Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
3.Bespreking van het cassatiemiddel
Onderdeel 1klaagt in de kern dat het hof niet of onvoldoende heeft onderzocht en uitgelegd waarom een minder verstrekkende maatregel dan ontzegging van de omgang niet mogelijk was.
Onderdeel 2acht het oordeel van het hof dat de minderjarige ernstige bezwaren heeft geuit tegen omgang met de moeder of dat omgang met de moeder anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarige onvoldoende gemotiveerd, mede gezien de zware motiveringsplicht die de rechter heeft bij ontzegging van omgang.
Onderdeel 3bevat een voortbouwklacht.
respecterenvan omgang tussen ouders en kinderen als een positieve inspanningsverplichting tot het
faciliterenvan omgang. [13] In zaken, zoals de onderhavige, waarin het om de vraag draait of het recht om omgang beperkt of ontzegd mag worden, gaat het primair om de negatieve verplichting, waarop in het navolgende dan ook de nadruk ligt. Hierna zal echter blijken dat ook de positieve verplichting in dat kader van belang kan zijn (zie onder 3.19-3.24).
ouder. [14] Daarbij ga ik in op het juridisch kader dat geldt voor de beperking van dit ouderlijke recht.
family life. [15] Artikel 8 lid 2 EVRM vereist voor het aanbrengen van beperkingen op het recht op omgang dat dit bij wet is bepaald, noodzakelijk is in een democratische samenleving en een gerechtvaardigd doel dient (art. 8 lid 2 EVRM).
margin of appreciationhebben als het gaat om maatregelen die de omgang tussen ouder en kind beperken. Hoe ingrijpender de gevolgen van de beperking, des te indringender is de toetsing van de noodzaak daarvan door het EHRM. [17] Waar contact met een ouder in strijd zou kunnen zijn met de belangen en rechten van het kind, is het aan de nationale autoriteiten om een
fair balancetussen beide te vinden. [18] Daarbij geldt dat aan de belangen van het kind een bijzonder gewicht toekomt en dat een ouder aan artikel 8 EVRM geen aanspraak kan ontlenen op maatregelen die de ontwikkeling en gezondheid van het kind schaden. [19] ”
fair balancetussen het recht van een ouder op omgang met het kind enerzijds en daarmee strijdige belangen van het kind anderzijds, is relevant dat het EHRM in
Gnahoré/Frankrijkheeft overwogen: [20]
very exceptional circumstances’ een inbreuk op het recht op omgang van het kind en dat van de ouder gemaakt kan worden.
fair balancetussen het recht van een ouder op omgang met het kind enerzijds en daarmee strijdige belangen van het kind anderzijds komt in deze bepaling tot uitdrukking. In lid 1 wordt het recht op omgang geformuleerd. De ontzegging van dit recht op omgang wordt geregeld in de leden 2 en 3:
’very exceptional circumstances’ (zie hiervoor onder 3.9). De limitatief opgesomde ontzeggingsgronden hebben met elkaar gemeen dat omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind. [23]
ex nunc). [31] Dat geldt mijns inziens eveneens voor een beslissing die strekt tot ontzegging van de omgang. [32] Ook die beslissing is immers vatbaar voor wijziging op de voet van artikel 1:377e BW.
General Commentnr. 14 (onderstreping van mij; A-G):
ensurethat the child maintains the linkages and relations with his or her parents and family (…) unless this is contrary to the child’s best interests. The quality of the relationships and the need to retain them must be taken into consideration in decisions on the frequency and length of visits and other contact when a child is placed outside the family.”
UN Guidelines for the Alternative Care of Childrenblijkt van een positieve verplichting tot het faciliteren van omgang (onderstreping van mij; A-G):
encouraged and facilitated, in keeping with the child’s protection and best interests. (…).”
that everything must be done to preserve personal relations’. [36] Ik leid hieruit een voor de rechter algemene, brede verplichting af om bij de beoordeling van alle met omgang gerelateerde verzoeken zich zoveel mogelijk in te spannen om het recht op omgang tussen ouders en kinderen te waarborgen. [37]
eerste subklachtluidt dat het hof niet of onvoldoende heeft getoetst of onderzocht waarom de huidige omgangsregeling niet in stand kan blijven. In de
tweede subklachtwordt geklaagd dat het hof niet of onvoldoende heeft getoetst of onderzocht waarom niet een minder zware maatregel mogelijk was dan ontzegging voor de duur van een jaar. Het onderdeel bevat verder de motiveringsklacht dat, mocht het hof de maatstaven niet miskend hebben, het zijn oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd. Het hof heeft niet (voldoende) uitgelegd waarom een minder verstrekkende maatregel dan ontzegging niet mogelijk was, aldus deze
derde klacht.
eerste subklachtfaalt.
uit te breidenen onbegeleid te laten plaatsvinden. Daarna benoemt het hof het effect dat deze wens van de moeder op de minderjarige heeft (ze heeft van deze wensen ‘veel last’ en ze ‘boezemen haar veel angst in’). Dan gaat het hof in op de
huidigeomgangsregeling ten tijde van de beoordeling door het hof. Het huidige contact vraagt naar het oordeel van het hof (te) veel van de minderjarige (voorafgaand aan omgangsmomenten ervaart de minderjarige ‘veel stress’ en na het contact vertoont ze ‘veelal teleurgesteld en onrustig gedrag’). Verder benoemt het hof dat de minderjarige ‘veel weerstand’ heeft tegen omgang met haar moeder. Dan oordeelt het hof:
huidigeomgangsregeling en gemotiveerd waarom die naar zijn oordeel niet in stand kan blijven. De klacht dat het hof niet of onvoldoende heeft getoetst of onderzocht waarom de huidige omgangsregeling niet in stand kan blijven, faalt dan ook wegens een gebrek aan feitelijke grondslag. Evenmin is sprake van een onvoldoende motivering van dit oordeel over de huidige omgangsregeling, zodat de
derde (motiverings)klachtin zoverre ook faalt.
tweede subklachtslaagt wel.
ingeperkteomgangsregeling. Het hof had dit mijn inziens wel moeten onderzoeken, gelet op de uit artikel 8 EVRM voorvloeiende positieve verplichting van de rechter zich zoveel mogelijk in te spannen om het recht op
family life− waarvan het recht op omgang een fundamenteel onderdeel is − tussen ouder en kinderen mogelijk te maken en gelet op het vereiste van subsidiariteit (zie hiervoor onder 3.12 en 3.23).
mogelijkin het beste belang van [de minderjarige] [is] om de omgang volledig te stoppen of op te schorten” (mijn cursivering; A-G). [43] De pleegouders hebben het hof kort gezegd gevraagd opnieuw te beslissen over de zaak en daarbij het belang van de minderjarige naar behoren mee te wegen en daartoe de minderjarige en de pleegzorgwerker te horen en, als dit noodzakelijk wordt geacht, de raad of een andere deskundige een onderzoek te laten instellen naar de vraag of omgang nog wel in het belang van de minderjarige is en zo ja, in welke frequentie. [44]
tweede subklachten in zoverre ook de
derde (motiverings)klacht, dat laatste mede gelet op de zware motiveringsplicht (zie hiervoor onder 3.15).