“De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel primair wordt gesteld op € 1.203.655,67,-, dan wel subsidiair op € 530.000,- en meer subsidiair op € 170.000,- en dat aan veroordeelde wordt opgelegd de verplichting tot betaling aan de Staat van het bedrag dat als wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald met betrekking tot de kwekerijen op de locaties Hilversum I, Hilversum II, Veenendaal I, Veenendaal II, Schoonhoven en Utrecht. [betrokkene] is vanaf de eerste hennepoogst bij deze locaties betrokken geweest en heeft uit elke oogst financieel voordeel genoten. Het openbaar ministerie heeft primair geconcludeerd dat veroordeelde één zesde deel van de netto opbrengst per oogst heeft ontvangen (in totaal € 1.203.655,67,-). Het subsidiaire standpunt luidt dat veroordeelde per oogst € 10.000,- heeft ontvangen (in totaal voor 53 oogsten € 530.000,-). Het meer subsidiaire standpunt luidt dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 170.000,- is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat veroordeelde alleen voordeel heeft behaald ten aanzien van de hennepteelt op de locaties Hilversum I (drie oogsten) en Hilversum II (één oogst). Hij heeft hiervoor in totaal € 40.000,- ontvangen. Daarnaast ontbreken er voldoende aanwijzingen dat veroordeelde bij de andere hennepkwekerij (Veenendaal I) daadwerkelijk financieel voordeel heeft genoten. Hij is bovendien pas na de brand van 6 juni 2014 bij de hennepkwekerij op de locatie Veenendaal I betrokken geraakt. Verder is van belang dat veroordeelde niet is vervolgd voor de hennepteelt op de locaties in Utrecht, Schoonhoven en Veenendaal II. Om die reden kunnen deze kwekerijen evenmin bij de ontnemingszaak worden betrokken.
De grondslag voor het opleggen van de ontnemingsmaatregel
De veroordeelde is bij vonnis van rechtbank Midden-Nederland van 25 oktober 2016 (parketnummer 16-701382-14) onherroepelijk veroordeeld onder meer ter zake van:
- Deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid, en artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet.
- Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van twee kwekerijen waarvan geen voordeel aannemelijk is geworden
Het hof acht niet aannemelijk geworden dat veroordeelde uit de hennepplantages Veenendaal II en Schoonhoven voordeel heeft genoten.
De [a-straat 1] te Veenendaal (Veenendaal II)
De hennepkwekerij is op 15 augustus 2011 aangetroffen. Deze datum is gelegen voor de bewezenverklaarde periode van de feiten waarvoor [betrokkene] in zijn strafzaak is veroordeeld, te weten 1 april 2012 tot en met 3 februari 2015. Er bestaan ook overigens onvoldoende aanwijzingen dat veroordeelde betrokken is geweest bij deze hennepplantage en uit één of meerdere oogsten inkomsten heeft ontvangen.
De [b-straat 1] te Schoonhoven
De op deze locatie aangetroffen hennepkwekerij is op 20 april 2007 aangetroffen. Zowel de datum als pleegplaats zijn niet opgenomen in de bewezenverklaring in de strafzaak van veroordeelde. Er bestaan ook overigens onvoldoende aanwijzingen dat veroordeelde betrokken is geweest bij deze hennepplantage en uit één of meerdere oogsten inkomsten heeft ontvangen.
Ten aanzien van de overige kwekerijen waarvan wel voordeel aannemelijk is geworden
Het hof neemt de gehele bewezenverklaarde periode in de strafzaak, van 1 april 2012 tot en met 3 februari 2015, als uitgangspunt. Veroordeelde is in deze periode als medepleger betrokken geweest bij de hennepteelt in kwekerijen aan de [a-straat 2] te Veenendaal (Veenendaal I) en de [c-straat 1] te Hilversum (Hilversum I en Hilversum II). Volgens het hof is niet aannemelijk geworden dat veroordeelde gedurende een kortere periode betrokken is geweest bij de hennepteelt op deze locaties, zoals is betoogd door de verdediging. Het hof acht het volstrekt onaannemelijk dat beweerdelijke voorgaande eigenaars van deze hennepkwekerijen hun lucratieve positie zomaar zouden hebben opgegeven ten behoeve van de criminele organisatie waarvan verdachte deel uitmaakte. Het hof ziet ook overigens geen aanknopingspunten die steun bieden aan het standpunt van de verdediging.
