1 Namens [verweerder] c.s. in het verweerschrift en door de curator bij brief d.d. 20 februari 2012.
2 Bij brief van 6 maart 2012.
3 M.Y. Nethe, Gegronde redenen om aan een juiste in- of uitschrijving te twijfelen (I), WPNR 2011 (6888), p. 452-453; M.Y. Nethe, De reikwijdte van de onderzoeksplicht van de Kamers van Koophandel onder de nieuwe Handelsregisterwet, WPNR 2008 (6749), p. 284. Vgl. Besluit van 18 juni 2008, houdende de vaststelling van een nieuw Handelsregisterbesluit 2008 (Handelsregisterbesluit 2008), Stb. 2008, 240, p. 31-32 (Nota van Toelichting).
4 HR 27 juni 2008, LJN BD5467, BNB 2008, 239 m.nt. Zwemmer; HR 23 november 2001, LJN AD4508, NJ 2002, 95; HR 28 juni 1996, LJN ZC2114, NJ 1997, 58.
5 Kamerstukken II 2005-2006, 30 656, nr. 3, p. 13-14.
6 W.R. Veldhuyzen en P.J.M. Jong, Het handelsregister, 2009, p. 144-145. Vgl. V.A.E.M. Meijer, S. Asberg en N. Borgman, De Handelsregisterwet 2007: nieuwe wijn in oude zakken, ONDR 2008, 122, p. 413, die erop wijzen dat de kamers van koophandel niet snel van de bevoegdheid tot ambtshalve wijziging van gegevens gebruik zullen maken.
7 HR 11 oktober 1991, LJN ZC0366, NJ 1992, 132 m.nt. Maeijer.
8 HR 27 januari 1995, LJN ZC1631, NJ 1995, 579 m.nt. Maeijer.
9 Voor een bespreking van jurisprudentie over de motiveringsvereisten bij dergelijke beslissingen zie o.m. Wessels Insolventierecht I, 2009, par. 1293 e.v.; Faillissementswet (losbl.), art. 6 Fw, aant. 7 (Van Galen). Zie tevens Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen, 2005, nr. 126.
10 Gezien de schakelbepaling van art. 3:15 BW kan art. 3:13 BW ook toepassing vinden buiten het vermogensrecht.
11 Zie voor voorbeelden Wessels Insolventierecht I, 2009, par. 1333-1335; Faillissementswet (losbl.), art. 4 Fw, aant. 3 (Van Galen).
12 Vgl. D.J. van der Kwaak, Kan procederen onrechtmatig zijn?, WPNR 2002 (6500), p. 580-583; Alinea 12 e.v. van de conclusie van A-G Huydecoper voor HR 13 juni 2003, LJN AF5887, NJ 2003, 521.
13 Vgl. alinea 6.6 en 6.7 van de conclusie van plv. P-G Van Soest.
14 Het ontbindingsbesluit is o.a. overgelegd als prod. 7 bij de brief van de curator d.d. 13 maart 2012. De statuten van VHCT bevinden zich niet in de gedingstukken. In punt 75 van het aanvullend cassatieverzoekschrift wordt er ten onrechte van uitgegaan dat [verweerder 1] zichzelf zou hebben inschreven als vereffenaar. [Verweerder 1] is ter gelegenheid van de inschrijving van de ontbinding en het einde van de vereffening overeenkomstig art. 2:24 BW opgenomen als bewaarder van boeken en bescheiden.
15 Vgl. Wessels Insolventierecht I, 2009, par. 1184, 1193 e.v.
16 Vgl. HR 10 november 2006, LJN AY4033, NJ 2007, 561 m.nt. HJS.
17 Zie alinea 2.3 hierboven.
18 Verder is in hoger beroep ook nog gewezen op een positief saldo op de bankrekening van VHCT op de datum van ontbinding (rov. 2, slot).
19 Vgl. HR 10 november 2000, LJN AA8255, NJ 2001, 249 m.nt. PvS.
20 Volgens Maeijer in punt 2 zijn noot onder het arrest van uw Raad van 27 januari 1995 heeft het aanvragen van een faillissement in dergelijke omstandigheden zelfs de voorkeur boven een verzoek tot heropening van de vereffening, nu de omstandigheden van het geval kunnen vereisen dat faillietverklaring zo spoedig mogelijk plaatsvindt en bij de beoordeling van een faillissementsaanvraag de vraag of heropening zou dienen plaats te vinden wordt betrokken.
