn schoondochter vreemd.
(…)
Overige bewijsmiddelen
30. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 november 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal (met bijlagen) houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op woensdag 6 november 2019 was ik in het politiebureau aan de Duinwetering 101 te Noordwijk .
Aldaar zag ik, dat ik de snapshots van de bank gekregen had. Ik heb hierbij het volgende bevonden:
Op 25-04-2019 tussen 10:12 uur en 10:14 uur, wordt er 5.000,- euro opgenomen.
Op de beelden is een vrouw te zien.
Ik heb deze foto bekeken. Ik herken de vrouw, die het geld pint, als de dochter van [medeverdachte 2] .
Naam: [betrokkene 1]
Geboren op: [geboortedatum] 1985 [geboorteplaats]
Op 26-04-2019 om 8:57 uur, 9:14 uur en 9:40 uur, worden er drie opnames gedaan.
Op 30-04-2019 om 10.08 uur, wordt er 1 keer geld opgenomen.
Op de beelden is een man te zien.
Ik heb deze foto’s bekeken. Ik herken deze man, die het geld pint, als de zoon van [medeverdachte 2] .
Naam: [betrokkene 2]
Geboren op: [geboortedatum] 1983 [geboorteplaats]
Op 18-05-2019 tussen 18:04 uur en 18:08 uur, wordt er 4.980,- euro opgenomen.
Deze pin opname, komt overeen met de bankrekening gegevens van [medeverdachte 2] . Ik zie dat er gepind wordt door een vrouw. Ik heb de foto gezien. Ik herken deze vrouw, die het geld pint, als de vriendin van [betrokkene 2] .
Naam: [verdachte]
Geboren op: [geboortedatum] 1988
Op 19-05-2019 om 14:19 uur, wordt er 4.000,- euro opgenomen.
Deze pin opname, komt overeen met de bankrekening gegevens van [medeverdachte 2] . Ik zie dat dit opgenomen wordt door een man. Ik herken deze man als [betrokkene 2] .
Op 19-05-2019 om 19:22 uur, wordt er 1.000,- euro opgenomen.
Deze pin opname, komt overeen met de bankrekening gegevens van [medeverdachte 2] . Ik zie dat dit door een man gedaan wordt. Ik heb de foto gezien. Ik herken deze man, die het geld pint, als de zoon van [medeverdachte 2] .
Naam: [betrokkene 3]
Geboren op: [geboortedatum] 1989
Op 20-05-2019 tussen 9:25 uur en 9:27 uur, wordt er 5.000,- euro opgenomen.
Op 21-05-2019 om 9:36 uur, wordt er 3.500,- euro opgenomen. Deze pin opname, komt overeen met de bankrekening gegevens van [medeverdachte 2] .
Ik herken deze man als [betrokkene 2] .
Op 23-05-2019 om 10:54 uur, wordt er 1.000,- euro opgenomen.
Op 23-05-2019 om 20:37 uur, wordt er 4.000,- euro opgenomen.
Deze pin opnames, komt overeen met de bankrekening gegevens van [medeverdachte 2] .
Ik herken de vrouw, van de eerste pin opname, als [verdachte] .
Ik herken de man, van de tweede pin opname, als [betrokkene 2] .
Op 24-05-2019 tussen 9:07 uur en 9:09 uur, wordt er 5.000,- euro opgenomen.
Deze pin opname, komt overeen met de bankrekening gegevens van [medeverdachte 2] .
Ik zie dat er geld op genomen wordt, door een man en een vrouw.
Ik herken deze man en vrouw, die het geld opnemen, als [betrokkene 2] en zijn vriendin [verdachte] .
Op 25-05-2019 om 11:02 uur, wordt er 400,- euro opgenomen.
Op 25-05-2019 tussen 11:06 uur en 11:08 uur, wordt er 4.600,- euro opgenomen.
Deze pin opname, komt overeen met de bankrekening gegevens van [medeverdachte 2] . Ik herken deze man als [betrokkene 2] .
Op 30-04-2019 wordt er geld besteld.
Op de beelden is een man en een oudere vrouw te zien. Ik heb deze beelden gezien en herken daar [medeverdachte 2] op en de zoon van [medeverdachte 2] , [betrokkene 2] .
31. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op dinsdag 5 november 2019, omstreeks 15.00 uur, was ik in het politiebureau aan de Duinwetering 101 te Noordwijk .
Aldaar zag ik, dat ik het fraudedossier, van de aangever bij de Rabobank, terug had.
Ik heb zag hierbij de volgende bestanden:
Gesprek verslag met [medeverdachte 2] . Ik heb hierbij het volgende bevonden:
- Dat zij op 30-04-2019 een geldbestelling van 9.990,00 euro heeft opgehaald. Dat zij toen samen was met een jongeman. Dat dit vermoedelijk haar zoon was.
32. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 november 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als de op 12 november 2019 afgelegde verklaring van [medeverdachte 2] , wonende [c-straat 1] [plaats] .
V: In uw woning zijn papieren aangetroffen, dat u een bankrekening had bij de Rabobank. Wat kan u daar over zeggen?
A: Ja, ik heb een rekening gehad bij de Rabobank.
V: Kan het kloppen dat u het [rekeningnummer] gebruikt heeft in de maanden januari tot september?
A: Ja. ik weet niet waarom de rekening nu niet meer in gebruik is.
V: Wie maakten er gebruik van deze rekening?
A: Niemand, hij was van mij.
33. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 november 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
als de op 10 november 2019 afgelegde verklaring van [medeverdachte 2] :
V: Wat voor uitkering heeft u?
A: Bijstand.
V: Wat is uw inkomen?
A: Ik weet niet hoeveel. Ik ben in de schuldsanering. Ik zit daar vier jaar in.
Ik heb een bewindvoerder.
V: Kunt u goed rond komen in de maand?
A: Ja, ik ben alleen, ik krijg per week 70 euro.
34. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Uit financieel onderzoek door de politie blijkt dat [verdachte] en haar partner in 2015 en 2017 inkomen ontvingen (uitkering UWV) en dat haar bankrekeningen bij ABN AMRO Bank en ING Bank in die jaren een saldo hadden tussen € -67,00 en € 660,00.
35. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Uit financieel onderzoek door de politie blijkt dat [medeverdachte 2] in de jaren 2014-2018 een bijstandsuitkering ontving van circa € 10.000,- per jaar en dat haar bankrekeningen bij ABN AMRO Bank en ING Bank in die jaren een saldo hadden tussen € -125,00 en € 62,-.
36. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 januari 2020 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
als de op 28 januari 2020 afgelegde verklaring van [verdachte] :
Ik krijg ook bijna geen aandacht meer van mijn man en dat is de reden dat ik op internet naar contacten ben gaan zoeken. Ik wilde gewoon aandacht en vriendschap. Zo heb ik [aangever 1] (het hof begrijpt: aangever [aangever 1] ) leren kennen.
Ik heb [aangever 1] verteld over mijn problemen met het feit dat ik schulden heb.
[aangever 1] heeft mij geholpen met mijn schulden. [aangever 1] ging dan naar mijn schoonmoeder toe en die heeft aan haar gevraagd of hij dan het geld op de rekening van mij schoonmoeder mocht storten.
Ik ben vaak met [aangever 1] weggeweest. We gingen naar het pannenkoekhuis en Mac Donalds .
Dat buidel tasje heeft hij zelf gekocht, die heb ik van [aangever 1] als cadeau gehad.
V: Allereerst hebben wij het gehad over de [internetsite] . Nu vraag ik of jij de datingsites [internetsite] , [internetsite] , [internetsite] en [internetsite] kent?
A: Van [internetsite] daar heb ik ook op gezeten en ook op [internetsite] . En op die andere twee heb ik volgens mij niet op gezeten. Misschien wel op [internetsite] .
V: In jou eerste verhoor is gevraagd of de naam [alias 1 verdachte] jou wat zei. Zeggen de namen: [alias 2 verdachte ] , [alias 3 verdachte] en [naam] jou wat?
A: [naam] herken ik niet. Ik was wel [alias 2 verdachte ] en [alias 1 verdachte] . [alias 3 verdachte] is mijn mailnaam.
Volgens mij heb ik die niet gebruikt op de verschillende sites. Ik heb alleen [alias 1 verdachte] en [alias 2 verdachte ] gebruikt.
V: Dit zijn de namen en de dating sites, waarvan gebruik is gemaakt. Hiermee is contact gemaakt met de oudere mannen. Wat kan je hier over verklaren?
A: Ja met de namen [alias 2 verdachte ] en [alias 1 verdachte] . Ik heb contact gehad via de chat en telefonisch.
V: Deze mannen geven ook op, dat er contact is gezocht met het telefoonnummer: [telefoonnummer] .
Uit onderzoek blijkt dit jouw telefoonnummer te zijn. Wat kan je hierop verklaren?
A: Dat is een heel oud nummer van mij en die kan ik via de Whatsapp doen. Ik heb een andere telefoonnummer om te bellen.
V: Zegt de naam [aangever 2] u wat?
A: Nee, voornaam misschien. Is dat zijn voornaam?
V: Deze meneer verklaard, dat hij ook bij de woning aan de [c-straat 1] te [plaats] is geweest. De woning van uw schoonmoeder, wat kan u daar over verklaren?
A: Ja, dat kan. Er zijn meerdere mannen in de woning van mijn schoonmoeder geweest. Ik heb met meerdere mannen contact gehad.
V: Wederom gebruik jij het adres van jouw schoonmoeder. Waarom doe je dat daar?
A: Omdat zij alleen was in huis. Dan had zij ook afleiding om met andere mensen te praten. Haar man is net een jaar geleden overleden.
V: Waarom spreek je daar af terwijl je man ook niets mochten weten wat je met die mannen deed.
V: Hij heeft u en [medeverdachte 2] herkend van de foto.
Hij vertelde dat hij voor 95 proces, [verdachte] herkende als [alias 3 verdachte] en [medeverdachte 2] herkende als de Griekse vrouw. Deze meneer heeft ook geld naar de rekening van [medeverdachte 2] overgemaakt. Wat kan u daar over zeggen?
A: dat kan. Ik kan daar niets zeggen, heel vaak kwamen er daar mannen en ik heb hun mijn levensverhaal wat ook echt waar is. Die mannen wilde mij helpen en zij hebben mij geld gegeven.
V: [medeverdachte 2] heeft 1500 euro ontvangen van meneer [aangever 2] : Wat heeft u daarmee gedaan?
A: Het is op denk ik, aan gewoon levens dingen, eten, spullen. Gewoon aan dat soort dingen.
V: Waar had je dat geld voor nodig
A: ik had het gewoon voor onszelf nodig. De schulden aflossen dat liep al ik had spullen nodig voor onszelf.
V: Dat geld is bij [medeverdachte 2] op haar rekening gestort. Hoe ben jij daarna in het bezit gekomen van dat geld?
A: De kinderen van mijn schoonmoeder hebben het geld voor mijn schoonmoeder haar rekening gepind.
V: Hoe heten haar kinderen?
A: Mijn man heeft gepind, mijn schoonzus [alias 3 verdachte] en mijn zwager heeft geld gepind van de rekening van mijn schoonmoeder.
V: Hoe ging dat precies in zijn werking, pinnen en het geld ontvangen?
A: Die andere mensen die geld voor mijn schoonmoeder weten niet waar het geld vandaan komt. Aan hun wordt alleen gevraagd door mijn schoonmoeder om geld van haar rekening te halen. Het geld komt dan uiteindelijk bij mij terecht.
V: Zegt de naam [aangever 3] u wat?
A: Ja, dat is ook een man waar ik contact mee heb gehad.
V: Deze meneer verklaard, dat hij ook bij de woning aan de [c-straat 1] te [plaats] is geweest. De woning van uw schoonmoeder, wat kan u daar over verklaren?
A: ja dat klopt.
V: [alias 1 medeverdachte 2] gebruikte het telefoonnummer: [telefoonnummer] .
Wij hebben onderzoek gedaan aan de telefoon van jou. Daarin zagen wij een gesprek met dit nummer. Bij dit gesprek stond een foto. Dit was een foto van [medeverdachte 2] . Was [medeverdachte 2] toen de gebruiker van dit nummer en dus [alias 1 medeverdachte 2] ? Wat kan u hier op zeggen?
A: Dat zou kunnen, ik kan die nummers niet allemaal onthouden.
V: [medeverdachte 2] heeft 21.000 euro ontvangen van meneer [aangever 3] . Wat heeft is daarmee gedaan?
A: Ik weet het niet. Normale dingen denk ik.
V: Waar is dat geld nu?
A: Ik weet het niet, is dat van een man? Ik weet het niet. Ik weet echt niet wat de man allemaal heeft gestort. Als het op de rekening is gestort, dan heb ik dat geld wel gekregen.
V: Dat geld is bij [medeverdachte 2] op haar rekening gestort. Hoe ben jij daarna in het bezit gekomen van dat geld?
A: [medeverdachte 2] liet iemand voor haar het geld pinnen en dan kreeg ik het vervolgens in mijn bezit.
V: Wat heb jij met dat geld gedaan?
A: Steeds aan gewone normale dingen in het leven. Ook spullen voor mijn kinderen.
V: [aangever 3] is een foto van u getoond. Hij herkent u als zijnde [alias 3 verdachte] . Wat kan u daar over verklaren?
A: Oke, dat kan.
V: Zegt de naam [aangever 4] u wat?
A: Ja.
V: Deze meneer verklaard, dat hij ook bij de woning aan de [c-straat 1] te [plaats] is geweest. De woning van uw schoonmoeder, wat kan u daar over verklaren?
A: Ja dat klopt.
V: Meneer zou een date hebben met [naam] . Wat kan u daar over zeggen?
A: Als hij dat zegt, dan klopt dat.
V: Deze meneer heeft ook geld naar de rekening van [medeverdachte 2] overgemaakt. Wat kan u daar over zeggen? Hoeveel heeft deze man overgemaakt?
A: Nee dat weet ik niet hoeveel dat precies is geweest.
V: [medeverdachte 2] heeft 1.000 euro ontvangen van [aangever 4] . Wat kan nu daar over verklaren?
A: Dat kan.
V: Op 29 december 2018 heeft u [aangever 4] ontmoet in [plaats] . [naam] is met hem naar de Rabobank gegaan om daar geld te pinnen. Wat kan u daar over vertellen?
A: Ik heb contant geld van hem gehad. Ik dacht dat het om 2000 euro ging.
V: Op 2 januari 2019 is [naam] wederom en nu samen met [medeverdachte 2] en [aangever 4] , naar de pinautomaat gereden om te pinnen. Wat kan u daar over verklaren?
A: Oke, de tweede keer weet ik niet wel van de eerste keer.
V: Ook zie ik dat er gezocht is op Schaap en Citroen . Wat kan u daar over zeggen?
A: Ja, voor [aangever 1] heb ik daar op gezocht. Dat heeft hij het via de telefoon gevraagd en of ik een aantal foto's wilde sturen en dat heb ik toen gedaan. De foto's die ik heb gestuurd naar [aangever 1] zijn foto's van horloge die te koop zijn bij Schaap en Citroen .
37. Een proces-verbaal van binnentreden in woning d.d. 10 november 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op zaterdag 9 november 2019 omstreeks 17:50 uur, trad ik binnen in de woning [e-straat 1] te [plaats] , bewoond door [verdachte] .
In de woning werd inbeslaggenomen :
- 37 briefjes van 200 euro, totaal 7400,- euro
- Horloge, Cartier type Santos 100, [nummer] , band is handgemaakt van Krokodillenleer zwart van kleur.
Het klokje is ingezet met steentjes onbekend de echtheid van de steentjes;
- Horloge Rolex Geneva Swiss made, rose goud van kleur, 750 X8T.
38. Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 10 november 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…), inhoudende -zakelijk weergegeven –:
Inbeslagneming
Plaats : [e-straat 1] [plaats]
Datum en tijd : 9 november 2019 te 19:13 uur
Reden : artikel 326/1.Wetboek van Strafrecht,
artikel 47/1/1 Wetboek van Strafrecht,
(Oplichting in vereniging)
Grondslag : 94 lid 1 Sv - De waarheid aan de dag. brengen
Omstandigheden : Ruimte 7
In de afgesloten meterkast werd een zwart heuptasje aangetroffen. Hierin zat onder andere het horloge met daarbij behorend echtheidscertificaat.
Beslagene
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1988
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
Geslacht : Vrouw
Nationaliteit : Nederlandse
Adres : [e-straat 1]
Postcode plaats : [plaats]
Volgnummer 1
Goednummer: [nummer]
Categorie omschrijving: Horloges/klokken
Object: Horloge
Merk/type: Rolex 116505
Kleur: Goudkleurig
Land: Nederland
Registratienummer: [nummer]
Serienummer: [nummer]
Bijzonderheden: Met echtheidscertificaat
39. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2019 van de politie Eenheid Den Haag (…). Dit proces-verbaal (met bijlagen) houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (…):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op woensdag 23 januari 2020, omstreeks 20.00 uur, was ik in het politiebureau aan de Duinwetering 101 te Noordwijk .
Aldaar heb ik onderzoek gedaan naar de Cartier horloge, welke in de woning aan de [d-straat ] is gevonden.
Deze is aangetroffen in de woning van [verdachte] .
- Op internet zag ik, dat het horloge rond de 7.500 euro, tweedehands zou kunnen kosten. Ik heb gekeken op de site [internetsite] .
Ik heb ook onderzoek gedaan naar de Rolex die in de woning op de [d-straat ] is gevonden.
Deze is ook aangetroffen in de woning van [verdachte] .
- Op internet zag ik, dat het horloge rond de 30.000 euro, tweedehands zou kunnen kosten. Ik heb gekeken op de site [internetsite] .’
7. Het hof heeft inzake de bewezenverklaring van deze beide feiten het volgende overwogen:

Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep -op gronden als vermeld in de pleitnota- op het standpunt gesteld dat de verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van de haar tenlastegelegde feiten.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
- Ter zake van dagvaarding I, feit 1 (oplichting van [aangever 1] ):
Het hof is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtsels waardoor bij [aangever 1] de indruk is gewekt dat de [verdachte] in een penibele situatie verkeerde wegens haar schulden.
