Conclusie
1.Procesverloop
3.Inleiding en verloop van het debat in feitelijke instantie
oorspronkelijke rapportvan 11 augustus 2010 [17] hebben de deskundigen de onteigende percelen getaxeerd op € 13,50 per m². Die taxatie berustte op referentietransacties [18] van door de Gemeente verworven grond binnen het onderhavige plangebied, waarin volgens de deskundigen geacht moeten zijn te zijn verdisconteerd de kansen en risico’s van de zandwinning, de opbrengsten van de gronden die voor enige woningbouw zijn bestemd en de waarde van het hele gebied als uitloop voor de stad Nijmegen. [19] De deskundigen verklaarden dat zij bij gebreke van de aan de Gemeente gevraagde, maar niet verstrekte, exploitatiebegroting geen top-down berekening van de zandopbrengst konden maken en dat zij in deze situatie voorshands uitgaan van prijzen die de Gemeente in het onderhavige gebied heeft betaald. [20]
eerste nader rapport(d.d. 15 november 2012) hadden de deskundigen de beschikking over door de Gemeente verstrekte gegevens met betrekking tot de aanbesteding van de zandwinning en de herinrichting van het gebied van de Beuningse Plas. Daarvan maakte deel uit een rapport van Fugro uit 2006, waarin de winbare grondvolumes gespecificeerd zijn voor een winning van 40 ha (naar ik begrijp: in het gebied van het bestemmingsplan ‘Beuningse Plas De Waterplas’ uit 2003). Die volumes hebben de deskundigen geëxtrapoleerd voor een wingebied van 62 ha (inclusief het wingebied van het bestemmingsplan ‘Beuningse Plas/Uitbreiding Waterplas’ uit 2007), waarbij zij uitkwamen op totaal 12 miljoen m³. [21] Aan de hand daarvan hebben de deskundigen een globale benadering [22] van de opbrengsten en kosten van de voorgenomen winning opgesteld. Het saldo daarvan begrootten zij in hun eerste nadere rapport op blz. 3-4, op € 45 miljoen (opbrengsten) min € 12 miljoen (indirecte kosten) is € 33 miljoen, en rekening houdend met een verwerving van de betrokken 95 ha grond voor € 13,50 per m² (afgerond € 13 miljoen) op € 20 miljoen. Laatstgenoemde geldsom was het bedrag dat als de met de zandwinning te behalen winst op enigerlei wijze tussen de denkbeeldige verkoper en koper zou moeten worden gedeeld, aan de hand waarvan dan de meerprijs wegens bijzondere geschiktheid van het onteigende zou kunnen worden vastgesteld. [23] Aldus de begroting van de deskundigen waarbij zij het resultaat van de aanbesteding buiten beschouwing lieten (zie het kopje ‘
Vóór de aanbesteding’) en het citaat uit het eerste nadere deskundigenrapport in rov. 2.3 van het vonnis van 2 juli 2014.
Na de aanbesteding’). Dat bracht de deskundigen tot de conclusie dat zij in hun op een te verdelen winst van € 20 miljoen uitkomende globale begroting de negatieve invloed van de crisis op deze zandwinning hadden onderschat en dat die begroting moest worden herzien. Uiteindelijk persisteerden de deskundigen bij hun taxatie van de onteigende percelen op € 13,50 per m².
tweede nader rapport(d.d. 4 februari 2014) [24] hebben zij uiteengezet (zie blz. 3) dat zij in zoverre zijn teruggekomen van hun eerste nadere rapport en dat zij het bezwaar van [verweerder] dat de uitkomst van de aanbesteding (die dateert van na de peildatum) geen rol mag spelen honoreren. Nagekomen wetenschap over de aanwezigheid van klei, zand en grind dient echter, aldus de deskundigen, wel in de beschouwingen te worden betrokken. Dit bracht de deskundigen ertoe om alsnog de globale benadering van blz. 3-4 van het eerste nadere rapport als uitgangspunt te nemen, waarvan, zoals zij op blz. 4 van het tweede nader rapport vermelden, de geraamde (klei, zand en grind) opbrengst van € 45 miljoen weinig verschilt van de € 48 miljoen waarvan Arcadis uitging in haar kort na de peildatum maar vóór de aanbesteding opgestelde initiële begroting. Van het te verdelen resultaat van € 20 miljoen adviseerden de deskundigen aan de onteigende een bedrag van € 5 per m² als meerwaarde toe te kennen, zodat de werkelijke waarde uitkomt op € 13,50 plus € 5 is € 18,50 per m². [25] In haar tussenvonnis van 2 juli 2014 heeft de rechtbank zich hierbij, na bespreking en verwerping van enige door de Gemeente aangevoerde bezwaren, aangesloten (rov. 2.13). In het bestreden eindvonnis is de rechtbank daarbij gebleven.
