In deze zaak blijkt uit de bewijsmiddelen het volgende.
(i) De aangeefster werkte bij [organisatie 1] toen de verdachte daar behandeld werd. De verdachte gaf de aangeefster tijdens de behandeling te kennen dat hij verliefd op haar was. De aangeefster maakte toen duidelijk dat dit niet wederzijds was. Op 3 juni 2009 ging de verdachte met ontslag.
(ii) Na dit ontslag heeft de verdachte met regelmaat naar [organisatie 1] gebeld, om de aangeefster aan de telefoon te krijgen. Dit begon de aangeefster eind 2009 te beangstigen.
(iii) Tussen 2010 en 2012 zocht de verdachte contact met de aangeefster door kaarten naar [organisatie 1] te sturen, met de aanhef ‘Lieve [aangeefster] ’ (de voornaam van de aangeefster).
(iv) Op 11 september 2012 belde de verdachte de ouders van de aangeefster en gaf hij aan dat hij contact met de aangeefster wilde.
(v) De verdachte begon diverse (klachten)procedures tegen de aangeefster, om contact met haar te zoeken. De verdachte diende een klacht in bij [organisatie 1] (november 2013), stuurde een brief naar [organisatie 2] (november 2016) en diende twee klachten in bij [organisatie 3] (januari en juli 2017). Na de zitting van de klachtencommissie bij [organisatie 1] heeft de verdachte met een aantal brieven gereageerd, dat hij een persoonlijke reactie van de aangeefster wilde. Het was de bedoeling van de verdachte om via de procedures contact te krijgen met de aangeefster.
(vi) De verdachte stuurde in mei 2018 een brief gericht aan de aangeefster naar de moeder van de aangeefster en in augustus van hetzelfde jaar stuurde hij het dossier met alle beroep- en bezwaarschriften naar haar ouders. Daarnaast stuurde hij in mei 2019 berichten via Messenger naar de moeder van de aangeefster. Ook hierbij was het doel om met de aangeefster in contact te komen. In de Messengerberichten bevestigt de verdachte dat hij contact met de aangeefster zal blijven zoeken.
(vii) In maart 2019 probeerde de verdachte contact met de aangeefster te zoeken via Facebook. Ook heeft de verdachte op Facebook een foto gedeeld van de aangeefster en een ander.
(viii) De verdachte wilde met zijn contactpogingen antwoord krijgen op de vraag of de aangeefster ook van hem hield.