ECLI:NL:HR:2024:771

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
23/00654
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermogensrendementsheffing en rechtsherstel onder de Herstelwet in relatie tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2018, waarbij ook een beschikking inzake belastingrente aan de orde is. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, dat eerder de aanslag had verminderd. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en de Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.

De Hoge Raad heeft het middel gegrond verklaard op basis van de overwegingen in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2024:705) en heeft geoordeeld dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren, met inachtneming van de wettelijke bepalingen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/00654
Datum6 juni 2024
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X2] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 januari 2023, nr. BK-ARN 20/01122 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 20/2502) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2018 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 1 september 2023 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie. [2]
Zowel de Staatssecretaris als belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

Het middel slaagt op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 23/00653, ECLI:NL:HR:2024:705, rechtsoverweging 6.3 en 6.4. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof, maar uitsluitend met betrekking tot de vermindering van de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2018, de vermindering van het verzamelinkomen en de dienovereenkomstige vermindering van de bij die aanslag gegeven beschikking inzake belastingrente, en
- verwijst het geding naar het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel, M.T. Boerlage, P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2024.