4.Bespreking van het middel in het principaal cassatieberoep
- In de nrs. 2-7 van haar antwoordakte van 20 februari 2013 heeft de Gemeente, met verwijzing naar jurisprudentie, laten weten dat zij de vergelijkingsmethode in deze zaak de aangewezen waarderingsmethode achtte wegens de onbetrouwbaarheid van de residuele methode en dat volgens haar het eerste nader rapport van de deskundigen de juistheid van het standpunt van de deskundigen als neergelegd in hun rapport van 11 augustus 2010 (€ 13,50 per m²) bevestigt.
- De mailbrief van mr. Haccou aan de deskundigen van 30 oktober 2013 is een reactie op een brief van de advocaat van [verweerder] i.f.i. aan de deskundigen. Mr. Haccou betoogt daarin namens de Gemeente dat de vergelijkingsmethode (‘de markt’) de beste maatstaf is om te beoordelen wat de waarde in het vrije economische verkeer is.
- Op de blz. 4-5 van de brief van mr. Haccou aan de deskundigen van 7 januari 2014, waarmee de Gemeente reageerde op het concept voor het tweede nader rapport, wordt opnieuw, ditmaal onder verwijzing naar vonnissen van de rechtbanken Den Bosch en Roermond, gepleit voor waardering op basis van vergelijkingstransacties, uitkomende op € 13,50 per m².
- In de akte van de Gemeente van 5 maart 2014 is onder 4 bezwaar gemaakt tegen het zich verlaten door de deskundigen op exploitatiegegevens die gebaseerd zijn op aannames en schattingen die een grote onzekerheid in zich bergen en hun gebruik van ‘een advies’ van [betrokkene 1] . Onder 5 stelde de Gemeente dat de deskundigen niet nader hebben verklaard hoe het kan dat hun waardering op € 18,50 per m² zo sterk afwijkt van de vrije markttransacties van € 13,50 per m². Onder 17-19 wees de Gemeente op de onzekerheden van de exploitatie die op de peildatum bestonden. Onder 21-24 is resumerend nogmaals betoogd dat er geen ruimte is voor verdeling van enige ‘overwinst’ en dat de vergelijkingstransacties maatgevend moeten zijn voor een waarde van € 13,50 per m².
€ 13 miljoen+
lagere waarde moet worden toegekend dan € 18,50 per m² (inclusief opslag wegens bijzondere geschiktheid).
kosten van verwerving zoals die op de peildatum in redelijkheid worden begroot, (n.l. € 13,50 per m²) en niet, zoals de Gemeente verlangde, van de historische verwervingskosten die zij zich heeft moeten getroosten om ter plaatse in der minne grond te verwerven. De tweede keer om het verwijt van de Gemeente dat de deskundigen niet zijn uitgegaan van de historische verwervingskosten te pareren met de tegenwerping dat de deskundigen juist wel zijn uitgegaan van de historische verwervingskosten, nu zij immers het bedrag van € 13,50 per m² baseerden op gerealiseerde vergelijkingstransacties.
buiten het complexlagen zoals de deskundigen dat hebben aangehouden [44] en dat bovendien [45] de verwerving daarvan door de Gemeente niet is geschied in het belang van de aanleg van de plas met omliggend recreatiegebied en natuur maar in het belang van de nieuwe woonbestemming ter plaatse (manege) en in het belang van de verbetering van het leefklimaat door oplossing van een in de buurgemeente Nijmegen bestaand stankprobleem (pelsdierfokkerij). Kennelijk, en begrijpelijk, huldigden de deskundigen de visie dat de fictieve redelijk handelende koper/exploitant niet geïnteresseerd zou zijn in verwerving van buiten het complex liggende (bebouwde) gronden.
miskenddat in die € 13,50 de kansen en risico’s van de zandwinning zijn verdisconteerd. In zoverre lijkt de klacht ongegrond of mist die feitelijke grondslag.
niet klopt, omdat in de prijs van € 13,50 per m² al een vergoeding is begrepen voor de mogelijkheid tot zandwinning. Hier wijst het middel inderdaad een lacune aan in de globale benadering van de deskundigen van de winst die de bodembestanddelenwinning zou kunnen opleveren. Als men uit (de verdeling van) die winst de meerwaarde wil afleiden die het onteigende ontleent aan de daarin aanwezige winbare bodembestanddelen, ligt het naar mijn mening voor de hand om uit te gaan van de grondwaarde zonder het verhogende effect van de winbare bodembestanddelen.
exclusiefdie meerwaarde, de te verdelen winst met het bedrag van die meerwaarde toeneemt. Het effect zal per saldo in een lagere werkelijke waarde resulteren omdat het bedrag van de meerwaarde per m² dat nu in de € 13,50 zit, bij de
te verdelenwinst zal belanden.
