ECLI:NL:PHR:2009:BI4154
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Huydecoper
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvermogensrecht: peildatum voor waardering van te verdelen woningen tussen voormalige echtelieden
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, specifiek de waardering van twee woningen. De partijen, die in 1985 trouwden en in 2001 gescheiden werden, hebben in eerdere instanties diverse geschilpunten aan de orde gesteld. In cassatie is echter alleen de vraag aan de orde of het hof de juiste peildatum heeft gehanteerd voor de waardering van de woningen. De eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], heeft tijdig cassatieberoep ingesteld tegen de beslissing van het hof, terwijl de verweerster in cassatie, aangeduid als [verweerster], heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Tijdens de pleidooien in de appelinstantie werd door [verweerster] gesteld dat de verdeling van de woningen op 16 juni 2005 had plaatsgevonden, en dat deze datum als peildatum voor de waardebepaling moest worden aangehouden. Het hof heeft in zijn tussenarrest van 27 juli 2006 vastgesteld dat partijen uitgingen van deze datum voor de waardering, wat in cassatie niet werd betwist. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie aangegeven dat het hof terecht heeft aangenomen dat er tussen partijen geen geschil meer bestond over de peildatum voor de waardering van de woningen.
De cassatiemiddelen van [eiser] stellen dat het hof een peildatum heeft vastgesteld, terwijl de rechtbank in de eerste aanleg al een peildatum zou hebben vastgesteld, waartegen in appel geen bezwaar is ingebracht. De Procureur-Generaal concludeert dat het cassatieberoep verworpen moet worden, omdat de stellingen van [eiser] niet in overeenstemming zijn met de vaststellingen van het hof. De gebruikelijke gang van zaken met betrekking tot proceskosten, waarbij kosten tussen gewezen echtgenoten worden gecompenseerd, blijft van toepassing. De conclusie is dat het cassatieberoep moet worden verworpen.