Conclusie
Nr. 16/04704
Zitting: 27 maart 2018 (bij vervroeging)
Mr. P.C. Vegter
Conclusie inzake:
[verdachte]
De verdachte is bij arrest van 10 juni 2016 door het hof Den Haag niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het
middelklaagt over schending van - naar ik begrijp - art. 51
oudSv omdat de raadsman niet onverwijld een afschrift van de processtukken is toegezonden. [1]
middelklaagt over schending van - naar ik begrijp - art. 51
oudSv omdat de raadsman niet onverwijld een afschrift van de processtukken is toegezonden. [1]
4. Aan de cassatieschriftuur is een afschrift gehecht van een faxbericht met bijbehorend transactierapport van 6 januari 2016 van mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam, aan de strafgriffie van het hof Arnhem-Leeuwarden. Dit bericht houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Betreft: [verdachte] / OM - hoger beroep
Onze ref.: NO/16.01/010
Uw ref.: 96/112042-15
Geachte heer, mevrouw,
Hierbij wens ik mij te stellen als raadsman van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats].
Ik moge u hierdoor vriendelijk verzoeken de processtukken zo spoedig mogelijk aan mij te doen toekomen.
Vertrouwende u hiermede naar behoren te hebben geïnformeerd en in afwachting van uw spoedige berichten.”
5. Uit het transactierapport kan worden afgeleid dat het bericht op “06/jan/2016” om “14:28” is verstuurd naar het faxnummer “00883610089”, zijnde het faxnummer van de strafgriffie van het hof Arnhem-Leeuwarden. Dit biedt voldoende grond voor het ernstig vermoeden dat de stelbrief ter griffie van het hof Arnhem-Leeuwarden is ontvangen. [2]
6. Gelet op het toen geldende artikel 39 Sv [3] diende de raadsman zijn stelbrief aan de griffier van het behandelend gerecht te richten. Nu de zaak aanhangig was bij het hof Den Haag heeft de raadsman zijn stelbrief naar het verkeerde hof gestuurd. Volgens de steller van het middel heeft dit echter niet tot gevolg dat hij zich niet heeft gesteld. Voor gerechtshoven zou namelijk een doorzendplicht gelden wanneer een stelbrief naar het verkeerde hof is toegestuurd.
7. Bij het op de juiste wijze instellen van een rechtsmiddel wordt de verdachte geholpen, maar de raadsman niet. [4] Vanwege zijn rol als professionele rechtsbijstandverlener mag immers worden verwacht dat een advocaat voor het instellen van een rechtsmiddel de juiste administratieve weg weet te bewandelen. [5] Niet valt in te zien waarom dit voor het versturen van een stelbrief anders zou zijn.
8. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende overweging.
9. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
10. Deze conclusie strekt tot verwerping van het ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG