Conclusie
1.Overzicht
Inleiding
onderdeel 2zijn de feiten en het geding in feitelijke instanties weergegeven.
Onderdeel 3bevat een uiteenzetting van het verloop van het geding in cassatie. Vervolgens bespreek ik in
onderdeel 4het juridisch kader met betrekking tot de kwaliteitsrekening van de notaris en de vergoeding van rente. In
onderdeel 5bespreek ik de klacht over de bewijslastverdeling (middel 1).
Onderdeel 6gaat vervolgens in op de vraag of belanghebbende met haar handelingen betreffende de kwaliteitsrekening een prestatie onder bezwarende titel verricht (middel 2) en of de verlengstukgedachte in casu kan worden toegepast (middel 3). Ik sluit in
onderdeel 7af met een conclusie.
2.De feiten en het geding in feitelijke instanties
De feiten
3.Het geding in cassatie
Beroepschrift in cassatie
middel 1voert de Staatssecretaris aan dat dit middel berust op een verkeerde lezing van de uitspraak van het Hof en dan ook feitelijke grondslag mist. De Inspecteur heeft in zijn verweerschrift in hoger beroep aangevoerd dat belanghebbende een betaling ontvangt (de rente) van een andere ondernemer. Er mag van worden uitgegaan dat de betaling de tegenwaarde vormt voor een prestatie. [5] Ook heeft het Hof, in navolging van de Rechtbank, met recht geoordeeld dat het aan belanghebbende is aannemelijk te maken dat zij een volledig recht op aftrek van voorbelasting heeft, omdat belanghebbende alle voorbelasting in aftrek heeft gebracht en de Inspecteur de juistheid hiervan gemotiveerd heeft betwist.
middel 4voert de Staatssecretaris aan dat het middel terecht klaagt over het feit dat het Hof zich niet heeft uitgelaten over de stelling dat een pro rata gebaseerd op werkelijk gebruik niet leidt tot een aftrekbeperking. Dit kan echter niet tot cassatie leiden. Toepassing van een pro rata op basis van werkelijk gebruik is alleen mogelijk indien dit werkelijke gebruik objectief en nauwkeurig is vast te stellen. Belanghebbende heeft alleen de blote stelling geponeerd dat de algemene kosten in het geheel niet worden gebruikt voor kredietverlening, terwijl uit een rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) blijkt dat notariskantoren in het algemeen administratieve lasten ervaren met betrekking tot de kwaliteitsrekeningen. Voor het overige kan het middel ook niet slagen, omdat het Hof zijn oordeel heeft gebaseerd op vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie. De vertaalfout in de Nederlandse taalversies van het NCC-arrest [6] en het Mercedes Benz Italia-arrest [7] die zou impliceren dat bij toepassing van de verlengstukgedachte een financiële handeling alsnog bijkomstig kan zijn, doet hieraan niet af. Middel 4 wordt dus deels terecht voorgesteld, maar kan niet tot cassatie leiden. Voor het overige is het middel ongegrond aldus de Staatssecretaris.
op zijn naam met vermelding van zijn hoedanigheid, die
uitsluitend bestemd zijnvoor gelden,
die hij in verband met zijn werkzaamheden als zodanig onder zich neemt. Gelden die aan de notaris in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden worden toevertrouwd, moeten op die rekening worden gestort. De bovenbedoelde financiële onderneming
voegt de over de gelden gekweekte rente toe aan het saldo van de bijzondere rekening. Indien deze gelden abusievelijk op een andere rekening van de notaris zijn gestort of indien ten onrechte gelden op de bijzondere rekening zijn gestort, is de notaris verplicht deze onverwijld op de juiste rekening te storten. Hetzelfde geldt indien de gelden rechtstreeks in handen van de notaris zijn gesteld. Indien meer notarissen in een maatschap samenwerken, kan de bijzondere rekening ten name van die notarissen tezamen, de maatschap of vennootschap worden gesteld. In geval van samenwerking met beoefenaren van een ander beroep moet uit de tenaamstelling van de bijzondere rekening blijken dat de notaris deze rekening houdt. De notaris vermeldt het nummer van de bijzondere rekening op zijn briefpapier.”
