Conclusie
1.Inleiding
2.Het middel
Materiële schade
ik begrijp: [A] BV, D.P.). Handelingen met betrekking tot die valse/vervalste factuur zijn niet aan de verdachte of de medeverdachten ten laste gelegd. Het hof stelt echter vast dat zich de situatie voordoet waarin de verdachte een evident niet voor hem en/of zijn medeverdachten bestemd geldbedrag voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, te weten door de zeggenschap over de onderneming en door deze onderneming inclusief de bankrekening met daarop het onverschuldigd betaalde geldbedrag van de benadeelde partij over te dragen aan een ander. De verdachte heeft (een deel van) het geldbedrag niet naar (het rekeningnummer van) de benadeelde partij teruggestort, maar hij heeft het zeggenschap over dat geldbedrag juist naar een ander doorgesluisd. De witwashandelingen hebben als gevolg gehad dat de benadeelde partij het onverschuldigd betaalde geldbedrag niet met succes kan terugvorderen. Gelet op verdachtes handelen is het hof van oordeel dat sprake is van een zodanig nauw verband tussen het bewezenverklaarde handelen en de door de benadeelde partij gevorderde schade, bestaande uit het door het [B] betaalde bedrag (€ 433.182,40) en het naar aanleiding daarvan door [onderzoekscentrum] verrichte onderzoek (€ 13.064,96), dat die schade redelijkerwijs kan worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij door dat feit te zijn toegebracht, zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.