Voetnoten
1.Het cassatieberoep is bij akte van 21 september 2018 partieel ingetrokken, te weten voor zover dat is gericht tegen de beslissing de benadeelde partij, [betrokkene 4] , in haar vordering “voor het overige” niet-ontvankelijk te verklaren.
2.In werking getreden op 1 april 2012 bij
3.Vgl. HR 6 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2916, NJ 2015/432 (waarin het ging om een gebiedsverbod voor een Ajax-supporter en waarbij het hof acht had geslagen op een eerdere veroordeling voor hetzelfde delict) en HR 3 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:4, NJ 2017/143, m.nt Vellinga-Schootstra (waarin elke motivering van de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel ontbrak). 4.Kamerstukken II 2010/2011, 32 551, nr. 3 (memorie van toelichting), p. 6 en 7.
5.F.W. Bleichrodt & P.C. Vegter, Sanctierecht, tweede druk, Deventer: Kluwer 2016, p. 42.
6.Kamerstukken II 2010/11, 32 551, nr. 6, o.m. p. 7 (nota naar aanleiding van het verslag). Vgl. ook H.J.B. Sackers, ‘De nieuwe maatregel van het rechterlijk gebieds- of contactverbod’, Sancties 2012/18.
7.Vgl. mijn conclusie ECLI:NL:PHR:2015:671 voorafgaand aan HR 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1338, NJ 2015/278 m.nt. Mevis. Zie ook Harris, O’Boyle and Warbrick, Law of the European Convention on Human Rights, vierde druk, Oxford: 2018, p. 502-503. 8.Vgl. Harris, O’Boyle and Warbrick, Law of the European Convention on Human Rights, vierde druk, Oxford: 2018, vanaf p. 505, EHRM 21 juni 1988, Berrehab t. Nederland (application nr. 10730/84). en Van Dijk e.a., Theory and Practice of the European Convention of Human Rights, vijfde druk, Intersentia 2018, p. 703-704.
9.Vgl. Van Dijk e.a., Theory and Practice of the European Convention of Human Rights, vijfde druk, Intersentia 2018, p. 706-707 onder verwijzing naar Schneider v. Germany, supra n. 225, para. 90.
10.Kamerstukken II 2010/2011, 32 551, nr. 3 (memorie van toelichting), p. 1.
13.Zie het stamproces-verbaal op p. 3 van het politiedossier.
14.De advocaat-generaal had overigens vrijheidsbeperkende maatregelen voor de duur van twee jaren gevorderd (de reden hiervoor wordt niet duidelijk).
15.Uit Rb Noord-Holland, 26 juni 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:5668 blijkt dat de verdachte zich na het arrest van het hof tot de civiele rechter heeft gewend en dat de rechtbank het verzoek tot onbegeleid contact heeft afgewezen omdat de verdachte niet bereid bleek mee te werken aan een begeleide omgangsregeling. 16.Van Dijk e.a., Theory and Practice of the European Convention of Human Rights, vijfde druk, Intersentia 2018, p. 703 onder verwijzing naar EHRM 3 oktober 2014, Jeunesse t. Nederland (application nr. 12738/10). Vgl. ook EHRM 13 juli 2000, Elsholz t. Duitsland (application nr. 25735/94).
17.Harris, O’Boyle and Warbrick, Law of the European Convention on Human Rights, vierde druk, Oxford: 2018, p. 548-549 onder verwijzing naar EHRM 31 mei 2011, R. & H t. Verenigd Koninkrijk (application nr. 35348/06). Vgl. ook EHRM 6 juli 2010, Neulinger & Shuruk t. Zwitserland (application nr. 41615/07).
18.Dat de kinderen bang zijn voor hun vader is overigens ook door de jongste raadsheer ter terechtzitting bij het hof van 7 februari 2018 aan de raadsman van de verdachte voorgehouden.