Daarnaast heeft veroordeelde wederrechtelijk voordeel verkregen als lid van de criminele organisatie, waarvoor hij onherroepelijk is veroordeeld. Voor de grondslag hiervan verwijst het hof naar het arrest van de Hoge Raad van 8 juli 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD6046), waarin onder meer het volgende is overwogen:“Het hof heeft de ontneming gebaseerd op deelneming aan een criminele organisatie, waarvoor betrokkene is veroordeeld. Dat het voordeel voor die organisatie mede is verkregen uit concrete strafbare feiten waarvan betrokkene zelf is vrijgesproken, doet niet af aan de mogelijkheid van ontneming omdat voor deelneming aan een criminele organisatie niet is vereist dat de deelnemer strafbaar betrokken is geweest bij strafbare feiten waarop het oogmerk van de organisatie is gericht en waarmee die organisatie daadwerkelijk voordeel heeft behaald. In een geval als in casu is het voordeel immers aan te merken als verkregen door middel van de deelneming aan een criminele organisatie, ook voor zover het gaat om binnen het oogmerk van die organisatie gelegen, door leden van de criminele organisatie begane misdrijven waarvan niet bewezen kan worden dat betrokkene daaraan feitelijk heeft deelgenomen (vgl. HR LJN ZD1580). Opmerking verdient dat het Hof aldus evenmin het in het arrest van 1 maart 2007 van het EHRM in de zaak Geerings tegen Nederland (NJ 2007, 349) gegeven oordeel heeft miskend. Immers, niet kan worden gezegd dat het Hof met zijn overweging alsnog de schuld van betrokkene heeft aangenomen aan de feitelijke, strafbare betrokkenheid bij een strafbaar feit, terwijl bovendien anders dan in de zaak Geerings, uit de bewijsmiddelen volgt dat betrokkene feitelijk deelde in de opbrengst van door andere leden van de criminele organisatie waarvan betrokkene deel uitmaakte, uitgevoerde misdrijven.” Veroordeelde is als lid van de criminele organisatie – die volgens de bewezenverklaring in de daarin genoemde periode onder meer actief was in Utrecht – betrokken geweest bij een andere hennepkwekerij naast de zojuist genoemde kwekerijen, namelijk de kwekerij in Utrecht aan De [d-straat 1]. Daarbij is van belang dat de betrokkenheid van een aantal mededaders van veroordeelde bij de hennepteelt op die locatie vast is komen te staan. Een aantal van deze mededaders is eveneens genoemd in de bewezenverklaring. Uit onder meer de volgende feiten en omstandigheden leidt het hof de betrokkenheid van veroordeelde bij de hennepplantage in Utrecht af. Veroordeelde is de gebruiker van de Jeep Cherokee ([kenteken 1]) en Volkswagen Touareg ([kenteken 2]) en heeft in de periode tussen 11 september 2014 en 16 oktober 2014 zeven keer geparkeerd in de nabijheid van het pand aan de [d-straat 1] in Utrecht. Bovendien heeft veroordeelde ten tijde van de hennepteelt aldaar een container gehuurd waarin hennep gerelateerde spullen zijn aangetroffen.
