ECLI:NL:PHR:2016:780

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
21 juni 2016
Publicatiedatum
29 juli 2016
Zaaknummer
15/04571
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedrag en bewijsvoering van criminele herkomst

In deze zaak gaat het om de verdachte die op 8 september 2010 op Schiphol werd aangehouden met een geldbedrag van € 14.300,-. Tijdens een douanecontrole werden naast het geld ook skimbenodigdheden aangetroffen. Het Gerechtshof Amsterdam had eerder het vonnis van de Rechtbank Haarlem bevestigd, waarbij de verdachte was veroordeeld voor witwassen en het voorhanden hebben van voorwerpen bestemd voor een misdrijf. De verdachte had verklaard dat het geld afkomstig was uit zijn werkzaamheden in Roemenië en van een vriend in Spanje, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat het geld niet van misdrijf afkomstig was. De verdediging stelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de criminele herkomst van het geld, maar het hof vond dat de verdachte geen concrete verklaring had gegeven voor de herkomst van het geld. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van het hof niet voldeed aan de eisen voor het vaststellen van witwassen, omdat niet was aangetoond dat de verdachte het geld had verworven of voorhanden had gehad met de bedoeling om de criminele herkomst te verhullen. De conclusie van de Procureur-Generaal was dat de zaak moest worden terugverwezen naar het gerechtshof voor herbehandeling.

Conclusie

Nr. 15/04571
Zitting: 21 juni 2016 (bij vervroeging)
Mr. T.N.B.M. Spronken
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Bij arrest van 24 juni 2015 heeft het Gerechtshof Amsterdam het vonnis van de Rechtbank Haarlem van 18 oktober 2012 bevestigd met aanpassing van gronden, behalve ten aanzien van de strafoplegging. Dat betekent dat de verdachte wegens (1) “witwassen” en (2) “voorwerpen en gegevens voorhanden hebben, wetende dat zij bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf” is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van voorarrest. [1]
2. Namens de verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het
middelklaagt over het oordeel van het Hof dat het onder 1 bewezen verklaarde 'witwassen' oplevert.
3.1. De verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat:
“hij op of omstreeks 8 september 2010, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 14.300 euro, althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad,-overgedragen en/of omgezet, althans van dat voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf”.
3.2. Daarvan is bewezen verklaard dat:
“hij op 8 september 2010, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 14.000 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf”.
3.3. De bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 berust op de volgende, in zoverre door het hof bevestigde, bewijsoverweging van de rechtbank, hier aangehaald met weglating van voetnoten:
“Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
Op 8 september 2010 wilde verdachte via de groene doorgang van de douanebalie op Schiphol de aankomsthal verlaten. Verdachte is toen aan een douanecontrole onderworpen: Verdachte was vanuit Argentinië naar Madrid gevlogen en heeft aldaar een ticket naar Amsterdam gekocht. Verdachte opende desgevraagd zijn laptoptas. Hierin zijn onder andere een laptop, enkele usb-stekkers, een sim-kaart voor een telefoon en vermoedelijk een CD-rom aangetroffen. Uit kennis en ervaring werd afgeleid dat verdachte met zijn meegevoerde bagage veel overeenkomsten vertoonde met een zogenaamde skimmer. Desgevraagd verklaarde verdachte, dat hij ongeveer € 14.000,- bij zich had en hij liet vervolgens een stapeltje met biljetten van € 500,- zien.
Bij de controle verklaarde verdachte zijn geld te verdienen met het kweken van champignons in Roemenië. Vervolgens verklaarde verdachte dat hij voor vakantie in Argentinië is geweest, dat van het aangetroffen geld € 9.000,- van hemzelf is, dat hij in Spanje € 5.000,- van de familie van zijn vriendin heeft gekregen en dat hij van het geld in Nederland een auto ging kopen. Bij verdachte is een contant geldbedrag aangetroffen van in totaal € 14.300,-, bestaande uit 28 biljetten van € 500,-, vijf biljetten van € 50,-, één biljet van € 20,-, twintig biljetten van € 10,- en twee biljetten van € 5,-.
Onder verdachte is € 14.000,- in beslag genomen evenals onder andere een setje precisie gereedschap, twee SD-kaarten 4GB van het merk Lexar, een mini laptop NC-10 van het merk Samsung en een computeronderdeel.
De goederen die bij verdachte zijn aangetroffen, zijn onderzocht. Hieruit zijn diverse resultaten gekomen.
De twee SD-kaarten zijn door het Forensisch IT-Team (FITT) onderzocht en beide kaarten lijken te zijn gewist; er staan geen direct benaderbare bestanden op. Uit de gereconstrueerde bestanden blijkt dat een bestand een circa drieënhalfuur durende beeldopname van een toetsenbord van een PINterminal bevat waarop de ingetoetste pincode is af te lezen. Verder is er een hersteld tekstbestand aangetroffen dat magneetstripgegevens van bankkaarten bevat.