5.Bespreking van de middelen in het incidentele cassatieberoep
zoals ook bij de aanbesteding het geval was, een bruto exploitatiegebied van 95 ha, waarvan de netto te ontzanden oppervlakte 62 ha beslaat. [56] Deze afbakening van de als één geheel in exploitatie te brengen zaken conform de op de peildatum reeds voorbereide op hetzelfde gebied betrekking hebbende aanbesteding, lijkt mij alleszins begrijpelijk. Een gebied waarvan in één aanbesteding de exploitatie wordt gegund lijkt mij zelfs een schoolvoorbeeld van zaken die als één geheel in exploitatie worden gebracht. [verweerder] heeft, als ik goed zie, niet betwist dat de aanbesteding de exploitatie van het hele gebied van de bedoelde 95 ha (en niet méér) betrof.
klacht onder nr. 3.
nrs. 4-18) bestaat het middel uit een betoog waarin argumenten worden aangedragen voor een ruimere afbakening van het onderhavige complex. Dit is een betoog dat het feitelijke debat continueert. Daarvoor is echter, zoals mr. Van den Berg onder nr. 3.2 van zijn schriftelijke toelichting terecht opmerkt, in cassatie geen plaats. Opmerking verdient in dit verband nog slechts, dat een rechterlijke beslissing met betrekking tot de feiten niet onbegrijpelijk wordt door de enkele omstandigheid dat een andere uitkomst ten processe is bepleit of door de enkele omstandigheid dat in de gedingstukken ook aanknopingspunten voor een andersluidende beslissing zijn te vinden.
klacht onder nr. 20van dit middel geldt dat het feitelijke grondslag mist waar het stelt dat de rechtbank de motivering van de deskundigen waarnaar zij in rov. 2.12 verwijst, niet tot de hare maakt, en dat de klacht voor het overige te weinig gespecificeerd is om daarop in te kunnen gaan. Dat laatste geldt eveneens voor de
klacht onder nr. 21.
nr. 22stelt het middel dat de door de deskundigen gegeven (en door de rechtbank gevolgde) uitleg en toepassing van Uw arrest van 14 juni 2002 in de zaak Noord-Holland/ [...] [57] ‘gekunsteld’ zou zijn. Deze klacht lijkt mij (daargelaten hoe het verwijt ‘gekunsteld’ in cassatietechnische zin moet worden opgevat) niet terecht. Naar dit arrest hebben de deskundigen slechts verwezen ter illustratie van hun uitgangspunt dat het voordeel wegens bijzondere geschiktheid van het onteigende voor het werk waarvoor onteigend wordt volgens de jurisprudentie
in beginselbij helfte wordt verdeeld. Waarom dit een ‘gekunstelde’ uitleg zou zijn valt niet in te zien. Die uitleg acht ik ook niet verkeerd of onbegrijpelijk.
nrs. 24-27bevatten de kern van de bestrijding van de door de rechtbank toegepaste verdeling van het voordeel van € 20 miljoen dat de denkbeeldige koper uit de zandwinning zou kunnen halen. Indien bij helfte wordt verdeeld zou dat, uitgaande van de 95 ha van het complex, neerkomen op een meerwaarde van € 10 miljoen gedeeld door 950.000 = € 10,52 per m². De deskundigen adviseren echter wegens bijzondere omstandigheden een afwijkende verdeling, bestaande uit een ‘opplussing’ van € 5 per m² op de eerder genoemde prijs van € 13,50 per m². De bijzondere omstandigheden die de deskundigen brengen tot deze afwijking van de normale verdeling zijn (geciteerd op blz. 4 van het tussenvonnis en ook in het middel):
nr. 24doet het middel een beroep op
het arrest van Uw Raad van 13 augustus 2004 in de zaak Limburg/ [...]. [58] Betoogd wordt dat de deskundigen (lees: de rechtbank) miskennen (miskent) dat Uw Raad in dit arrest al heeft bepaald dat in geval sprake is van opbrengsten op de lange termijn, waarbij de exploitant reeds voldoende rekening heeft gehouden met ondernemingsrisico’s, er geen reden is om af te wijken van de standaardverdeelsleutel 50/50. Hoewel Uw Raad in dit arrest niet met zoveel woorden heeft geoordeeld wat het middel erin leest, heeft [verweerder] hier naar mijn mening wel een punt.
billijkwas maar in de onderhavige onteigening
niet in de redezou liggen. Het arrest Noord-Holland/ [...] [63] wijst naar ik meen duidelijk aan dat bij helfte moet worden verdeeld tenzij
bijzondere omstandighedenaanleiding geven een andere verdeelsleutel toe te passen. Als het de onteigeningsrechter al te gemakkelijk wordt gemaakt ‘bijzondere omstandigheden’ aan te nemen ter rechtvaardiging van een andere (d.w.z. voor de onteigende minder gunstige) verdeling, verwatert het naar mijn mening waardevolle principe dat bij helfte moet worden gedeeld, op gevaar af dat de onteigende geen volledige schadeloosstelling ontvangt.