ECLI:NL:PHR:2025:599

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
25 mei 2025
Zaaknummer
23/04865
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met betrekking tot de verklaring van de aangever en de bewijsvoering in hoger beroep

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1989, veroordeeld door het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor mishandeling. De veroordeling volgde op een incident dat plaatsvond op 14 juni 2020, waarbij de aangever, [benadeelde], werd mishandeld door de verdachte. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken van poging tot zware mishandeling, maar het hof heeft in hoger beroep de tenlastelegging gewijzigd en de verdachte veroordeeld voor eenvoudige mishandeling. De advocaat van de verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij één middel van cassatie is voorgesteld. Dit middel klaagt dat de bewezenverklaring onvoldoende gemotiveerd is en dat de verklaring van de aangever is gedenatureerd. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaring van de aangever betrouwbaar is en dat de bewijsconstructie voldoende is onderbouwd. De conclusie van de advocaat-generaal strekt tot verwerping van het beroep, omdat de verdachte geen rechtens te respecteren belang heeft bij cassatie. De zaak illustreert de vrijheid van de rechter in de selectie en waardering van bewijsmateriaal, en de motiveringsplicht van de rechter bij afwijking van het standpunt van de verdediging.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/04865
Zitting10 juni 2025
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
hierna: de verdachte.

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 8 december 2023 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens onder 1 subsidiair “mishandeling” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 87 dagen, met aftrek van het voorarrest dat van gelijke duur was. Voorts heeft het hof teruggave van een inbeslaggenomen voorwerp gelast en beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals nader omschreven in het arrest.
1.2
Namens de verdachte heeft C.W.J. Faber, advocaat in Eindhoven, één middel van cassatie voorgesteld.

2.Het middel

2.1
Het middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring wat betreft het met kracht tegen het hoofd schoppen ontoereikend is gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk is.
2.2
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1.
subsidiair
hij omstreeks 14 juni 2020 te [plaats] [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] met kracht tegen zijn hoofd en zijn lichaam, te slaan en te schoppen.”
2.3
De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen (de verwijzingen naar dossierpagina’s laat ik weg):

