In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij belanghebbende, die voor 1 januari 2002 onderworpen was aan het offshore-regime, verzocht om vergoeding van proceskosten na intrekking van zijn beroep. Belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen naheffingsaanslagen winstbelasting voor de jaren 2006, 2007 en 2008, welke aanslagen door de Inspecteur zijn vernietigd. Na de vernietiging heeft belanghebbende zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Het Gerecht overweegt dat, op basis van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken, het mogelijk is om een verzoek om proceskostenvergoeding te honoreren, zelfs na intrekking van het beroep, mits de Inspecteur aan het bezwaar tegemoet is gekomen. Het Gerecht wijst erop dat er geen bepaling in de Landsverordening is die belanghebbende recht geeft op vergoeding van kosten van de bezwaarfase. De kosten van de beroepsfase worden wel vergoed, maar het Gerecht ziet geen aanleiding voor een integrale vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. Uiteindelijk wordt de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht en een bedrag aan proceskosten.