21 In Duitsland is dit anders, zie R. Verkerk, De advocaat in het burgerlijk proces (diss. Maastricht), 2010, p. 263.
22 HR 26 september 2008, LJN BD7592, NJ 2008, 523. M.i. heeft deze uitspraak zijn gelding behouden na afschaffing van het procuraat.
23 Mr. De Visser stelt in zijn brief van 6 februari 2012 aan de griffie van de Hoge Raad enkel dat het zou gaan om de voorzitter van BCT.
24 Zie de brief van de curator van 20 februari 2012. De verklaring van [betrokkene 1] is bijgevoegd als prod. 2 bij de brief van de curator van 13 maart 2012.
25 Zie hierover uitgebreid alinea 2.3. e.v. van de conclusie van A-G Wesseling-van Gent voor HR 19 oktober 2007, LJN BA9616, NJ 2007, 562.
26 HR 21 december 2007, LJN BB4757, NJ 2008, 27; HR 23 december 2005, LJN AU3720, NJ 2006, 31; HR 26 november 2004, LJN AR2784, NJ 2005, 25; HR 28 november 2003, LJN AN8489, NJ 2005, 465 m.nt. Asser.
27 Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen, 2005, nr. 208 en 213.
28 HR 5 maart 1999, LJN ZC2870, NJ 1999, 465 m.nt. PAS; HR 4 oktober 1996, LJN ZC2164, NJ 1997, 63; HR 16 oktober 1992, LJN ZC0723, NJ 1993, 2.
29 HR 27 mei 2011, LJN BQ0510, RvdW 2010, 676. Vgl. tevens Parl. Gesch. Herziening Rv, p. 444.
30 HR 19 oktober 2007, LJN BA9616, NJ 2007, 562. Vgl. HR 2 juni 2006, LJN AV2661, RvdW 2006, 538.
31 Zie HR 27 mei 2011, LJN BQ0510, RvdW 2010, 676; HR 10 juni 2005, LJN AT1097, NJ 2005, 372; HR 28 november 2003, LJN AN8489, NJ 2005, 465 m.nt. Asser; HR 13 juli 2001, LJN ZC3673, NJ 2001, 513; Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen, 2005, nr. 208.
32 Vgl. HR 10 juni 2005, LJN AT1097, NJ 2005, 372; HR 13 juli 2001, LJN ZC3673, NJ 2001, 513.
33 Zoals aangegeven in alinea 3.3 moet worden aangenomen dat VHCT bij de zitting van het hof is verschenen en door [betrokkene 1] vertegenwoordigd werd.
34 Zie ook Hovens in zijn noot onder HR 10 juni 2005, LJN AT1097, JBPr 2005, 64 en Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen, 2005, nr. 208, die aan de omstandigheid dat verzoeker niet is vertegenwoordigd door een raadsman geen doorslaggevende betekenis toekennen.
35 Punt 1.3, brief van mr. De Visser van 6 maart 2012.
36 HR 5 september 1997, LJN ZC2421; HR 15 juli 1985, LJN AC4254, NJ 1986, 210 m.nt. G; HR 23 juli 1984, LJN AC8240, NJ 1985, 50 m.nt. G.
37 HR 11 september 1987, LJN AC2109, NJ 1988, 95; HR 23 juli 1984, LJN AC8240, NJ 1985, 50 m.nt. G.
38 Conclusie van A-G Hartkamp voor HR 25 februari 2000, LJN ZC3129. Vgl. HR 15 juli 1985, LJN AC4254, NJ 1986, 210 m.nt. G.
39 HR 15 juli 1985, LJN AC4254, NJ 1986, 210 m.nt. G; HR 23 december 1983, LJN AG4723, NJ 1984, 328 m.nt. G.
40 Zie hiervoor Wessels Insolventierecht I, 2009, nr. 1424.
41 Overeenkomstig art. 10 lid 2 Fw diende dit verzet bij het hof te worden gedaan.
42 Art. 12 lid 1 Fw is van toepassing op alle door het hof krachtens de aan art. 12 Fw voorafgaande artikelen gegeven uitspraken, HR 19 mei 1978, LJN AC6256, NJ 1978, 528.
43 HR 20 april 2007, LJN BA3413, NJ 2007, 243; HR 12 september 2003, LJN AJ9981, NJ 2003, 694.