De verdachte is bij arrest van 24 augustus 2015 door het gerechtshof Den Haag vrijgesproken van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde en veroordeeld wegens 1 subsidiair “diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan” tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het hof de vorderingen van twee benadeelde partijen toegewezen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, één en ander zoals in het arrest vermeld.
Er bestaat samenhang met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (nr. 16/01580), waarin ik vandaag ook zal concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft vijf middelen van cassatie voorgesteld.
Het gaat in deze zaak om een overval gepleegd door drie personen op een woning in Zoetermeer op de late avond (rond 23.45 uur) van 28 augustus 2012, waarbij één van de bewoners is neergeschoten. Het hof heeft bewezen geacht dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] twee van de drie overvallers zijn geweest. Het hof is in een uitvoerige bewijsoverweging ingegaan op de door de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] geschetste alternatieve scenario’s die erop neerkomen dat zij, ieder voor zich, een alibi hebben. De middelen 1, 3 en 4 hebben betrekking op de verwerping van deze alternatieve scenario’s. Het eerste middel klaagt dat het hof op de verdachte de bewijslast heeft gelegd om de juistheid van zijn scenario aan te tonen en het derde en het vierde middel klagen over het gebruik voor het bewijs van kennelijk leugenachtige verklaringen van respectievelijk de medeverdachte [medeverdachte] en de verdachte. Middel 2 klaagt over de bewezenverklaring van de strafverzwarende omstandigheid van art. 43a Sr en middel 5 over de overschrijding van de redelijke termijn.
Voordat ik overga tot de bespreking van de middelen, geef ik hieronder de bewezenverklaring en, voor zover van belang, de bewijsoverwegingen en bewijsmiddelen weer.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“hij op of omstreeks 28 augustus 2012 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen in een woning met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee smartphones te weten een IPhone en een Samsung Galaxy en een laptop en een geldbedrag van ongeveer 1.500 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- neerschieten van de hond van [slachtoffer 2] en
- tegen de grond duwen en het met kracht pakken bij de keel van [slachtoffer 1] en
- het meermalen met een vuurwapen schieten in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer 2] en
- het richten van een vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer 2] ,
De verdachte heeft ter zitting d.d. 13 mei 2013 in eerste aanleg, onder handhaving daarvan in hoger beroep, een alternatief scenario/alibi aangevoerd inhoudende - zakelijk weergegeven - dat hij ten tijde van de overval niet te Zoetermeer was, maar op 28 augustus vanaf 20.30 uur tot ongeveer 00.45 uur bezig is geweest met wiet knippen in Amsterdam Noord. Hij is naar zijn zeggen Amsterdam niet uit geweest. Rond 00.45 uur zou hij weer zijn teruggebracht door zijn neef [betrokkene 13] , bijgenaamd [betrokkene 13] , met wie hij die avond ook samen was. Met [medeverdachte] was hij in die periode niet samen.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie inderdaad als alternatief scenario/alibi, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat hij ten tijde van de overval in de avond van 28 augustus 2012 thuis was met zijn vriendin [betrokkene 12] . Dat zijn mobiele telefoon rond het tijdstip van de overval in de directe omgeving waar die overval plaatsvond zendmasten aanstraalt, komt naar zijn zeggen omdat hij die telefoon in de Volkswagen Golf, waar hij [betrokkene 13] in rijdt, die dag heeft laten liggen.
Hij is het geweest die op die avond heeft gebeld met de mobiele telefoon van zijn vriendin [betrokkene 12] en om 23.11 uur en 23.42 uur sms'jes heeft gestuurd naar zijn eigen telefoon.
Bij de rechter-commissaris d.d. 23 januari 2014 stelt [betrokkene 5] zijn verklaring bij in die zin dat hij na het telefoontje van [betrokkene 12] , [betrokkene 13] heeft gebeld omdat hij dacht dat [medeverdachte] bij hem zou zijn maar dat dit niet zo bleek te zijn. [betrokkene 13] zou tegen hem hebben gezegd dat hij met zijn neefje, [betrokkene 13] , was. Daarna heeft hij wellicht tegen [betrokkene 12] gezegd dat [medeverdachte] bij [betrokkene 13] was, maar dit was om haar gerust te stellen. Hij zou daar tegenover [betrokkene 12] in voorkomende gevallen altijd over hebben gelogen, zo begrijpt het hof.
[betrokkene 13] , zo verklaart hij voorts, zou [betrokkene 13] bij [betrokkene 5] thuis hebben opgehaald en hem ook weer hebben teruggebracht. [betrokkene 13] zou daarna alleen naar boven zijn gekomen. Het was iets na 00.00 uur. Dat weet [betrokkene 5] omdat ‘je bij ons na twaalf uur 's nachts met je rug naar binnen moet gaan en dat deed [betrokkene 13] ook’.
8. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv houdt onder meer het volgende in:
“35. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Haaglanden d.d. 10 oktober 2012, met proces-verbaalnummer 2012183402 met documentcode 15BRE12170 (dossierpagina 1000 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -: