ECLI:NL:HR:2025:766

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
24/04137
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in het belang der wet betreffende de ambtenaar van de burgerlijke stand en de belanghebbenden voor aanvulling registers

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure in het belang der wet, ingesteld door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad. De zaak betreft de vraag of de ambtenaar van de burgerlijke stand als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 1:24 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bij het verzoek tot aanvulling van de registers van de burgerlijke stand. Het gaat om een kind dat in 1981 te vroeg is geboren en kort na de geboorte is overleden, zonder dat er een geboorte- en overlijdensakte is opgemaakt. De ouders van het kind willen dat de biologische vader in de geboorteakte wordt vermeld en dat het kind zijn geslachtsnaam krijgt. De rechtbank Oost-Brabant heeft het verzoek van de ambtenaar van de burgerlijke stand toegewezen, maar de Hoge Raad heeft deze beschikking vernietigd. De Hoge Raad oordeelt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand niet tot de belanghebbenden behoort die de rechter kunnen verzoeken om aanvulling of verbetering van de registers. De Hoge Raad stelt vast dat alleen de ouders en het openbaar ministerie als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en stelt dat deze vernietiging geen nadeel toebrengt aan de door partijen verkregen rechten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/04137
Datum16 mei 2025
BESCHIKKING
op een vordering tot cassatie in het belang der wet, ingesteld door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden en gericht tegen de beschikking in de zaak C/01/347230 FA RK 19-2717 van de rechtbank Oost-Brabant van 13 september 2019.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar
de beschikking in de zaak C/01/347230 FA RK 19-2717 van de rechtbank Oost-Brabant van 13 september 2019.
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad beroep in cassatie ingesteld in het belang der wet.
De vordering van de Procureur-Generaal strekt ertoe dat de Hoge Raad de voorgedragen beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 september 2019 in het belang der wet zal vernietigen en zal verstaan dat de vernietiging geen nadeel toebrengt aan de door partijen verkregen rechten.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In deze cassatieprocedure in het belang der wet is de vraag aan de orde of de ambtenaar van de burgerlijke stand behoort tot de belanghebbenden die de rechter kunnen verzoeken aanvulling of verbetering van de registers van de burgerlijke stand te gelasten.
2.2
Het gaat in deze zaak om een kind dat in 1981 te vroeg is geboren en binnen enkele uren na de geboorte is overleden. Dit gebeurde kort voor de huwelijksdatum van de ouders. Er is geen geboorte- en overlijdensakte opgemaakt. De ouders hebben de wens dat de biologische vader alsnog in een geboorteakte wordt vermeld en dat het kind zijn geslachtsnaam krijgt, net als de twee andere kinderen van de ouders.
2.3
De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft op de voet van art. 1:24 lid 1 BW de rechtbank verzocht aanvulling te gelasten van het register van geboorten met een geboorteakte van het kind en aanvulling van het register van overlijden met een overlijdensakte van het kind.
2.4
De rechtbank [1] heeft het verzoek toegewezen. De rechtbank heeft onder meer overwogen:
“3.4. (…) Op grond van artikel 24, eerste lid, BW kan de rechtbank op verzoek van belanghebbenden of het openbaar ministerie de aanvulling van een register van de burgerlijke stand gelasten met een daarin ontbrekende akte. Ingevolge artikel 1:24b, eerste lid, BW geschiedt de aanvulling van een register van de burgerlijke stand door het opmaken van een nieuwe akte in dat register.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat de ambtenaar van de burgerlijke stand, gelet op diens taakomschrijving in artikel 1:16a juncto artikel 1:20 BW, als belanghebbende in de zin van artikel 1:24 BW moet worden beschouwd. De ambtenaar van de burgerlijke stand is dan ook ontvankelijk in haar verzoek.”
2.5
Tegen de beschikking van de rechtbank is geen gewoon rechtsmiddel aangewend.

3.Beoordeling van het middel

3.1
Volgens het middel heeft de rechtbank blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de ambtenaar van de burgerlijke stand aan te merken als belanghebbende in de zin van art. 1:24 lid 1 BW.
3.2.1
De eerste volzin van art. 1:24 lid 1 BW luidt als volgt:
Aanvulling van een register van de burgerlijke stand met een daarin ontbrekende akte of latere vermelding, doorhaling van een daarin ten onrechte voorkomende akte of latere vermelding, of verbetering van een daarin voorkomende akte of latere vermelding die onvolledig is of een misslag bevat, kan op verzoek van belanghebbenden of van het openbaar ministerie worden gelast door de rechtbank.
3.2.2
De ambtenaar van de burgerlijke stand kan ambtshalve, zonder toestemming van het openbaar ministerie of rechterlijke tussenkomst, kennelijke schrijf- of spelfouten en kennelijke misslagen verbeteren in akten die zijn opgenomen in de registers van de burgerlijke stand (art. 1:24a BW).
3.2.3
In de wet is het begrip ‘belanghebbenden’ in de zin van art. 1:24 lid 1 BW niet gedefinieerd. Tot de belanghebbenden in de zin van art. 1:24 lid 1 BW behoren degenen die in de akte worden genoemd of stellen dat zij in de ontbrekende akte zouden moeten voorkomen. [2] In dit geval zijn de ouders dus belanghebbenden.
Daarnaast kan een verzoek in de zin van art. 1:24 lid 1 BW worden gedaan door het openbaar ministerie. Uit de wetsgeschiedenis van art. 1:24 BW en zijn voorgangers, weergegeven in de vordering van de Procureur-Generaal onder 4.14-4.20, volgt dat de wetgever steeds voor ogen heeft gehad dat naast het openbaar ministerie niet ook de ambtenaar van de burgerlijke stand de rechter kan verzoeken aanvulling of verbetering van de registers te gelasten. De ambtenaar van de burgerlijke stand behoort daarom niet tot de belanghebbenden in de zin van art. 1:24 lid 1 BW.
Aan de andersluidende uitlatingen van de zijde van de regering die geen onderdeel zijn van de totstandkomingsgeschiedenis van art. 1:24 lid 1 BW (zie de vordering van de Procureur-Generaal onder 4.21) komt geen bijzondere betekenis toe. [3]
Het middel klaagt dus terecht dat het oordeel van de rechtbank dat de ambtenaar van de burgerlijke stand ontvankelijk is in haar verzoek, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.
3.2.4
Hetgeen hiervoor in 3.2.3 is overwogen neemt niet weg dat indien een belanghebbende in de zin van art. 1:24 lid 1 BW of het openbaar ministerie de rechter verzoekt aanvulling of verbetering van de registers te gelasten, de ambtenaar van de burgerlijke stand bij dat verzoek belanghebbende is, omdat hij krachtens art. 1:16a BW belast is met het opnemen van akten in de onder hem berustende registers van de burgerlijke stand en de daaraan toe te voegen latere vermeldingen.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt, in het belang der wet, de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 september 2019;
- verstaat dat deze vernietiging geen nadeel toebrengt aan de door partijen verkregen rechten.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.M. Wattendorff, als voorzitter, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
16 mei 2025.

Voetnoten

1.Rechtbank Oost-Brabant 13 september 2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:6143.
2.Vgl. HR 28 juni 1878, W 4267 en HR 10 mei 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2075, rov. 3.4.
3.Vgl. HR 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:335, rov. 3.9.2.