ECLI:NL:PHR:2018:1006
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. T.N.B.M. Spronken
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van cassatieberoep inzake beslag op inbeslaggenomen goederen en oproeping voor raadkamerbehandeling
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin een klaagschrift van de klager inzake de teruggave van inbeslaggenomen goederen, te weten een BlackBerry telefoon en een gereedschapskist, ongegrond is verklaard. De inbeslagname vond plaats op 21 maart 2016 door de FIOD. De klager heeft op 3 februari 2017 een klaagschrift ingediend om het beslag op te heffen en de goederen terug te krijgen. De rechtbank heeft op 3 april 2017 de zaak behandeld, maar de klager en zijn raadsman zijn niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk waren opgeroepen. De rechtbank heeft op 18 april 2017 de klaagschrift ongegrond verklaard, waarbij de officier van justitie heeft gesteld dat de inbeslaggenomen goederen inmiddels waren vernietigd.
In cassatie wordt betoogd dat de klager niet behoorlijk is opgeroepen, omdat de oproeping niet per aangetekende post is verzonden. De advocaat-generaal (AG) concludeert dat de oproeping per gewone post voldoende is, gezien de aard van de procedure en het feit dat de klager zelf het klaagschrift heeft ingediend. De AG stelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het beslag nog voortduurde, omdat niet is vastgesteld dat de vernietiging van de goederen op een wettige wijze heeft plaatsgevonden. De AG adviseert de Hoge Raad om de beschikking van de rechtbank te vernietigen, omdat de raadsman van de klager niet op de juiste wijze is opgeroepen, wat in strijd is met de wet.
De Hoge Raad zal zich buigen over de vraag of de klager ontvankelijk is in zijn cassatieberoep en of de vernietiging van de beschikking van de rechtbank gerechtvaardigd is. De conclusie van de AG is dat de klager nog steeds belang heeft bij zijn klacht, omdat de wet bepaalt dat als aan de last tot teruggave niet kan worden voldaan, de bewaarder moet overgaan tot betaling van de waarde van de goederen. De zaak wordt terugverwezen naar de Hoge Raad voor verdere behandeling.