4.16.1Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende vanaf 8 februari 2021 vergunninghouder is en derhalve op grond van artikel 2 van de LvSH speelvergunningsrecht is verschuldigd. Dit impliceert dat in beginsel ter zake van de naheffingsaanslagen opgelegd in de tijdvakken februari, maart, april, mei en november 2021 speelvergunningsrecht door belanghebbende is verschuldigd. Echter, partijen zijn het erover eens dat de naheffingsaanslagen over de tijdvakken februari, maart, april en mei 2021 ten onrechte zijn opgelegd, omdat gedurende deze periode het casino niet actief was wegens renovatiewerkzaamheden.
4.16.2Resteert enkel nog de naheffingsaanslag over het tijdvak november 2021. Deze naheffingsaanslag is opgelegd op 21 februari 2022 en bestaat uit na te heffen speelvergunningsrecht van Afl. 37.074,12 en een verzuimboete wegens te late betaling van Afl. 2.500, totaal Afl. 39.574,12. Echter, belanghebbende heeft het verschuldigde speelvergunningsrecht reeds voldaan op 9 februari 2022, derhalve vóór het opleggen van de naheffingsaanslag. Dit betekent dat de naheffingsaanslag opgelegd over het tijdvak november 2021, voor zover deze ziet op het speelvergunningsrecht, dient te vervallen. In zoverre is het beroep dus gegrond.
4.16.3Het Gerecht stelt vast dat het speelvergunningsrecht te laat is betaald. Immers, artikel 14, lid 1 van de ALB bepaalt dat voldoening van in een tijdvak verschuldigde belasting dient te worden betaald binnen vijftien dagen na afloop van dat tijdvak overeenkomstig de aangifte bij de Ontvanger. Dit betekent dat betaling had moeten plaatsvinden vóór 15 december 2021. Zoals belanghebbende zelf in onderdeel 3.9 en bijlage 8 van haar beroepschrift heeft vermeld, heeft de betaling pas op 9 februari 2022 plaatsgevonden. De door de Inspecteur opgelegde verzuimboete van Afl. 2.500 is in overeenstemming met het bepaalde in artikel 55, lid 1 ALB en § 23, onderdeel 5 van het Boetebeleid belastingdienst Aruba.
Behoudens een vermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn (zie onderdeel 4.25 tot en met 4.27) acht het Gerecht deze boete passend en geboden, temeer nu belanghebbende geen inhoudelijke argumenten tegen de hoogte van de boete heeft ingebracht.
De naheffingsaanslagen opgelegd over de tijdvakken in de jaren 2017, 2018, 2019, 2020 en januari 2021.
4.16.4Naar het oordeel van het Gerecht kan belanghebbende, strikt juridisch gesproken, tot de datum van vergunningverlening op 8 februari 2021 niet worden aangemerkt als vergunninghouder in de zin van artikel 2 van de LvSH. Immers, tot genoemde datum is aan belanghebbende geen vergunning verleend tot het mogen exploiteren van een casino. In het hierna volgende zal het Gerecht onderzoeken of het Besluit, het jarenlang gedogen door de Minister en de gedragingen van belanghebbende desalniettemin leiden tot de conclusie dat belanghebbende toch moet worden beschouwd als vergunninghouder, omdat, kortgezegd, de formele (juridische) werkelijkheid moet wijken voor de materiële werkelijkheid en de maatschappelijke en economische realiteit.
4.16.6Op diverse momenten hebben verschillende ministers besluiten genomen waaruit volgt dat zij belanghebbende hebben beschouwd als vergunninghouder.
4.16.6.1 Op 2 februari 2004 heeft de Minister het door belanghebbende gemaakte bezwaar gericht tegen de fictieve weigering van belanghebbendes verzoek om sportsbettingactiviteiten te mogen voortzetten, gegrond verklaard. Bij de behandeling van het bezwaarschrift heeft een hoorzitting bij de bezwaaradviescommissie plaatsgevonden. In het verslag van de hoorzitting is onder ander het volgende vermeld:
‘[Q]stelt dat de enige vraag die bezwaarden hebben is of de sportsbetting zal worden opgenomen in artikel 6 van de vergunning zoals verzocht. (…)
[X](…) Tenslotte werd de wijziging van de tenaamstelling van de casinovergunning van [P] in [EP] N.V. bevestigd en de DJAZzal e.e.a. vastleggen.’