Op de laptop zijn door het FITT fotobestanden aangetroffen die foto's bevatten van een toetsenbord (pinpad) van een geldautomaat. Voorts zijn documenten aangetroffen die handleidingen bevatten van apparatuur voor het beschrijven en lezen van magneetstrips (kaartlezers) op bankaarten en bijbehorende software, evenals afbeeldingen van kaartlezers en de bijbehorende software. De gereconstrueerde videobestanden bevatten beelden van een camera die gemonteerd is boven een pinapparaat, waarop te zien is dat mensen een betaalpas door een pinapparaat halen en een code intypen.
Naar het in beslag genomen computeronderdeel is onderzoek gedaan. Uit één van de telefoons van verdachte werd bij de niet verzonden sms-berichten een bericht gevonden met de website www.cardreaderfactory.com. Op deze site worden onder andere magneetkaartlezers, leeskoppen voor magneetkaartlezers en oplaadbare batterijen verkocht. Op deze site werd ook een afbeelding gevonden van het in beslag genomen computeronderdeel. Dit blijkt een oplaadbare batterij te zijn die onder andere gebruikt kan worden om als voedingsbron te dienen voor magneetkaartlezers.
Afdeling Fraud Control van Equens SE heeft vastgesteld, dat een aantal van de op één van de in beslag genomen SD-kaarten Zweedse bankkaartnummers betreft en Equens heeft van de Zweedse politie vernomen dat deze bankkaartnummers geskimd zijn. Naar aanleiding van het rechtshulpverzoek aan Zweden is gebleken, dat deze bankkaartnummers afkomstig zijn van een skimming-incident op 2 en 3 juli 2010 bij het warenhuis van COOP Forum in Jägersro, Skane en dat (pogingen tot) opnames/aankopen gedaan zijn met vervalste bankkaarten in Argentinië op 2 en 3 september 2010 met behulp van genoemde geskimde gegevens. De verliezen voor de banken bedragen (omgerekend) minstens € 56.574,46,-.
Aan de hand van de in- en uitreisstempels in het paspoort van verdachte is vast te stellen dat verdachte in de periode van 25 augustus 2010 tot 7 september 2010 in Argentinië is geweest.
Op 8 september 2010 heeft verdachte ten overstaan van de Belastingdienst / FIOD verklaard dat er bewijzen vanuit de onderneming van zijn vader zouden komen ten aanzien van het onder hem aangetroffen bedrag van € 14.000,-. Tot op heden is deze aanvullende informatie niet ontvangen.
Op 10 september 2010 heeft verdachte tegenover de rechter-commissaris verklaard, dat hij het geld bij zich had omdat hij een auto wilde kopen, dat hij het geld deels van thuis had meegenomen en deels van een vriend uit Spanje had gekregen, dat het geld niet van misdrijf afkomstig is en dat hij als toerist naar Argentinië is geweest.”
3.4. Het hof heeft ten aanzien van deze bewezenverklaring voorts, in plaats van de nadere bewijsoverweging van de rechtbank, het volgende overwogen:
“De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat cliënt enig geldbedrag onder zich heeft gehad waarvan hij wist of moest vermoeden dat dat afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof stelt vast dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat het geldbedrag dat de verdachte 8 september 2010 te Schiphol bij, zich had van enig misdrijf afkomstig is.
Op 30 april 2014 wilde de verdachte via de groene doorgang van de douanebalie op Schiphol de aankomsthal verlaten. De verdachte is toen aan een douanecontrole onderworpen. De verdachte was vanuit Argentinië naar Madrid gevlogen en heeft aldaar een ticket naar Amsterdam gekocht. De verdachte had op dat moment een geldbedrag van € 14.300,- bij zich. Van dit geldbedrag heeft de verdachte geen aangifte gedaan bij de Douane, ondanks het bestaan van de verplichting daartoe. Het geldbedrag bestond uit 28 bankbiljetten van € 500,-, vijf biljetten van € 50,-, één biljet van € 20,-, twintig biljetten van € 10,- en twee biljetten van € 5,-. Onder de verdachte is onder meer € 14.000,- in beslag genomen.
Het fysiek vervoeren van grote geldbedragen brengt een aanzienlijk veiligheidsrisico mee. Gelet hierop en gelet op:
- het nalaten van het doen van de verplichte aangifte bij de Douane;
- het niet gebruik maken van gangbaar financieel verkeer;
- de omstandigheid dat de luchthaven Schiphol niet zelden gebruikt wordt voor de in-, uit- en doorvoer van voorwerpen die (on)middellijk uit misdrijf afkomstig zijn;
- de omstandigheid dat criminaliteit veelal gepaard gaat met grote hoeveelheden contant geld in diverse, vaak ook grote coupures van € 500,-, die in het normale betalingsverkeer een zeldzaamheid zijn;
is het hof van oordeel dat meerdere typologieën van witwassen op de onderhavige zaak van toepassing zijn op basis waarvan een vermoeden van witwassen jegens de verdachte is gerechtvaardigd.