Het hof acht ook bewezen dat [aangever 1] door het oplichtingsmiddel "het aannemen van een valse hoedanigheid" is bewogen tot de afgifte van de goederen, te weten: een geldbedrag van ruim € 323.500,- en een Rolex horloge, dat is gekocht voor € 49.500,-.
Ter ondersteuning van het onware verhaal dat [verdachte] in een penibele situatie verkeerde vanwege haar schulden, is een zekere [medeverdachte 1] ingeschakeld die meerdere malen naar [aangever 1] heeft gebeld om te praten over "de schulden" van [verdachte] . Die [medeverdachte 1] heeft daarbij een valse hoedanigheid aangenomen nu hij zich valselijk heeft voorgedaan als de budgetcoach van [verdachte] .
De verdediging heeft betoogd dat de aangevers zelf niet de in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid hebben betracht en dat zij de onjuiste voorstelling van zaken door de verdachte hadden moeten doorzien. Dat geldt naar de mening van de verdediging in hogere mate voor [aangever 1] nu hij ondanks een waarschuwing van zijn bank is doorgegaan met het geven van geld aan de verdachte.
Het hof is van oordeel dat aangevers de van hen in het maatschappelijk verkeer te verwachten omzichtigheid in voldoende mate hebben betracht. De aangevers werden benaderd via een datingsite. Daardoor speelden de verdachten in op de wens van aangevers nieuwe contacten te leggen. In die context is het feit dat aangevers het verhaal van de verdachten serieus namen, begrijpelijk en is hun oplettendheid naar het oordeel van het hof niet beneden het niveau gezakt dat in het maatschappelijk. verkeer minimaal mag worden verwacht.
Dat geldt ook voor [aangever 1] voor de periode nadat zijn bank hem had gewaarschuwd. Het gedrag van de verdachten is na deze waarschuwing voortgegaan, voortbouwend op het eerder opgezette stelsel van verzinsels. Het heeft hem er toe gebracht geld te blijven betalen.
(…)
- Ter zake van dagvaarding I, feit 2 (schuldwitwassen)
Ten aanzien van het in de woning van de verdachte aangetroffen Cartier horloge en het Rolex horloge merkt het hof op dat deze zijn aangetroffen in een heuptasje van de [verdachte] , tezamen met enige sieraden. Dat deze horloges uit enig misdrijf afkomstig zijn, kan bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat deze horloges uit enig misdrijf afkomstig zijn.
In dit kader acht het hof van belang dat de verdachte een laag besteedbaar inkomen heeft en nauwelijks vermogen. De aanzienlijke waarde van de twee horloges in verhouding tot de geringe inkomsten van de verdachte rechtvaardigen naar het oordeel van het hof het vermoeden dat deze horloges, direct of indirect, uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Gelet hierop, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van deze voorwerpen.
De raadsman wijst in dit kader op de omstandigheid dat de verdachte heeft verklaard dat zij een auto-ongeluk heeft gehad en daarom een schadevergoeding van € 25.000,- heeft ontvangen en dat zij gedurende een aantal jaren geld heeft gespaard, namelijk € 2.000,- per kwartaal, van de kinderbijslag.
Gelet op haar beperkte inkomsten, acht het hof het echter hoogst onaannemelijk dat zij gedurende een periode van twee jaren € 2.000,- per kwartaal heeft kunnen sparen van haar legale inkomsten.
Dat de verdachte een schadevergoeding van € 25.000,- heeft ontvangen, blijkt uit de vaststellingsovereenkomst van een auto-ongeluk waarbij zij betrokken is geweest.
De vraag is of de verdachte de horloges zou kunnen hebben aangeschaft met de door haar ontvangen schadevergoeding. Het hof concludeert dat dit niet mogelijk is, omdat de tweedehandswaarde van deze horloges, te weten in totaal € 37,500,- het schadevergoedingsbedrag van € 25.000,- ruim te boven gaat.
Dat de verdachte beide horloges heeft aangeschaft met dit schadevergoedingsbedrag acht het hof dan ook niet aannemelijk geworden.
De verdachte heeft aldus geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor de legale herkomst van deze horloges. Gelet hierop in combinatie met de aanzienlijke waarde van deze voorwerpen in verhouding tot de geringe inkomsten van de verdachte, is het hof van oordeel dat het niet anders kan dan dat deze horloges geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Gelet op de hoge waarde van deze horloges had de verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat deze horloges een illegale herkomst hadden toen zij deze voorhanden kreeg.
Gelet op de bovenstaande feiten en omstandigheden acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het schuldwitwassen van een Cartier horloge en een Rolex horloge.’
8. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 6 september 2023 heeft de raadsman van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitaantekeningen. Deze pleitaantekeningen houden onder meer het volgende in (met weglating van verwijzingen):

Oplichtingen [aangever 1] (feit 1, parketnummer 09-270415-19) en [aangever 4] , [aangever 2] en [aangever 3] (parketnummer 09-102319-20)
"Wie op zoek gaat naar liefde moet zelf drommels goed oppassen"hoorde ik een collega van mij laatst in een andere zaak zeggen. Een zinsnede die ook in deze zaak zeker van toepassing is.
In het vonnis is terecht overwogen dat om tot een bewezenverklaring van oplichting te kunnen komen sprake moet zijn van (een van) de oplichtingsmiddelen als genoemd in art. 326 lid 1 Sr en dat er voorts sprake moet zijn van het middels die oplichtingsmiddelen
"iemand bewegen tot"(er moet sprake zijn van een oorzakelijk verband).
Hierbij moet echter niet uit het oog worden verloren dat met de strafbaarstelling van oplichting niet ieder vermeend slachtoffer ontslagen wordt van de in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid die bij het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven om een eventuele onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen:
(…)
Wat dan opvalt aan de aangifte van [aangever 1] (en ook aan de verklaringen van de overige aangevers [aangever 4] , [aangever 2] en [aangever 3] ) is dat het gelijk – bij de eerste ontmoeting al – over geld gaat (…):
"Bij het eerste contact dat hij met haar had, werd er al gesproken over geld. Zij zei gelijk dat ze schulden had en vroeg aan hem: "Kan je mij helpen"".