Het vorenstaande bevestigt naar het oordeel van het Gerecht dat de Minister, althans het bestuursorgaan, belanghebbende beschouwt als de vergunninghouder, waarbij de formalisering daarvan slechts heeft te gelden als een formaliteit.
4.16.6.2 Een ander moment waarop de Minister van Algemene Zaken belanghebbende kennelijk als vergunninghouder beschouwt, betreft het verlenen van toestemming aan [ES] N.V. bij ministeriële beschikking van 5 mei 2009 om het casino vierentwintig uur per dag, zeven dagen in de week voor het publiek open te laten.
Het laat zich immers niet goed denken dat de Minister die toestemming zou verlenen indien de activiteiten in het casino niet legaal zouden zijn, omdat het casino zonder rechtsgeldige vergunning zou worden geëxploiteerd.
4.16.6.3 Nog een ander moment waarop de Minister belanghebbende kennelijk als vergunninghouder beschouwt, betreft het bij ministeriële beschikking van 2 oktober 2009 verlenen van een ‘uitbreiding’ aan de kennelijk verondersteld bestaande vergunning tot het houden van ‘The 3rth Caribbean International Poker Tour’ toernooi. In deze beschikking is onder meer bepaald:
‘
Gelet op:
Het schrijven d.d. 30 september 2009 van de
casinovergunninghouder[cursivering en onderstreping: Gerecht] [ES];
De Landsverordening hazardspelen (AB1990 no GT 44);
De voorwaarden en waarborgen verbonden aan de
casinovergunning[cursivering en onderstreping: Gerecht];
De Landsverordening speelvergunningsrecht hazardspelen (AB 1990 no GT 45);
De Vergunningsverordening (AB 2002 no GT 1);
dat aan [ES] met toepassing van artikel 1 van de Landsverordening hazardspelen (AB 1990 no GT 44) een vergunning wordt verleend tot het houden van het “The 3rth Caribbean International Poker Tour” toernooi op de dagen 6 t/m 10 oktober 2009, in het speciaal daarvoor volgens de bestaande voorschriften ingerichte gedeelte van het hotel, bekend als [L] Ballroom, onder de voorwaarden en bepalingen opgenomen in de aanhef genoemde landsverordeningen, alsmede de voorwaarden en waarborgen verbonden aan
de casinovergunning[cursivering en onderstreping: Gerecht]en voorts onder de navolgende:
(…)
de vergunning wordt voor de dagen 6 tot en met 10 oktober 2009 verleend en kan indien de
vergunninghouder[cursivering en onderstreping: Gerecht]niet voldoet aan de gestelde voorwaarden en waarborgen terstond ingetrokken worden;
(…)
(…)
de
vergunninghouder[cursivering en onderstreping: Gerecht]is verantwoordelijk voor het nakomen van de voorwaarden en waarborgen verbonden aan deze vergunning, alsmede aan de voorwaarden en waarborgen verbonden aan de
casinovergunning[cursivering en onderstreping: Gerecht];
de
vergunninghouder[cursivering en onderstreping: Gerecht]dient zorg te dragen dat het pokertoernooi naar behoren en ordelijk verloopt;
de
vergunninghouder[cursivering en onderstreping: Gerecht]blijft te allen tijde volledig aansprakelijk ingeval van niet naleving van de:
(…)
(…)
(…)
(…)
de
vergunninghouder[cursivering en onderstreping: Gerecht]mag in de lokaliteit uitsluitend gelegenheid geven tot het beoefenen van Poker kaartspel;
(…)
(…)
(…)
(…)
naast de aan deze vergunning gestelde voorwaarden en waarborgen gelden ook die van de
casinovergunning[cursivering en onderstreping: Gerecht].
Onderaan pagina 3 van de beschikking is voorts vermeld dat afschriften dienen te worden verzonden aan onder andere ‘Vergunninghouder [ES]’.
Uit deze ministeriële beschikking kan naar het oordeel van het Gerecht niet anders worden geconcludeerd dan dat belanghebbende door de Minister wordt beschouwd als de vergunninghouder.