Het hof is van oordeel dat, gelet op dit vermoeden van witwassen en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden, van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk is aan te merken.
De verdachte heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de herkomst van het geldbedrag. De verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat hij geld heeft verdiend in de champignonkwekerij van zijn vader in Roemenië. Vervolgens heeft de verdachte verklaard dat van het aangetroffen geldbedrag € 9.000,- van hemzelf is en dat hij in Spanje € 5.000,- van de familie van zijn vriendin heeft gekregen. Later heeft de verdachte verklaard dat hij het geld deels van thuis had meegenomen en deels van een vriend uit Spanje had gekregen. Uiteindelijk wordt door de verdediging gesteld dat [betrokkene 1] een geldbedrag van € 9.000 en [betrokkene 2] een geldbedrag van € 5.000,- aan de verdachte heeft gegeven.
De verdachte heeft geen stukken ter onderbouwing van deze verklaringen overgelegd. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld. De verklaring van [betrokkene 2] van 6 februari 2015 maakt vorenstaande niet anders. Al het voorgaande in overweging nemende is het hof dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag middellijk of onmiddellijk van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat wist.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.”
3.5. Het middel doet een beroep op de rechtspraak van de Hoge Raad over het verwerven of voorhanden hebben van onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstige voorwerpen. Die rechtspraak komt er - kort gezegd - op neer dat in zulke gevallen bepaaldelijk eisen worden gesteld aan de motivering van het oordeel dat sprake is van witwassen, in die zin dat dan uit die motivering moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte het voorwerp niet slechts heeft verworven of voorhanden heeft gehad, maar dat zijn gedragingen ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. Deze rechtsregels hebben betrekking op het geval dat de verdachte voorwerpen heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl aannemelijk is dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. [2]
3.6. Het hof heeft in de onderhavige zaak de vraag of sprake is van uit eigen misdrijf verkregen gelden in het midden gelaten en namens de verdachte is niet aangevoerd dat sprake is van verwerven of voorhanden hebben van door eigen misdrijf verkregen geld; de verdediging betwistte de criminele herkomst van het geld. Het in de uitspraak besloten liggende oordeel met betrekking tot het onder 1 bewezen en strafbaar verklaarde witwassen, laat zich dan als volgt in cassatie – over de band van de begrijpelijkheid – beoordelen. [3]
3.7. Uit de bewijsvoering in de onderhavige zaak volgt dat er sprake is van een rechtstreeks verband tussen de gelden en het door de verdachte, al dan niet met een of meer anderen, begane skimmen waarop de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde betrekking heeft. Onder 2 is immers bewezen verklaard dat het ging om voor skimmen geschikte spullen en het hof heeft een verband gelegd tussen de skimming in Argentinië, het aldaar buit gemaakte geld, en verdachtes aanwezigheid in dat land in die periode. De verdachte droeg de criminele eigen opbrengst in contanten bij zich, terwijl hij via het vliegverkeer op Schiphol met zijn, kort gezegd, kennelijk voor skimmen bestemde goederen internationaal op doorreis was. Deze wijze van vervoer van contant geld kan bepaaldelijk te denken geven over de herkomst van de gelden en zonder meer een vermoeden van witwassen opleveren, maar wijst er niet op dat de gedragingen van de verdachte ook kennelijk gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die gelden. In de kern bezien is ook bij een dergelijke wijze van vervoer feitelijk sprake van het voorhanden hebben van het geld; niet van het verhullen van de herkomst. Hierbij kan een vergelijking worden gemaakt met het verstoppen van geld in huis [4] , het met zich voeren van geld in een schoudertas en daarmee de woning verlaten [5] en het vervoer van contanten per auto [6] : die enkele gedragingen leveren niet het in art. 420 lid 1 onder a Sr bedoelde verhullen op.
3.8. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor zover het de beslissingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde en de strafoplegging betreft, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.In eerste aanleg was ten laste van de verdachte ook een geldbedrag van 14.000,-- verbeurd verklaard, maar in hoger beroep is na vernietiging van de strafoplegging een beslissing op het onder de verdachte in beslag genomen geld uitgebleven. Enkele jaren eerder, bij beschikking van 16 juni 2011, was een namens de verdachte ingediend klaagschrift strekkende tot teruggave van het geld ongegrond verklaard, maar definitief is (nog) niet op het beslag beslist.
2.Vgl. HR 27 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3169, NJ 2016/83 m.nt. B.F. Keulen.
3.Vgl. HR 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3618, NJ 2015/160 m.nt. N. Keijzer.
4.Vgl. HR 27 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1237, gewezen in het kader van de jurisprudentie bij het voorhanden hebben of verwerven van geld dat uit eigen misdrijf is verkregen en HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3687.
5.HR 25 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:697. Vgl. ook HR 7 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:888, NJ 2015/339 m.nt. N. Keijzer.
6.HR 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:14.