Dus niet eerst inpalmen en vertrouwen winnen, geen slinks en gewiekst gedrag, maar gelijk duidelijkheid: Ik heb geld nodig, kan je mij helpen?
Overigens had cliënte wel degelijk schulden, zij stond onder Bewindvoering en had dus ook een bewindvoerder/budgetcoach (…). Dit was niet gelogen.
[aangever 1] wil helpen en verstrekt geld aan cliënte, volgens zijn aangifte doet hij dit lange tijd en veelvuldig. Zelfs nadat de bank ingrijpt – betalingen zijn geblokkeerd en teruggestort, zijn bankrekening wordt nota bene geblokkeerd en er vindt zelfs een gesprek met de bank plaats – gaat [aangever 1] door met het verstrekken van geld aan cliënte. Dan moeten toch alle alarmbellen afgaan? [aangever 1] is duidelijk gewaarschuwd voor een vermeend verdachte gang van zaken, maar gaat toch telkens door met het verstrekken van geld aan cliënte. Volgens [aangever 1] voortaan doelbewust door dit contant op te nemen of te verzilveren middels de aanschaf van waardevolle goederen.
Ter vergelijking:[aangever 2] ruikt onraad en belt het CJIB na de eerste transactie (…), [aangever 1] gaat maar door zelfs nadat hij (meermalen) gewaarschuwd is door de bank.
Tav [aangever 1] kan daarom niet worden vastgesteld dat cliënte hem "heeft bewogen tot" afgifte van de in de tenlastelegging genoemde goederen.
(…)
Conclusie: Betreft de ten laste gelegde oplichtingen van [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] en [aangever 4] wordt verzocht cliënte vrij te spreken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Witwassen (feit 2, parketnummer 09-270415-19):
Gelet op pleidooi tot vrijspraak tav de ten laste gelegde oplichtingen kan niet bewezen worden dat er sprake is van enige witwashandeling mbt aldaar genoemde goederen. Evenmin dat enig goed afkomstig is uit enig misdrijf.
Voor het overige sluit de verdediging aan bij de (deel)vrijspraken die de rechtbank in het vonnis heeft gedaan (…) doch meent de verdediging tav het aangetroffen Cartier horloge (10) en Rolex horloge (11) dat de verklaring die cliënte hiervoor geeft voldoende aannemelijk, concreet en verifieerbaar is: Een schade-uitkering van € 25.000,- (waarvan een vaststellingsovereenkomst is overgelegd) en het sparen van € 16.000,- aan kinderbijslag (totaal dus € 41.000,-) verklaart heel wel de berekende tweedehandswaarde van beide horloges (€ 37.500,-).
Immers blijkt uit een gespreksverslag van het UWV d.d. 18 augustus 2016 dat aan het dossier is toegevoegd dat cliënte hiernaast ook nog andere inkomsten had (ontvangst andere gelden en PGB-uitkeringen), waardoor cliënte kon sparen.
Wat daar verder ook van zei: Een concrete kasopstelling tav cliënte (waarin ook de in het gespreksverslag van het UWV genoemde bedragen zijn meegenomen) ontbreekt, zodat hier (op voorhand) geen andere conclusie aan verbonden kan worden zoals de rechtbank heeft gedaan. Het is aan het OM om te onderzoeken en te bewijzen of de door cliënte afgelegde verklaring al dan niet mogelijk is en dat heeft het OM niet, althans onvoldoende, gedaan.
Conclusie: Vrijspraak tav (gewoonte)witwassen (feit 2 dagvaarding I).
Bespreking van het eerste middel
9. Het eerste middel bevat de klacht dat het oordeel van het hof dat [aangever 1] door een valse hoedanigheid van verdachte dan wel een door verdachte gesponnen samenweefsel van verdichtsels is bewogen tot de bewezenverklaarde afgiften onbegrijpelijk is, omdat uit de voor het bewijs gebruikte verklaringen van de aangever volgt dat hij het 'raar' vond dat er elke keer schulden betaald moesten worden; dat hij aan verdachte regelmatig heeft gevraagd waar die schulden waren maar telkens een 'ontwijkend antwoord' kreeg; dat hij het ook 'raar' vond dat verdachte zoveel schulden had opgebouwd; dat hij haar geloofde totdat zijn rekening in juni werd geblokkeerd, en dat hij gevraagd heeft om bewijzen maar dat hij deze nooit heeft gezien.
10. Uw Raad heeft in één van de overzichtsarresten inzake oplichting van 20 december 2016 onder meer het volgende overwogen (met weglating van voetnoten): [1]
‘2.4. In de voorgaande overwegingen staan de verschillende oplichtingsmiddelen centraal. Opmerking – en in voorkomende gevallen aparte aandacht – verdient nog dat voor oplichting blijkens art. 326, eerste lid, Sr is vereist dat iemand door zo een oplichtingsmiddel wordt "bewogen" tot de in die bepaling bedoelde handelingen. Van het in het bestanddeel "beweegt" tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld als bedoeld in art. 326, eerste lid, Sr.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebezigd, is bewogen tot de in art. 326, eerste lid, Sr bedoelde handeling, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In meer algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Oplichting in de zin van art. 326, eerste lid, Sr is echter niet aan de orde wanneer het slachtoffer – gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder de eigen gedragingen en kennis van zaken – de in een bepaalde gedraging van de verdachte besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien.’