4.16.7Belanghebbende heeft zichzelf ook jarenlang gemanifesteerd als vergunninghouder.
4.16.7.1 Zo wordt de Inspecteur bij schrijven van 24 mei 2005 door (de toenmalige gemachtigde van) belanghebbende, voor zover hier van belang, als volgt benaderd:
[ES] is ingevolge de Landverordening Hazardspelen
vergunninghouder[cursivering en onderstreping: Gerecht]van de casino bij [L]. [R] exploiteert deze casino. Op grond van de landsverordening speelvergunningsrecht hazardspelen is de vergunninghouder formeel belastingplichtig en aldus aansprakelijk voor de verschuldigde speelvergunningsrecht welke voortvloeit uit de exploitatie van de casino.
[R] heeft zich contractueel verbonden om de door [ES] formeel verschuldigde speelvergunningsrecht juist, volledig en tijdig aan de ontvanger te betalen. Tussen de inspecteur en de in Aruba opererende casino’s zijn echter een aantal geschillen gerezen omtrent de juiste toepassing van de landsverordening.
[ES] is over de jaren 2002 en 2003 ambtshalve aangeslagen voor de door [R] te weinig afgedragen speelvergunningsrecht. Naar aanleiding van deze aanslagen is [R] en de inspecteur overeengekomen dat de eerste alsnog het verschuldigde speelvergunningsrecht over deze jaren betaald conform de interpretatie van de inspecteur onder voorbehoud van de haar toekomende rechtsmiddelen van bezwaar en beroep.
(…).’
4.16.7.2 In bovenvermeld schrijven geeft belanghebbende aan vergunninghouder te zijn en daarmee de formeel belastingplichtige en de belastingschuldige. Het is dan ook terecht en juist dat de naheffingsaanslagen aan belanghebbende zijn opgelegd. Dat belanghebbende met [R] contractueel heeft afgesproken dat [R] het verschuldigde speelvergunningsrecht aan de Ontvanger betaalt, doet daar niet aan af. De Inspecteur heeft voor wat betreft het speelvergunningsrecht, gesteld dat belanghebbende de vergunninghouder is of als zodanig moet worden beschouwd, enkel te maken met belanghebbende.
Overigens heeft belanghebbende de feiten (de praktische gang van zaken) zoals weergegeven onder 4.16.8.1 bevestigd ter zitting.
4.16.7.3 Op 10 december 2014 schrijft (dezelfde gemachtigde als vermeld onder 4.16.7.1 van) belanghebbende, voor zover hier van belang:
‘In het kader van het gehouden boekenonderzoek Speelvergunningsrecht is bij de
vergunninghouder [ES][cursivering en onderstreping: Gerecht]aanslagen speelvergunningsrecht opgelegd over de jaren 2007 tot en met 2009 ter zake van pokeropbrengsten. Deze aanslagen zijn bij beschikking van de RvBB van 20 november 2014 onherroepelijk geworden (…).’
4.16.7.4 Ook jegens de Raad van Beroep voor Belastingzaken (hierna: de RvBB) heeft belanghebbende zich kennelijk gemanifesteerd als vergunninghouder. Immers, in de uitspraak van 20 november 2014 is in een zaak tussen belanghebbende en de Inspecteur, ECLI:NL:ORBBACM:2014:29, als tussen partijen feitelijk vaststaand bepaald dat belanghebbende een casino exploiteert waarvoor haar een (voorlopige) vergunning is verleend.De aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen over de jaren 2002 tot en met 2005 en 2006 tot en met 2009 zijn door de RvBB geheel of gedeeltelijk in stand gelaten, hetgeen impliceert dat de RvBB belanghebbende als vergunninghouder heeft aangemerkt of als zodanig heeft beschouwd. 4.16.7.5 Belanghebbende heeft jarenlang, van 1997 tot en met 2021 aangifte gedaan van speelvergunningsrechten als zijnde de vergunninghouder in de zin van de LvSH, dan wel optredend als vergunninghouder. Pas in de bezwaarschriften gericht tegen de naheffingsaanslagen 2017 tot en met 2021 heeft belanghebbende het andersluidende standpunt ingenomen dat zij al die jaren onverschuldigd heeft betaald, omdat zij niet belastingplichtig zou zijn, omdat aan haar geen vergunning is verleend.