ECLI:NL:HR:2024:518
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van beroep in schenkbelasting en onzakelijke lening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën en belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de vraag of er sprake was van een schenking in de vorm van een onzakelijke lening die door de Holding aan de BV was verstrekt. De Inspecteur had een aanslag in de schenkbelasting opgelegd, stellende dat de lening een schenking onder opschortende voorwaarde was. Het Hof verwierp dit standpunt en oordeelde dat de schenking al in 2008 had plaatsgevonden, voordat artikel 1, lid 9, SW in werking trad, en dat er geen opschortende voorwaarde was. Belanghebbende stelde beroep in cassatie in, maar de Hoge Raad oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat de Inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat er een opschortende voorwaarde was en dat de schenking al eerder had plaatsgevonden. De Staatssecretaris werd in de proceskosten veroordeeld.