11. Uit deze overweging kan worden afgeleid dat de persoonlijkheid van het slachtoffer mede bepaalt of (van ‘bewegen’ en daarmee) van oplichting sprake is. Ik heb eerder aarzelingen bij die benadering naar voren gebracht. [2] Bemelmans en Hofstee hebben een uitleg van deze in het ‘bewegen’ ingelezen eis voorgesteld waarin deze geen betrekking heeft ‘op de gedragingen van het slachtoffer maar op die van de dader. Het gaat hier om de kwaliteit en overtuigingskracht waarmee de oplichter te werk is gegaan’. [3]
12. In een arrest van 3 september 2024, waar ook door de steller van het middel op wordt gewezen, leidde een ontoereikende bewijsvoering van het ‘bewegen’ tot cassatie. [4] In het bestreden arrest waren (onder meer) drie gevallen van oplichting bewezenverklaard. De verdachte had de aangeefsters telkens bewogen tot afgifte van mobiele telefoons en het aangaan van een schuld, te weten één of meer telefoonabonnementen. A-G Hofstee leidde in de conclusie die aan het arrest voorafging uit de vaststellingen van het hof af dat het samenweefsel van verdichtsels steeds inhield dat de betrokken aangeefster (veel) geld zou kunnen verdienen met het afsluiten van telefoonabonnementen door de verkoop van de verkregen telefoons en dat de verdachte iemand kende die de abonnementen uit het systeem kon verwijderen zodat de aangeefster er geen factuur van zou krijgen (randnummer 18). Dat laatste element was telkens (in andere bewoordingen) bewezenverklaard. A-G Hofstee leidde uit de bewijsoverwegingen af dat alle drie aangeefsters wel door hadden dat er iets niet klopte; uit de bewijsvoering volgt volgens hem niet dat de persoonlijkheid van de vrouwen een rol van betekenis heeft gespeeld (randnummer 21). Hofstee meende dat het oordeel van het hof over het ‘bewegen tot’ onvoldoende was gemotiveerd. Uw Raad was van oordeel dat het middel slaagde en verwees naar de conclusie.
13. Een belangrijk element in deze strafzaak is dat de slachtoffers was voorgespiegeld dat zij (veel) geld zouden kunnen verdienen. Ook in een arrest van 30 juni 2020 waarin Uw Raad tot cassatie kwam, was dat element aanwezig. [5] In die zaak had de aangeefster gereageerd op een advertentie van de verdachte waarin stond dat zij ‘vandaag nog’ duizend euro kon verdienen en was haar door de verdachte voorgehouden dat zijn zwager abonnementen uit het systeem kon halen zodat er niets op haar naam zou blijven staan, waarop de aangeefster vijf telefoonabonnementen had afgesloten, vijf bijbehorende ‘gratis’ telefoons had ontvangen en een Macbook op afbetaling had gekocht.
14. Het element van zelfverrijking ontbrak in een zaak waarin Uw Raad op 3 december 2024 arrest heeft gewezen. [6] Het hof had in die zaak overwogen dat de aangeefster niet tot de afgifte van geldbedragen was bewogen ‘door een algemene belofte dat zij zou worden terugbetaald, maar door concrete en herhaalde leugens die door de verdachte op een zeer indringende manier aan haar werden verteld’. En dat de verdachte er ‘alles aan deed om de bij [slachtoffer] opkomende twijfels weg te nemen.’ Het hof achtte voorts van belang dat de verdachte de aangeefster ‘doelbewust heeft afgesneden van hulp door familie of vrienden, door telkens aan te dringen op geheimhouding van de ‘leningen’.’ Het hof nam wat de persoonlijkheid van de aangeefster betreft in aanmerking dat zij een alleenstaande weduwe op leeftijd was, die de (financiële) zaken tijdens haar huwelijk altijd had overgelaten aan haar echtgenoot. En dat zij ‘is omschreven als een enigszins naïeve vrouw, die graag mensen wilde helpen’. Hiertegen werd in cassatie onder meer aangevoerd dat de aangeefster had aangegeven het op enig moment zelf ook niet meer helemaal te vertrouwen en dat de aangeefster waarschuwingen uit haar omgeving en van de politie had ontvangen. De conclusie hield daaromtrent in dat de omstandigheid dat bij een slachtoffer twijfels hebben bestaan, en dat deze zijn gevoed door contacten met derden, nog niet betekent dat de ‘in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid’ het slachtoffer aanleiding had moeten geven de onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen, zodat haar de bescherming die de strafbaarstelling van oplichting biedt dient te worden ontzegd. [7] Uw Raad deed het middel af met art. 81, eerste lid, RO.
15. Ook in deze zaak ontbreekt het element van zelfverrijking. Verdachte heeft [aangever 1] doen geloven dat zij geld nodig had ter betaling van schulden. De bedragen die [aangever 1] betaalde en de Rolex die hij voor haar kocht, hielden daarmee verband.
16. De bewezenverklaring houdt in dat sprake is van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels. Die valse hoedanigheid is, zo begrijp ik, gelegen in het zich door de verdachte voordoen als iemand die een relatie met [aangever 1] wilde. Het samenweefsel van verdichtsels bestaat, zo volgt uit de bewezenverklaring, (in het bijzonder) uit het contact leggen via een datingsite, het [aangever 1] doen geloven dat de verdachte geld nodig had ter betaling van schulden, waaronder schulden (bij het CJIB) die dreigden te worden verhoogd en waarvoor gijzeling dreigde, het [aangever 1] doen geloven dat de verdachte onder bewind stond en daarom geen eigen rekening had alsmede het [aangever 1] meermalen laten bellen door iemand die zich voordeed als budgetcoach van de verdachte, en het [aangever 1] doen geloven dat zij samen konden zijn op enig moment, althans nadat haar schulden waren afbetaald. Mede in het licht van dit bewezenverklaarde samenweefsel van verdichtsels heeft het hof – meen ik – kunnen oordelen dat [aangever 1] de van hem ‘in het maatschappelijk verkeer te verwachten omzichtigheid in voldoende mate’ heeft betracht. Ik wijs daarbij in het bijzonder op het element van het geen eigen rekening hebben in samenhang met het meermalen bellen door iemand die zich voordeed als budgetcoach. En op de dreiging van gijzeling, die aan voortzetting van het contact (en een relatie) in de weg zou staan.
17. Dat wordt niet anders in het licht van de omstandigheid dat uit de voor het bewijs gebezigde verklaringen van aangever volgt dat hij het ‘raar’ vond dat ‘steeds weer meer geld nodig was’ en ‘dat ze zoveel schulden had opgebouwd’, dat [aangever 1] regelmatig heeft gevraagd ‘waar die schulden waren’ maar dan een ‘ontwijkend antwoord’ kreeg, en dat hij haar gevraagd heeft om ‘bewijzen’ maar ‘nooit bewijs (heeft) gezien dat ze zo in de schulden zat’ (bewijsmiddel 1). De omstandigheid dat bij het slachtoffer twijfels hebben bestaan, betekent nog niet dat de ‘in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid’ het slachtoffer aanleiding had moeten geven de onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen.