1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juni 2020 […] voor zover als inhoudende de verklaring van aangever [benadeelde] :
Op zaterdag 13 juni 2020, was ik aanwezig in mijn woning gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] . Omstreeks 00.00 uur
(het hof begrijpt: op zondag 14 juni 2020),hoorde ik dat mijn overbuurman een woordenwisseling had voor mijn woning op straat. Ik hoorde glasgerinkel en een paar doffe klappen.
Hierop ben ik via mijn voordeur de straat opgelopen. Ik zag dat mijn overbuurman
(het hof begrijpt: [betrokkene 1] )inderdaad op straat stond. Ik ben de straat opgelopen en wilde vervolgens weer teruglopen naar mijn voordeur. Toen ik de straat in keek zag ik dat er 2 mannen bij een Audi stonden die op de weg geparkeerd stond. Ik stond op dit moment midden op de weg. Ik zag dat een van de mannen op mij afgelopen kwam. Vervolgens sloeg deze man mij op mijn hoofd.
(...)
Ik werd op de achterzijde van mijn hoofd geraakt. Ik voelde dat de klap pijn deed. Hierna viel ik op de grond. (...) Mijn hoofd was hevig aan het bloeden. Ik zag namelijk dat er bloed voor mijn ogen door liep. Toen ik met mijn handen over mijn gezicht heen ging zag ik dat mijn hele handen onder het bloed zaten. (...) Ik heb een grote wond op de achterzijde van mijn hoofd. Ook is mijn hoofd bont en blauw.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 juni 2020 […] voor zover als inhoudende de verklaring van [getuige 1] :
Op zaterdag 13 juni 2020 bevond ik me bij mijn broer, [benadeelde]
(het hof begrijpt: aangever [benadeelde] )op de [a-straat 1] .
(...)
We waren in de tuin toen ik opeens een hoop geschreeuw hoorde. Ik kan niet zeggen wat er geschreeuwd werd. Even later werd het weer rustig. Ik zag ineens mijn broer [benadeelde]
(het hof begrijpt: aangever [benadeelde] )naar buiten lopen door de voordeur. Ik hoorde dat hij met de overbuurman [betrokkene 1]
(het hof begrijpt: [betrokkene 1] )aan het praten was. Ik heb niet gehoord waarover. Ik ben vervolgens weer naar binnen gelopen. Ineens zag ik dat [betrokkene 2], de vrouw van [benadeelde] naar buiten rende. Ik ben ook naar buiten gelopen en zag dat mijn broer [benadeelde] op de grond lag.
Ik zag dat hij geschopt werd door een grote man. De man stopte op een gegeven moment. Ik ben toen naar mijn broer gelopen en zag dat hij een bloedende hoofdwond had.
De man kan ik als volgt omschrijven, man, kaal hoofd, blote armen, volgens mij had hij een hemd aan.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 juni 2020 […] voor zover als inhoudende de verklaring van [getuige 1] :
Ik was gister
(het hof begrijpt: in de nacht van 13 op 14 juni 2020)bij mijn broer [benadeelde]
(het hof begrijpt: aangever [benadeelde] ).
(...)
Ik zag dat mijn broer op de grond lag. Ik zag dat hij op straat lag tegen de stoep aan. Ik zag een grote kerel met een kale kop en mouwloos shirt mij mijn broer. Ik zag dat mijn broer door die grote kerel geschopt werd. Ik zag dat hij een harde trap gaf in de richting van het hoofd van mijn broer. Ik heb gezien dat hij een keer uithaalde.
(...)
Ik zag dat hij flink aan het bloeden was op zijn hoofd. Ik zag ook flink letsel op zijn hoofd.
(…)
Ik heb in mijn ooghoeken ook nog een man met tatoeages in zijn gezicht zien lopen.
(...)
Ze waren met zijn drieën.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 juni 2020 […] voor zover als inhoudende de verklaring van [getuige 2] :
Ik woon op de [b-straat 1] te [plaats] . Op zondag 14 juni 2020, tussen 01.15 uur en 01.30 uur, werd ik wakker. Ik hoorde twee mannen stemmen luidruchtig met elkaar praten. Ik keek uit mijn slaapkamerraam en ik zag twee mannen bij/naast mijn woning staan. Ze stonden aan de zijde van het speeltuintje. Één man droeg een rood shirt, had lang haar en zijn gezicht zat vol met bloed. De andere man stond met zijn rug naar mij toe. Deze man waas kaal en droeg geruit shirt of trui. Ik heb niet alles gehoord maar wat ik hoorde zal ik op noemen:
(...)
- ik hoorde dat de twee mannen zeiden dat ze mensen geslagen hadden.
5. Een opname van beeld als bedoeld in artikel 567 van het Wetboek van Strafvordering […] aangeduid in het proces-verbaal van bevindingen d.d. als ‘foto 1: overzichtsfoto [verdachte]’:
Het betreft een foto van een kale man met een rood geruit overhemd aan.
6. Een proces-verbaal van verhoor verdachte […] voor zover als inhoudende de verklaring van verdachte [getuige 3] :
V: Wat wil jij verklaren op hetgeen jij al eerder verklaard hebt en wat er op zaterdag 13 juni 2020 is gebeurd?
A: Ik was die zaterdag uitgenodigd om een biertje te komen doen bij [medeverdachte] . Ik ken hun eigenlijk alleen van zien, en van zijn hond. Verder ken ik die jongens niet heel goed, ik ben ook ouder. We hebben biertjes gedronken en jointjes gerookt.
(...)
Ik ben vervolgens richting de woning van [medeverdachte] gelopen. [medeverdachte] en [verdachte] werden bij mijn aanblik, mijn verwondingen en bloed aan mijn hoofd, helemaal gek. Vervolgens wilden [medeverdachte] en [verdachte] verhaal gaan halen, ik besloot daarop om met ze mee te gaan.
(...)
We liepen dus gezamenlijk terug naar die hoekwoning.
7. Een proces-verbaal van verhoor verdachte […] voor zover als inhoudende de verklaring van verdachte [getuige 3] :
