“Het klaagschrift strekt tot opheffing van het op 14 december 2016 gelegde beslag op de volgende sieraden:
a. 1 goudkleurig oorringetje (A.04.01.008);
b. zilverkleurige ring in kruisvorm (A. 13.04.005);
c. 2 zilverkleurige oorstekers (A.13.04.015);
d. 2 zilverkleurige oorstekers (A. 13.04.017);
e. 2 zilverkleurige oorstekers (A. 13.04.018);
f. zilverkleurige hanger in grote open hartvorm (A. 13.04.021 );
(…)
en de teruggave daarvan aan klaagster.
(…)
Op 29 maart 2019 is het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld. (…) De raadsvrouw van belanghebbende [betrokkene 1] heeft in raadkamer aangegeven dat de sieraden genoemd onder a tot en met f aan klaagster toebehoren. De raadsman van klaagster heeft in raadkamer verzocht om teruggave van alle sieraden aan klaagster, nu onder andere middels foto’s kan worden onderbouwd dat de sieraden aan klaagster toebehoren. De officier van justitie verzet zich tegen gegrondverklaring van het klaagschrift, nu onduidelijk is aan wie de sieraden toebehoren. Voorts heeft de officier van justitie aangegeven dat te zijner tijd ter terechtzitting verbeurdverklaring van voornoemde sieraden gevorderd zal gaan worden dan wel dat er een geldboete van de vijfde categorie of een ontnemingsvordering aan klaagster zal worden opgelegd.
Beoordeling
(…)
De rechter stelt vast dat voor de beoordeling van het klaagschrift, de vraag dient te worden beantwoord of buiten redelijke twijfel is dat klaagster als rechthebbende van voornoemde sieraden kan worden aangemerkt. (…)
De rechter is (…), gelet op het standpunt van de raadsman van klaagster en de raadsvrouw van de belanghebbende [betrokkene 1] , van oordeel dat klaagster ten aanzien van de sieraden genoemd onder a tot en met f wel voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij als rechthebbende van deze sieraden kan worden aangemerkt. Voorts is de rechter van oordeel dat het belang van strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag hierop. Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is gebleken dat klaagster wordt verdacht van witwassen en het voorhanden hebben van wapens. Klaagster heeft geen aankoopbescheiden of bankbescheiden overgelegd waaruit blijkt dat zij deze sieraden heeft aangeschaft. Gelet hierop acht de rechter het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen sieraden verbeurd zal verklaren dan wel dat er een geldboete van de vijfde categorie of een ontnemingsvordering aan klaagster zal worden opgelegd. De rechter zal het beklag dan ook ongegrond verklaren.”