ECLI:NL:PHR:2025:1275
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en terugwijzing van de beschikking van de rechtbank Overijssel inzake beklag tegen beslag
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de klager tegen de beschikking van de rechtbank Overijssel, die hem op 22 december 2023 niet-ontvankelijk verklaarde in zijn beklag. De klager had eerder een klaagschrift ingediend tegen beslaglegging op zijn goederen, die op 11 februari 2020 had plaatsgevonden. De rechtbank had het klaagschrift ongegrond verklaard, maar de Hoge Raad oordeelde op 1 februari 2022 dat de rechtbank de zaak in handen van de rechter-commissaris had moeten stellen. Na terugverwijzing heeft de rechtbank de behandeling van het klaagschrift aangehouden en de zaak verwezen naar de rechter-commissaris. De rechter-commissaris oordeelde dat de filtering van geheimhouderstukken al had plaatsgevonden, maar de klager stelde dat er geen proces-verbaal was opgemaakt van de behandeling in raadkamer op 24 maart 2023. Dit verzuim werd door de advocaat-generaal als een wezenlijk vormverzuim aangemerkt, wat leidde tot de conclusie dat de beschikking van de rechtbank vernietigd moest worden en de zaak opnieuw behandeld moest worden. De advocaat-generaal merkte op dat de rechtbank de terugwijzingsopdracht van de Hoge Raad te beperkt had geïnterpreteerd en dat de niet-ontvankelijkverklaring van de klager niet kon worden gedragen door de vaststelling dat het beslag klaar lag om teruggegeven te worden. De conclusie strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Overijssel voor een nieuwe behandeling.