Centavos-arrest [11] overweegt de civiele kamer van Hoge Raad in dit verband als volgt:
beheeren de
beschikkingover de kwaliteitsrekening. Betalingen ten laste van de kwaliteitsrekening mag de notaris slechts in opdracht van een rechthebbende doen (art. 25(2) Wna). De notaris doet dat als lasthebber van de rechthebbenden tegenover de bank. Tussen deze rechthebbenden onderling bestaat met betrekking tot die gelden een gemeenschap als bedoeld in art. 3:166(1) BW. De gezamenlijke rechthebbenden hebben als deelgenoten bij de verdeling van deze gemeenschap een voorwaardelijk recht op toedeling van de door de notaris beheerde vordering op de bank. Een en ander volgt uit het arrest
mr. Koren q.q./mr. Tekstra q.q.: [16]
Artikel 4
Bewaarpositie en negatieve rente
beheer en beschikkingover de kwaliteitsrekening (4.14). Hij doet dat als lasthebber van de rechthebbenden (4.11). Rechthebbenden op het saldo van de kwaliteitsrekening zijn degenen ten behoeve van wie gelden op de rekening zijn bijgeschreven, onder de voorwaarden die in hun onderlinge verhouding nader gelden (4.7). Zowel de op de kwaliteitsrekening gestorte bedragen als de over die bedragen gekweekte rente behoren tot het vermogen van de gezamenlijke rechthebbenden. De gelden en de rente behoren dus niet tot het vermogen van de notaris. Omdat de rente toekomt aan de rechthebbenden, is de notaris verplicht de rente die hij op de kwaliteitsrekening ontvangt aan hen uit te keren. Hij hoeft dat vanaf 1 januari 2013 ingevolge art. 7 Rna alleen niet te doen bij kortlopende transacties (tegoeden die maximaal vijf werkdagen onder het beheer van de notaris hebben gestaan) en over de overdrachtsbelasting. Deze zaak betreft ook de jaren 2011 en 2012. Op die andere jaren kom ik terug in 6.35.
5.De klacht over de bewijslastverdeling
Vooraf
6.Prestatie onder bezwarende titel?
Inleiding
LIKTAals volgt samenvat: [57]
rechtsbetrekking(lastgeving) aangaande de activiteiten met betrekking tot de kwaliteitsrekening.
identiekzijn. [64]
particuliereverkopers, al moet worden afgevraagd of uit dat arrest iets kan worden afgeleid over deze vraag omdat daarover in cassatie niet lijkt te zijn geklaagd.
om nietverricht. Hij verricht deze diensten dus niet ‘onder bezwarende titel’. [66] Omdat de handelingen ten behoeve van de rechthebbenden worden verricht en niet enkel aan de cliënten van de notaris, [67] kunnen deze op grond van het leerstuk van eenheid van prestatie ook niet ‘opgaan’ in de reguliere notarisdienst.
Commissie/Finland [74] . In die zaak ging het om de dienstverlening van rechtsbijstandbureaus. De vergoeding die cliënten verschuldigd waren, lag over het algemeen (ver) onder het normale honorarium van de rechtsbijstandverleners. Het bijzondere in deze zaak is dat de vergoeding mede afhankelijk was van het inkomen en het vermogen van de cliënt en niet (uitsluitend) van het aantal uren dat het rechtsbijstandsbureau had besteed of de moeilijkheidsgraad van de betrokken zaak. Het Hof van Justitie kwam tot het oordeel dat geen rechtstreeks verband bestaat tussen de verleende diensten en de betaalde vergoeding en dat aldus geen omzetbelasting is verschuldigd. De vergoeding voor de rechtsbijstandsdiensten moest veeleer worden gelijkgesteld aan een heffing:
Baštová [75] . In de zaak die tot dit arrest heeft geleid vraagt de verwijzende rechter zich onder meer af of de terbeschikkingstelling van een paard aan een paardenwedrenorganisator met het oog op deelname van dat paard aan de wedren, een dienst onder bezwarende titel betreft. Een deelnemer kan prijzengeld winnen dat afhankelijk is van de rangschikking van het paard. Het Hof van Justitie overweegt in deze zaak als volgt:
voor de heffing van omzetbelastingwel wordt uitgebreid, want er dient per handeling te worden getoetst of deze ‘als ondernemer’ wordt verricht. Uitgaande van de situatie dat belanghebbende naast de notariële diensten aan cliënten handelingen met betrekking tot de kwaliteitsrekening verricht ten behoeve van de rechthebbenden, is dit een nieuwe, afzonderlijke voor de btw te beoordelen handeling.
rechtsbetrekkingaangaande die beheeractiviteiten.