ECLI:NL:HR:2025:1887

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 december 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
25/02796
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over zorgmachtiging en vereisten medische verklaring in het kader van de Wvggz

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, die in cassatie ging, had eerder een zorgmachtiging aangevraagd die door de rechtbank Overijssel was verleend. De rechtbank had op 2 juni 2025 een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, maar de medische verklaring die aan deze machtiging ten grondslag lag, voldeed niet aan de wettelijke eisen. De naam van de psychiater die de verklaring had opgesteld, ontbrak, wat volgens de Hoge Raad een fundamenteel gebrek was. De Hoge Raad oordeelde dat zonder de naam van de psychiater, de rechtbank niet kon vaststellen of de psychiater voldeed aan de vereisten van de Wvggz. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber was dat de beschikking van de rechtbank vernietigd moest worden en dat de zaak terugverwezen moest worden voor verdere behandeling. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de beschikking van de rechtbank vernietigd, waarbij de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank Overijssel voor een nieuwe beoordeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer25/02796
Datum12 december 2025
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [plaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT OOST-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/08/332248/ FA RK 25-1078 van de rechtbank Overijssel van 2 juni 2025.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank, en tot terugwijzing van de zaak naar die rechtbank.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In deze zaak heeft de officier van justitie verzocht een zorgmachtiging te verlenen ten aanzien van betrokkene voor de duur van zes maanden.
2.2
Na een mondelinge behandeling waarbij betrokkene niet aanwezig was, heeft de rechtbank bij deelbeschikking van 16 mei 2025 een zorgmachtiging verleend voor de duur van drie weken en het verzoek voor het overige aangehouden. [1]
2.3
Op 2 juni 2025 heeft een voortgezette mondelinge behandeling plaatsgevonden. Voorafgaand aan deze mondelinge behandeling heeft de officier van justitie onder meer een aanvullende medische verklaring overgelegd. De aanvullende medische verklaring bevat aan het slot een handtekening, maar niet de naam van de psychiater die de verklaring heeft opgesteld en ondertekend.
2.4
Het proces-verbaal van de voortgezette mondelinge behandeling vermeldt, voor zover in cassatie van belang, het volgende:

Advocaat: Volgens betrokkene is er geen juiste diagnose gesteld. Er is nauwelijks diagnostiek verricht. Ze heeft kort met een psychiater gesproken. Er is geen enkel diagnostisch instrument gebruikt. Bovendien stond in de medische verklaring niet eens een naam van de psychiater die het onderzoek heeft gedaan.
[Zorgverantwoordelijke]: De psychiater was [betrokkene 2].”
2.5
Bij beschikking van 2 juni 2025 [2] heeft de rechtbank de zorgmachtiging verleend voor de resterende verzochte duur, derhalve tot en met 16 november 2025. In deze beschikking heeft de rechtbank, voor zover in cassatie van belang, als volgt overwogen:
“2.4 De advocaat heeft zich op het standpunt gesteld dat betrokkene van mening is dat er geen deugdelijke diagnose is gesteld die een zorgmachtiging op grond van de Wvggz kan rechtvaardigen. Het contact met de onafhankelijk psychiater was zeer beperkt, er zijn geen diagnostische instrumenten gehanteerd en in de medische verklaring ontbreekt de naam van de onderzoekend psychiater. Onder deze omstandigheden kan dit onderzoek niet dienen als basis voor een ingrijpende maatregel als een zorgmachtiging. (…)
2.6 (…)
De medische verklaring en de diagnose van de onafhankelijk psychiater worden door de rechtbank als voldoende zorgvuldig en helder beschouwd binnen het kader van de Wvggz. Dat deze door een onafhankelijk psychiater werd opgemaakt, lijdt geen twijfel. Dat het gesprek met de psychiater relatief kort was, is niet ongebruikelijk in deze context en vormt geen reden om aan de gestelde diagnose voorbij te gaan, het verzoek af te wijzen of de duur van de machtiging te verkorten. (…)”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel klaagt dat de rechtbank de zorgmachtiging niet had mogen verlenen op basis van de aanvullende medische verklaring, waarin de naam van de onderzoekend psychiater ontbreekt. Niet voldoende is dat tijdens de voortgezette mondelinge behandeling de naam is genoemd van de psychiater die het onderzoek zou hebben verricht; deze psychiater had zelf moeten bevestigen dat hij de medische verklaring heeft opgesteld en het onderzoek heeft verricht dat daaraan ten grondslag heeft gelegen, aldus het middel.
3.2
Uit het systeem van de Wvggz, in het bijzonder uit art. 5:8 lid 1 Wvggz in verbinding met art. 5:17 lid 3 Wvggz en art. 6:4 Wvggz, volgt, mede gelet op art. 5 lid 1, aanhef en onder e, EVRM, dat geen zorgmachtiging mag worden verleend indien de medische verklaring die ten grondslag ligt aan het daartoe strekkende verzoek niet voldoet aan de uit de wet voortvloeiende eisen. [3]
Voor de psychiater die de medische verklaring opstelt, gelden de in art. 5:7 Wvggz genoemde voorwaarden. Die voorwaarden dienen als waarborg voor een onafhankelijke, onpartijdige en behoorlijke besluitvorming over verplichte zorg. [4] De psychiater dient de door hem opgestelde medische verklaring te ondertekenen. Aldus is voor een ieder duidelijk dat de psychiater de inhoud van de medische verklaring voor zijn rekening neemt. [5]
3.3
Met het hiervoor in 3.2 overwogene strookt dat de medische verklaring ook de naam moet vermelden van de psychiater die de verklaring heeft opgesteld. Zonder vermelding van deze naam kan immers door de rechtbank en de betrokkene niet worden vastgesteld welke psychiater de medische verklaring heeft opgesteld, en of deze psychiater voldoet aan de in art. 5:7 Wvggz genoemde voorwaarden. Het ontbreken van de naam van de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld en ondertekend, kan slechts worden geheeld door een verklaring van die psychiater dat hij degene is die de medische verklaring heeft opgesteld en ondertekend.
3.4
In deze zaak ontbreekt in de aanvullende medische verklaring de naam van de psychiater die deze heeft opgesteld en ondertekend, en is slechts door de zorgverantwoordelijke de naam genoemd van de psychiater die de medische verklaring zou hebben opgesteld en ondertekend. Uit hetgeen hiervoor in 3.3 is overwogen, volgt dat bij deze stand van zaken de rechtbank niet op basis van de aanvullende medische verklaring een zorgmachtiging mocht verlenen. Het middel slaagt.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel van 2 juni 2025;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.M. Wattendorff, als voorzitter, F.J.P. Lock, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
12 december 2025.

Voetnoten

1.Rechtbank Overijssel 16 mei 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:5130 (schriftelijk uitgewerkt op 20 mei 2025). Zie ook HR 10 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1526.
2.Rechtbank Overijssel 2 juni 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:5140 (schriftelijk uitgewerkt op 5 juni 2025).
3.Zie o.a. HR 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1546, rov. 3.1.2.
4.Zie HR 11 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:885, rov. 3.2.
5.Zie o.a. HR 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1143, rov. 3.3; HR 21 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:62, rov. 3.2.