Conclusie
3.Het eerste middel
of omstreeksde periode van 1 oktober 2013 tot 24 oktober 2013 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk een elektriciteitswerk, te weten een zogenaamde meterkast voor de stroomvoorziening in een woning
althans een gebouwaan de [a-straat 1],
heeft vernield en/of beschadigd en/ofeen stoornis
in de gang en/ofin de werking van die meterkast en/of voor die stroomvoorziening heeft veroorzaakt en
/of eenten opzichte van die zogenaamde meterkast en
/ofdie stroomvoorziening, genomen veiligheidsmaatregel
(en)heeft verijdeld, zodanig dat daardoor gemeen gevaar voor brand in die woning,
althans dat gebouwen
/ofin een of meer belendende percelen
, in elk geval gemeen gevaar voor goederenen
/oflevensgevaar voor een of meer in die belendende percelen aanwezige personen
en/of in geval van brand, een of meer personen, belast met het blussen van die brand, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen,te duchten was”
Bij dit onderzoek is het volgende geconstateerd.
in de werking van een elektriciteitswerk, maar niet het veroorzaken van een stoornis
in de stroomvoorziening. Wel benoemt art. 161bis aanhef en onder 1o Sr als kwalificerend gevolg “indien daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemene nutte ontstaat”. In dat onderdeel betreft de verhindering of bemoeilijking van stroomlevering echter niet het handelen zelf, maar de uitkomst – dus het gevolg - daarvan. Bovendien gaat het in dat onderdeel van art. 161bis Sr om stoomlevering “ten algemene nutte”. Het openbaar ministerie heeft bij het tenlasteleggen van het feit in de onderhavige zaak wellicht aansluiting gezocht bij een uitleg die wel aan het in art. 161bis Sr bedoelde “veroorzaken van een stoornis in de gang of in de werking van een elektriciteitswerk” wordt gegeven. Het veroorzaken van een dergelijke stoornis omvat, in ieder geval volgens J.W. Fokkens in Noyon-Langemeijer/Remmelink, namelijk “alle handelingen die, ook zonder vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken te zijn, de stroomlevering verhinderen of zo zijn dat er gevaar van te duchten is, zodat reeds het wegnemen van een noodzakelijke verbinding hetzij in de machinerie hetzij in de leiding het strafbaar gestelde feit kan opleveren”. [7] De wetsgeschiedenis van art. 161bis Sr, in het bijzonder de memorie van toelichting bij het op 28 juni 1922 in werking getreden nieuwe art. 161bis Sr [8] , houdt als toelichting op de betreffende bestanddelen van art. 161bis Sr slechts in dat het veroorzaken van een stoornis in de gang of in de werking van een elektriciteitswerk “het functioneren” van dat elektriciteitswerk betreft. [9]