Conclusie
Ten aanzien van [aangever 1]
Klein. Haar (voormalige) beroepsgroep is
Geen werken haar opleidingsniveau is
Mbo.
Normaal.
Groen.
Zwart haar.
niet, en drinkt Soms.
Een relatie mee op te bouwen
Weblogs
Actief 50
Foto's van de dating accounts
Nadere bewijsoverweging
Dagvaarding I (09/270395-19)
bijdroeg aan de geloofwaardigheid van [alias 1 medeverdachte 1]', heeft [aangever 1] verklaard dat ' [alias 1 medeverdachte 1] bij [alias 2 verdachte] woonde omdat ze geen geld had en schulden'. De vraag is echter of dit antwoord niet meer ziet op iets
dat [alias 1 medeverdachte 1] over [alias 2 verdachte] heeft verklaard(en dus niet zozeer ziet op een gedraging van cliënte; dat was nl de vraag, in hoeverre [alias 2 verdachte] bijdroeg; dat veronderstelt een actieve handeling).
door eerdergenoemde handelingen is bewogen tot afgifte van goederen" geen enkele gedraging van cliënte benoemt. Het sluit aan bij wat ik hiervoor al opmerkte.
medeplegen.
aanwezig zijn geweest bij ontmoetingentussen [aangever 1] en [medeverdachte 1] , zou zij
haar woning ter beschikking hebben gestelden eveneens haar
bankrekening.
die drie overboekingenkan het ter beschikking stellen van de bankrekening worden betrokken bij de beantwoording van de vraag of van medeplegen sprake is geweest. Het overgrote deel van het geld en het horloge zouden immers door [aangever 1] rechtstreeks aan [medeverdachte 1] zijn overgedragen en is dus juist niet via de bankrekening van cliënte gegaan.
wildehelemaal niet dat [alias 2 verdachte] bij de afspraken aanwezig was. "
Omdat ik het wilde bleef [alias 2 verdachte] thuis".
omdat ik dat niet wilde". Bij de RC verklaarde hij wel 2 keer in haar woning te zijn geweest. Daarbij verklaarde hij bij de RC eveneens cliënte alleen de eerste afspraak in de woning te hebben gezien.
diekeren waarvan daadwerkelijk vastgesteld kan worden dat cliënte fysiek bij ontmoetingen tussen [alias 1 medeverdachte 1] en [aangever 1] aanwezig is geweest kan die aanwezigheid worden betrokken bij de vraag of er van medeplegen sprake is geweest. Voor de goede orde: het feit dat [alias 1 medeverdachte 1] -steeds- bij de woning van cliënte zou zijn opgehaald is niet gelijk te stellen met daadwerkelijke aanwezigheid.
inhoudelijke bijdragevan cliënte aan die ontmoetingen in relatie tot het afgeven van geld en/of het horloge. Daarbij is ook nog relevant te vermelden dat de aangever verklaarde dat hij [alias 2 verdachte] niet zo goed kon verstaan.
familievan cliënte. Niet vast te stellen is of het voor cliënte steeds kenbaar moet zijn geweest dat de medeverdachte in dergelijke situaties in of bij de woning was omdat zij een ‘dekmantel’ nodig had.
oplichtingafkomstig zou zijn. En dat geldt evenzo voor de sporadische ontmoetingen waar zij bij was of de enkele keer dat de aangever in of bij haar woning zou zijn geweest. Niet vastgesteld kan worden dat cliënte hierbij enig opzet op medeplegen van oplichting heeft gehad.
ten onrechte ook toegepast opal hetgeendoor de aangever aan de medeverdachte zou zijn overgedragen.
een paar keerte hebben gezien. Op geen enkele wijze is vast te stellen dat cliënte ook maar enigszins een rol van betekenis heeft gehad in enige oplichtingshandeling.
eerste deelklachthoudt in dat de bewezenverklaring van medeplegen ondeugdelijk dan wel onvoldoende is gemotiveerd. Aangevoerd wordt dat de overweging van het hof dat de verdachte ‘met de medeverdachte op pad is gegaan om contant geld van [aangever 1] in ontvangst te nemen’ niet wordt ondersteund door de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen. De steller van het middel voert voorts aan dat de door het hof vastgestelde gedragingen van de verdachte veeleer met medeplichtigheid in verband dienen te worden gebracht. Geklaagd wordt tenslotte dat het hof heeft nagelaten deugdelijk te motiveren waarom het tot het oordeel is gekomen dat het medeplegen van de verdachte zich uitstrekt tot het
geheelvan de afgegeven gelden en het horloge, nu de overdracht van het grootste deel van de contante gelden plaatsvond buiten aanwezigheid en medeweten van de verdachte.
tweede deelklachthoudt in dat de verwerping van het verweer dat [aangever 1] de vereiste omzichtigheid in het maatschappelijk verkeer niet dan wel onvoldoende aan de dag heeft gelegd (waardoor niet van oplichting gesproken kan worden) ondeugdelijk dan wel onvoldoende is gemotiveerd. Uit de bewijsmiddelen zou niet anders kunnen worden afgeleid dan dat de aangever op meerdere momenten ernstig heeft getwijfeld dan wel heeft moeten twijfelen aan de voorstelling van zaken, met name toen de rekening(en) van de aangever werd(en) geblokkeerd in combinatie met een gesprek bij de bank.