De Rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard. De bestreden beschikking houdt, voor zover in cassatie relevant, het volgende in:
“Het oordeel van de rechtbank
(…)
Ten aanzien van de in beslag genomen geschriften stelt de rechtbank voorop dat zij zelf uit de aard der zaak geen kennis heeft kunnen nemen van deze geschriften. De rechtbank baseert haar oordeel op de in de beslissing van de rechter-commissaris genoemde korte aanduiding van de stukken, op de nadere omschrijving die klaagster daarvan heeft gegeven in haar klaagschrift en op het dossier in de strafzaak tegen klaagster.
Ten aanzien van de in beslag genomen brief (’comfort letter’) van de Kansspelautoriteit d.d. 22 januari 2013 heeft klaagster al in haar klaagschrift aangegeven dat deze kan worden verstrekt aan het openbaar ministerie. De rechtbank neemt dan ook aan dat het beklag geen betrekking heeft op deze brief.
Ten aanzien van de in beslag genomen aktes van geboorte en uittreksels van het geboorteregister (hierna kortweg: de geboorteaktes) heeft klaagster aangegeven dat dit de kinderen betreft van [betrokkene 1] , een van de verdachten in het onderzoek Rykiel. Met klaagster ziet de rechtbank niet in dat inbeslagneming hiervan enig strafvorderlijk belang dient.
Klaagster heeft aangevoerd dat e-mails, gespreksnotities en brieven geen corpora of instrumenta delicti kunnen zijn. De rechtbank deelt dit standpunt niet. Er ligt een concrete verdenking van onder meer witwassen en valsheid in geschrifte jegens een cliënt van klaagster. Genoemde geschriften kunnen naar het oordeel van de rechtbank hebben bijgedragen aan deze strafbare feiten, bijvoorbeeld omdat daarin constructies ter verhulling van de criminele herkomst van gelden worden besproken en adviezen dienaangaande worden gegeven. Deze geschriften kunnen, voor zover ze zelf geen voorwerp van het strafbare feit uitmaken, dienen tot het begaan ervan. Ook kunnen ze als zodanig bijdragen aan het wederrechtelijk verkrijgen van voordeel.
Het strafvorderlijk belang van de inbeslagneming is gelegen in het vaststellen van de feitelijke vermogenspositie van verdachten en het traceren van de geldstromen, zowel in het kader van het opsporingsonderzoek als in het kader van het onderzoek wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank is niet gebleken dat op een minder ingrijpende wijze dit strafvorderlijk belang kan worden gediend dan door inbreuk te maken op het verschoningsrecht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat voor zover de geschriften betrekking hebben op vastgoedtransacties de in beslag genomen geschriften geen formele aktes zijn die in openbare registers geraadpleegd kunnen worden.
Op grond van de voorgaande overwegingen merkt de rechtbank de in geding zijnde brieven en geschriften - met uitzondering van de in beslag genomen geboorteaktes - aan als brieven en geschriften die voorwerp uitmaken van het strafbaar feit of tot het begaan daarvan hebben gediend en die kunnen dienen om het wederrechtelijk voordeel aan te tonen dat is verkregen door degenen tegen wie het onderzoek zich richt.
Ten aanzien van de geboorteaktes concludeert de rechtbank dat deze niet zijn aan te merken als voorwerpen als bedoeld in artikel 98, tweede lid, Sv. Het strafvorderlijk belang verzet zich niet tegen teruggave aan beslagene. Deze conclusie kan echter niet leiden tot gegrondverklaring van het beklag op dit onderdeel. De geboorteaktes zijn in beslag genomen onder [A] B.V. Laatstgenoemde is als beslagene de rechthebbende van de aktes. Beslagene heeft echter zelf geen klaagschrift ingediend. In dat geval dient het beklag van klaagster - ondanks het feit dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave aan beslagene - ongegrond te worden verklaard (zie Hoge Raad 31 januari 2012, LJN BS7974).
Ten aanzien van de overige in beslag genomen brieven en geschriften zal de rechtbank het beklag eveneens ongegrond verklaren. ”