Conclusie
1.Inleiding
2.Bespreking van het middel
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of de verdachte verontschuldigbaar te laat hoger beroep heeft ingesteld tegen een vonnis van de politierechter. De verdachte was op 13 april 2017 niet verschenen op de zitting en heeft op diezelfde dag gebeld naar de griffie van de rechtbank Rotterdam om te informeren naar de uitspraak. De griffiemedewerker kon hem echter niet vertellen wat de uitspraak was en gaf aan dat hij het schriftelijke vonnis thuisgestuurd zou krijgen. De verdachte ontving het vonnis pas op 4 mei 2017 en heeft op 10 mei 2017 hoger beroep ingesteld, terwijl de termijn voor het instellen van hoger beroep op 28 april 2017 was geëindigd. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, omdat hij te laat was en niet had aangetoond dat de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar was. De advocaat-generaal heeft in zijn conclusie betoogd dat het hof onvoldoende rekening heeft gehouden met de onjuiste informatie die de verdachte van de griffie heeft ontvangen. De Hoge Raad heeft de zaak uiteindelijk terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag, omdat het oordeel van het hof over de ontvankelijkheid van de verdachte niet zonder meer begrijpelijk was. De conclusie van de advocaat-generaal was dat de verdachte in zijn hoger beroep had moeten worden ontvangen, gezien de omstandigheden van de zaak.