In deze zaak is de verdachte, geboren in 1991, veroordeeld door het gerechtshof Amsterdam voor schuldwitwassen, waarbij geen straf of maatregel is opgelegd. De zaak betreft de tenaamstelling van een Audi A4 op naam van de verdachte, die door zijn vader was aangeschaft. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de bewezenverklaring van het verwerven en voorhanden hebben van de Audi A4 ontoereikend is gemotiveerd. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat de auto afkomstig was uit een misdrijf, gezien de financiële problemen van zijn vader en de omstandigheden waaronder de auto op zijn naam werd gezet. De verdachte had de plicht om onderzoek te doen naar de herkomst van de auto, wat hij niet heeft gedaan. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot verwerping van het beroep, omdat de bewezenverklaring van het verhullen van de rechthebbende op de auto ook is vastgesteld. De zaak heeft ook samenhang met andere zaken, en de conclusie is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen door de auto op zijn naam te zetten zonder voldoende onderzoek te doen naar de juridische implicaties.