ECLI:NL:HR:2024:771
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vermogensrendementsheffing en rechtsherstel onder de Herstelwet in relatie tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2018, waarbij ook een beschikking inzake belastingrente aan de orde is. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, dat eerder de aanslag had verminderd. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en de Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.
De Hoge Raad heeft het middel gegrond verklaard op basis van de overwegingen in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2024:705) en heeft geoordeeld dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren, met inachtneming van de wettelijke bepalingen.