Algemeen uitgangspunt genoten voordeel
Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat veroordeelde € 10.000,- per oogst heeft ontvangen voor zijn werkzaamheden. Deze werkzaamheden bestonden uit het verrichten van reparaties, het aanleveren van personen om te knippen, water geven en het bijhouden van de hennepkwekerij. De veroordeelde heeft zelf verklaard deze werkzaamheden te hebben uitgevoerd. De veroordeelde heeft ook zelf bij de rechter-commissaris op 17 december 2015 verklaard dat hij € 10.000,- per oogst heeft ontvangen als vergoeding voor de verrichte werkzaamheden. Tijdens een doorzoeking in het huis van medeverdachte [medeverdachte] is een ringbandschriftje van Albert Heijn in beslag genomen. Een handgeschreven aantekening in dit schriftje luidt: ‘€ 10.000,- [betrokkene].’ Bovendien is uit het onderzoeksdossier PAVO naar voren gekomen dat veroordeelde eerder betrokken is geweest bij hennepkwekerijen die in 2010 zijn aangetroffen. Uit een in het onderzoek PAVO opgenomen OVC-gesprek blijkt dat [betrokkene] in de kwekerijen bleef slapen, hij “een katvanger is” en € 10.000,- ontving om “het” bij te houden. Op grond van dit al komt het hof tot de conclusie dat verdachte € 10.000,- per oogst heeft ontvangen.
Aantal oogsten per hennepkwekerij
De [a-straat 2] in Veenendaal (Veenendaal I)
Dit pand werd sinds 1 juli 2013 door medeverdachte [betrokkene 1] gehuurd. Op 15 december 2014 is een hennepkwekerij ontmanteld in Unit IV van de loods. In deze unit bevonden zich kweekruimten A, B, C en D met in totaal 1.140 planten van zes weken oud en in kweekruimte E zijn 1.048 planten aangetroffen van vijf weken oud. Daarnaast is kweekruimte F ontdekt waar geen hennepplanten stonden. In kweekruimte E en F is brand geweest. Er zijn foto’s bij medeverdachte [betrokkene 1] in beslag genomen waarop een sterk op kweekruimte F gelijkende ruimte is gefotografeerd. Op deze foto’s is zichtbaar dat in kweekruimte F brand heeft gewoed en dat er indicatoren zijn die duiden op een eerdere oogst. Op grond van een en ander acht het hof vast staan dat ook ruimte E en F als hennepkweekruimte zijn gebruikt.
Het hof gaat met betrekking tot de kweekruimten A, B, C en D uit van de periode van 1 juli 2013 tot en met 15 december 2014. Deze periode beslaat 76 weken. De planten die in deze ruimten zijn aangetroffen waren zes weken oud. Het hof gaat uit van een opbouwperiode van acht weken. Hierdoor zijn 62 weken beschikbaar geweest voor de hennepteelt. Het hof gaat uit van een kweekcyclus van tien weken per oogst. Dit houdt in dat er zes oogsten zijn geweest in ruimte A, B, C en D. Het hof beschouwt de kweekruimten A, B, C en D als één kweekruimte. Veroordeelde heeft hiervoor in totaal € 60.000,- ontvangen.
Met betrekking tot de kweekruimten E en F gaat het hof uit van de periode gehanteerd van 1 juli 2013 (startdatum huur) tot en met 6 juni 2014 (datum brand). Deze periode beslaat 48 weken. Het hof gaat uit van een opbouwperiode van acht weken. Verder is uit onderzoek gebleken dat de door brand verwoeste oogst vermoedelijk negen weken oud is geweest. Er zijn derhalve 31 weken beschikbaar geweest voor de hennepteelt. Het hof gaat uit van een kweekcyclus van tien weken per oogst. Dit houdt in dat er drie oogsten zijn geweest. De kweekruimten E en F worden eveneens als één ruimte beschouwd waarvoor veroordeelde per oogst een bedrag heeft ontvangen. In totaal heeft veroordeelde hiervoor € 30.000,- ontvangen.