18. Een en ander wordt ook niet anders door de omstandigheid dat de rekening van [aangever 1] in juni werd geblokkeerd en hij haar verhaal niet meer ‘oprecht’ geloofde. Het hof heeft, meen ik, kunnen oordelen dat het gedrag van de verdachten ‘na deze waarschuwing (is) voortgegaan, voortbouwend op het eerder opgezette stelsel van verzinsels’ en dat dit (en niet een andere beweegreden) hem ertoe heeft ‘gebracht geld te blijven betalen’. Ik neem daarbij in aanmerking dat uit de verklaring van [aangever 1] kan worden opgemaakt dat deze blokkade kennelijk alleen het gevolg was van het in korte tijd afschrijven van grote bedragen, dat de blokkade na een week werd opgeheven, en dat uit die verklaring niet blijkt dat hem bij die gelegenheid informatie is medegedeeld op grond waarvan hij de onjuistheid van de voorstelling van zaken die de verdachte gaf, had moeten onderkennen.
19. Inzake de persoon van het slachtoffer komt uit de bewezenverklaring en bewijsvoering naar voren dat aangever is benaderd via een datingsite, en dat hij heeft verklaard dat hij ‘graag weer iemand (wilde) leren kennen’ omdat hij alleen was en ‘op zoek (was) naar een partner’; dat hij ‘bang was haar kwijt te raken’ en het ‘zielig voor haar’ vond. De behoefte aan menselijk contact en mededogen zijn geen beweegredenen die eraan in de weg staan de betalingen aan de gebezigde oplichtingsmiddelen toe te rekenen.
20. Al met al meen ik dat ’s hofs oordeel dat [aangever 1] door een valse hoedanigheid en het bewezenverklaarde samenweefsel van verdichtsels is bewogen tot de bewezenverklaarde afgiften niet onbegrijpelijk is in het licht van de voor het bewijs gebezigde verklaringen van de aangever.
21. Het middel faalt.
Bespreking van het tweede middel
22. Het tweede middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring van feit 2 cumulatief (het schuldwitwassen van een Cartier en Rolex horloge) en de verwerping van het verweer inhoudende dat de verdachte geen aannemelijke verklaring voor de legale herkomst van de horloges heeft kunnen geven onjuist althans onvoldoende met redenen omkleed is. In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat het hof heeft miskend dat het aan het openbaar ministerie was om nader onderzoek te doen naar de verklaring van de verdachte voor de herkomst van de horloges. Voorts zou het hof hebben miskend dat het schadevergoedingsbedrag van € 25.000,- wel degelijk voldoende was om de tweedehandswaarde van ofwel het Cartier horloge (€ 7.500,-) ofwel het Rolex horloge (€ 30.000,-) te verklaren. Dit zou temeer klemmen nu de verdediging heeft aangevoerd dat uit het dossier naar voren komt dat de verdachte wel degelijk over andere inkomsten beschikte, er geen kasopstelling is opgemaakt en het openbaar ministerie heeft nagelaten nader onderzoek te doen naar de verklaring van de verdachte.
23. Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’ kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden. Als de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Als de verdachte zo’n verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Als zo’n verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen over het bewijs. [8]
24. Uit de bewijsmiddelen volgt dat beide horloges in beslag zijn genomen in de woning op de [e-straat 1] te [plaats] die door de verdachte werd bewoond (bewijsmiddel 37), dat het Cartier horloge tweedehands rond de € 7.500,- zou kosten en dat het Rolex horloge tweedehands rond de € 30.000,- zou kosten (bewijsmiddel 39). Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat de verdachte en haar partner in 2015 en 2017 een UWV uitkering ontvingen en ‘dat haar bankrekeningen bij ABN AMRO Bank en ING Bank in die jaren een saldo hadden tussen € -67,- en € 660,-‘ (bewijsmiddel 34). De bewijsmiddelen bevatten geen andere vaststellingen met betrekking tot de financiële situatie van de verdachte.
25. Het hof heeft kennelijk gelet op de hiervoor genoemde vaststellingen overwogen dat de verdachte een laag besteedbaar inkomen heeft en nauwelijks vermogen en dat de aanzienlijke waarde van de twee horloges in verhouding tot de geringe inkomsten van de verdachte het vermoeden rechtvaardigt ‘dat deze horloges, direct of indirect, uit enig misdrijf afkomstig zijn’, zodat van de verdachte mag ‘worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van deze voorwerpen’.
26. Het hof overweegt dat de raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard dat zij een auto-ongeluk heeft gehad en daarom een schadevergoeding van € 25.000,- heeft ontvangen en dat zij gedurende een aantal jaren geld heeft gespaard, namelijk € 2.000,- per kwartaal, van de kinderbijslag. Het hof acht het echter ‘hoogst onaannemelijk’ dat de verdachte, gelet op haar beperkte inkomsten, gedurende een periode van twee jaren € 2.000,- per kwartaal heeft kunnen sparen van haar legale inkomsten. Het hof stelt voorts vast dat het niet mogelijk is dat de verdachte de horloges heeft aangeschaft met de door haar ontvangen schadevergoeding, ‘omdat de tweedehandswaarde van deze horloges, te weten in totaal € 37.500,- het schadevergoedingsbedrag van € 25.000,- ruim te boven gaat’. Het hof acht ‘dan ook niet aannemelijk geworden’ dat de verdachte beide horloges heeft aangeschaft met het schadevergoedingsbedrag en concludeert dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven voor de legale herkomst van de horloges.
27. Het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte een in haar woning aangetroffen Cartier horloge met een tweedehands waarde van ongeveer € 7.500,- en een Rolex horloge met een tweedehands waarde van ongeveer € 30.000,- heeft voorhanden gehad ‘terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf’. Deze bewezenverklaring sluit de mogelijkheid in dat de horloges (gedeeltelijk) niet afkomstig waren uit enig misdrijf. Tegen die achtergrond heeft het hof zich – meen ik – kunnen richten op de vraag of een ‘concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring’ voor beide horloges gezamenlijk is gegeven.