De [c-straat 1] in Hilversum (Hilversum II)
Dit bedrijfspand in Hilversum werd sinds 1 juni 2014 gehuurd. Op 3 februari 2015 is een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Deze periode beslaat 26 weken. In de kweekruime zijn 1.204 hennepplanten aangetroffen van acht weken oud. Het hof gaat uit van een opbouwperiode van acht weken. Hierdoor zijn tien weken beschikbaar geweest voor de hennepteelt. Het hof gaat uit van een kweekcyclus van tien weken per oogst. Dit leidt tot de conclusie dat er één oogst heeft plaatsgevonden. In totaal heeft veroordeelde hiervoor € 10.000,- ontvangen.
De [c-straat 1] in Hilversum (Hilversum I)
Het bedrijfspand op deze locatie is eerder gehuurd vanaf 1 april 2012, waarna op 18 maart 2014 een ontmantelde hennepkwekerij is aangetroffen. Deze periode beslaat 102 weken. Het hof gaat uit van een opbouwperiode van in totaal acht weken alsook een renovatieperiode van acht weken. Er zijn derhalve 86 weken beschikbaar geweest voor de hennepteelt. Het hof gaat uit van een kweekcyclus van tien weken per oogst. Er hebben dus acht oogsten plaatsgevonden. In totaal heeft veroordeelde hiervoor € 80.000,- ontvangen.
De [d-straat 1] in Utrecht
Op het moment dat op 29 januari 2015 het pand in Utrecht door de politie is doorzocht, is geen hennepplantage meer aanwezig in het pand. Gelet op het onderzoek naar de elektriciteitsmeter in dit pand, de verklaring van [betrokkene 1] over deze locatie en de overige onderzoeksbevindingen op de plaats delict leiden volgens het hof tot de conclusie dat er een hennepkwekerij in het pand is geweest vanaf 1 januari 2013 tot en met 20 november 2014.
Verder staat vast dat de veroordeelde de gebruiker is van een Jeep Cherokee (kenteken [kenteken 1]). In de periode tussen 11 september 2014 en 16 oktober 2014 is dit voertuig zeven keer geparkeerd op de [e-straat] in Utrecht en één keer op de [d-straat], voor [d-straat 1]. Dat was op 5 oktober 2014. De [e-straat] is een omliggende straat van de [d-straat 1]. Veroordeelde heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn herhaalde aanwezigheid in de nabijheid van dit pand. Op 14 november 2014 zijn warmtebeelden gemaakt van de panden aan de [d-straat] in Utrecht. Uit deze warmtebeelden is gebleken dat het bovenste deel van het pand aan de [d-straat 1] meer warmte uitstraalde dan de omringende panden. In de periode van 13 november tot en met 18 november 2014 heeft medeverdachte [betrokkene 2] in het pand aan de [d-straat 1] overnacht. Volgens een verklaring van veroordeelde werd er in hennepkwekerijen overnacht als er oogstrijpe hennepplanten stonden. Volgens een verklaring van [betrokkene 1] moest in de hennepkwekerijen worden geslapen om te voorkomen dat er inbrekers zouden komen. Het hof concludeert op basis van het vorenstaande dat veroordeelde in oktober 2014 gezien is op en in de omgeving van de [d-straat]. In die periode was in het pand aan de [d-straat 1] een in werking zijnde hennepkwekerij aanwezig. Op grond van al deze feiten en omstandigheden is aannemelijk geworden dat veroordeelde bij één oogst betrokken is geweest en daaruit voordeel heeft genoten. In totaal heeft veroordeelde hiervoor € 10.000,-ontvangen.
Het hof komt derhalve tot de slotsom dat veroordeelde in totaal (ten aanzien van alle kwekerijen) bij 19 oogsten betrokken is geweest en hieruit financieel voordeel heeft genoten.
Het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat
Hiervoor is al vastgesteld dat er in totaal 19 oogsten zijn geweest waarvoor veroordeelde telkens € 10.000,- heeft ontvangen. Het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt hierdoor 19 x € 10.000,- = € 190.000,-. Het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, wordt vastgesteld op € 190.000,- (honderdnegentigduizend euro).”