28. Het hof heeft geoordeeld dat het hoogst onaannemelijk is dat de verdachte, gelet op haar beperkte inkomsten, gedurende een periode van twee jaren € 2.000,- per kwartaal heeft kunnen sparen van haar legale inkomsten. Dat oordeel is in het licht van de bewijsmiddelen niet onbegrijpelijk. Daaruit komt alleen naar voren dat de verdachte en haar partner in 2015 en 2017 een UWV uitkering hadden en dat haar bankrekeningen in die jaren een saldo hadden tussen – € 67,- en € 660,-. Voor zover is aangevoerd dat verdachte nog andere inkomsten had, geldt dat de raadsman enkel heeft gewezen op een gespreksverslag van het UWV, en deze inkomsten en de hoogte daarvan niet nader heeft onderbouwd. In dat licht doet dit onderdeel van het pleidooi niet af aan de begrijpelijkheid van ’s hofs oordeel dat de verdachte ‘beperkte inkomsten’ had en is ’s hofs kennelijke oordeel dat in zoverre niet sprake is van een (concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke) verklaring waar het openbaar ministerie nader onderzoek naar diende te doen niet onbegrijpelijk. Aan de toereikendheid van de bewijsvoering doet ook niet af dat geen kasopstelling is gemaakt. Ik merk daarbij op dat de raadsman slechts heeft geconstateerd dat een kasopstelling ontbreekt en niet heeft onderbouwd waarom een kasopstelling tot andere uitkomsten zou leiden. Ook voor zover de stellers van het middel hebben willen betogen dat het verschil tussen € 25.000,- en een geschatte waarde van € 37.500,- te gering is om het verschil als afkomstig uit misdrijf te kunnen aanmerken, meen ik dat het middel in het licht van de absolute hoogte van het bedrag en de verhouding tussen beide bedragen faalt. [9]
29. Al met al is de bewezenverklaring van dit onderdeel van de bewezenverklaring van feit 2 toereikend met redenen omkleed. Het hof heeft het oordeel dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven voor de legale herkomst van beide horloges toereikend onderbouwd.
30. Het middel faalt.
Bespreking van het derde middel
31. Het middel bevat de klacht dat het door het hof bij de schadevergoedingsmaatregelen bepaalde aantal dagen gijzeling (365 dagen) het maximale toegestane aantal dagen (360 dagen) overschrijdt.
32. De duur van de gijzeling bij de schadevergoedingsmaatregel die ten behoeve van de [aangever 1] is opgelegd, bedraagt 365 dagen. Bij de andere schadevergoedingsmaatregelen is de duur van de gijzeling op 0 dagen bepaald.
33. Op grond van art. 36f, vijfde lid, Sr, ingevoerd door de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, beloopt de duur van de gijzeling ten hoogste één jaar. [10] Bij de inwerkingtreding van deze wet (op 1 januari 2020) is ook art. 88 Sr gewijzigd. Tot 1 januari 2020 luidde de bepaling als volgt:
‘Onder maand wordt verstaan een tijd van dertig dagen, onder dag, behoudens voor de toepassing van de Algemene termijnenwet, een tijd van vierentwintig uren.’
34. Vanaf 1 januari 2020 luidde art. 88 Sr:
‘Onder jaar wordt verstaan een tijd van twaalf maanden, onder maand een tijd van dertig dagen, onder dag, behoudens voor de toepassing van de Algemene termijnenwet, een tijd van vierentwintig uren.’
35. Door deze toevoeging van de omschrijving van de duur van een jaar werd één jaar in het Wetboek van Strafrecht omschreven als 360 dagen (12 keer dertig dagen).
36. Op 25 juli 2020 trad de Spoedreparatiewet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen in werking. [11] Daardoor is art. 88 Sr komen te luiden zoals het vóór 1 januari 2020 luidde en is de definitie van ‘jaar’ komen te vervallen.
37. In deze zaak doet zich de situatie voor dat een regel van sanctierecht na het begaan van de bewezen verklaarde feiten ten gunste van de verdachte is gewijzigd, maar die wijziging in de loop van de procedure weer is teruggedraaid. Deze situatie deed zich ook voor in een zaak waarin Uw Raad op 20 december 2022 arrest wees. [12] Uit (onder meer) dat arrest kan worden afgeleid dat in zo’n geval art. 88 Sr zoals dat van 1 januari 2020 tot en met 24 juli 2020 van kracht is geweest meebrengt dat onder één jaar 360 dagen moet worden verstaan.
38. Dat betekent dat het middel slaagt. Uw Raad kan zelf de duur van de gijzeling verminderen in die zin dat is voldaan aan het wettelijk bepaalde maximum.
Bespreking van het vierde middel
39. Het vierde middel bevat de klacht dat de redelijke termijn, in het bijzonder de inzendtermijn, in de cassatiefase is geschonden.
40. Namens de verdachte is op 22 september 2023 cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 2 september 2024 op de griffie van de Hoge Raad ontvangen. Dat brengt mee dat de inzendtermijn van acht maanden met ruim drie maanden is overschreden.
41. Het middel slaagt.
Afronding
42. Het eerste en tweede middel falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering. Het derde en vierde middel slagen. Ik heb geen gronden aangetroffen die tot ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
43. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de duur van de gijzeling die is verbonden aan ten behoeve van [aangever 1] opgelegde schadevergoedingsmaatregel en de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot bepaling dat ten behoeve van deze schadevergoedingsmaatregel gijzeling van 360 dagen kan worden toegepast, tot vermindering van de duur van de gevangenisstraf aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2889,
2.Zie de conclusies voor HR 3 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:327 en HR 3 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1765.
3.Joeri Bemelmans en Ebby Hofstee, ‘Oplichting’, in:
4.HR 3 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1106.
5.HR 30 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1149,
6.HR 3 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1765.
7.Randnummer 57. Vgl. in dit verband HR 23 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:652,
8.HR 10 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1153.
9.Vgl. HR 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0578,
10.Wet van 22 februari 2017,
11.Wet van 24 juni 2020,
12.HR 20 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1907. Zie ook de conclusie van P-G Bleichrodt voorafgaand aan HR 1 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:812.