We hadden met zijn drieën binnen gezeten
(het hof begrijpt: in de nacht van 13 0- 14 juni 2020).(...)We zaten bij [medeverdachte]
(het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] , welke woonachtig is aan de [a-straat 2] te [plaats] )binnen.
(…)
We hebben het over [medeverdachte] . Hij woont vlakbij mij in de buurt, om de hoek. (...) Ik weet niet hoe hij van zijn achternaam heet. U zegt [naam] . Dat zal. Die andere jongen ken ik als [verdachte] . Voor en achternaam weet ik niet. Dat is die kale
(het hof begrijpt: medeverdachte [verdachte] ).
2.4
Verder bevat het arrest de volgende bewijsoverwegingen:
“De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Naar het oordeel van het hof volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte aangever [benadeelde] tegen zijn hoofd heeft geslagen en hem heeft geschopt, waardoor [benadeelde] pijn en letsel heeft bekomen. Het verweer van de raadsman dat de verdachte niet heeft geschopt tegen het hoofd van aangever [benadeelde] , vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. Indien en voor zover het verweer van de verdediging - dat enkel getuige [getuige 1] heeft verklaard over het trappen en die verklaring wordt weersproken - dient te worden opgevat als een betrouwbaarheidsverweer overweegt het hof dat het hof geen enkele reden heeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 1] . Het enkele feit dat er twee andere getuigen andersluidend hebben verklaard - en dan nog slechts in die zin ‘andersluidend' dat zij niet hebben verklaard dat zij het schoppen hebben gezien - maakt dat niet anders. Daarbij stuit het kennelijke verweer met betrekking tot de selectie en waardering van dit bewijsmiddel af op de vrijheid van de rechter om die bewijsmiddelen te bezigen die hij betrouwbaar en dienstig acht voor zijn bewezenverklaring.”
2.5
In de toelichting op het middel wordt ten eerste aangevoerd dat het hof de verklaring van de aangever heeft gedenatureerd door een essentieel onderdeel van deze verklaring – namelijk dat hij
directnadat hij als gevolg van de klap op zijn achterhoofd op de grond was gevallen weer is opgestaan – weg te laten. Dit is volgens de steller van het middel van belang, omdat het weggelaten deel van de verklaring strijdig is met de verklaring van getuige [getuige 1] , die inhoudt dat de verdachte de aangever tegen zijn hoofd heeft geschopt toen de laatstgenoemde op de grond lag. Ten tweede wordt er door de steller van het middel op gewezen dat de verdediging omtrent deze discrepantie ter terechtzitting een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt strekkende tot vrijspraak van het tegen het hoofd schoppen heeft ingenomen. Het hof had, nu het daarvan is afgeweken, nader moeten motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen. De klachten kunnen gezamenlijk worden besproken.
2.6
Bij de beoordeling van deze klachten dient te worden vooropgesteld dat de feitenrechter vrij is in de selectie en waardering van het bewijsmateriaal en dat hij over de keuzes die hij daarin maakt geen verantwoording hoeft af te leggen. Dat is anders wanneer door of namens de verdachte ten overstaan van de feitenrechter een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt – dat wil zeggen een duidelijk standpunt, dat door argumenten is geschaard en is voorzien van een ondubbelzinnige conclusie [1] – wordt ingenomen ten aanzien van het gebezigde bewijsmateriaal. In zo’n geval zal de rechter zijn oordeel nader moeten motiveren. Hoe ver deze motiveringsplicht gaat, hangt onder meer af van de inhoud en indringendheid van de argumenten die zijn aangevoerd, maar gaat in ieder geval niet zo ver dat bij niet-aanvaarding van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt op ieder detail van de argumentatie hoeft te worden ingegaan. [2]
2.7
Het uitgangspunt dat de rechter vrij is in de selectie en waardering van het bewijsmateriaal geldt uiteraard ook ten aanzien van door de verdachte afgelegde verklaringen en getuigenverklaringen. De rechter mag een verklaring ‘splitsen’. Dit houdt in dat hij een deel van de verklaring tot het bewijs bezigt en een ander deel – dat hij voor het bewijs niet van waarde acht – terzijde stelt. [3] Daarbij geldt natuurlijk wel het verbod van denaturering; er mag door de rechter aan de verklaring geen wezenlijk andere betekenis worden gegeven dan de verdachte dan wel getuige daaraan kennelijk heeft bedoeld, te geven. [4]
2.8
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep het standpunt ingenomen dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair tenlastegelegde zware mishandeling en ook van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde mishandeling voor zover het gaat om het schoppen tegen het hoofd. Daartoe is onder meer aangevoerd dat de verklaring van getuige [benadeelde] inhoudende dat de aangever door zijn belager tegen het hoofd is geschopt strijdig is met aangevers verklaring dat hij direct nadat hij als gevolg van de klap tegen zijn achterhoofd was gevallen, is opgestaan. Bovendien hebben twee andere getuigen niet over het schoppen tegen het hoofd verklaard. Het hof heeft in weerwil van dit standpunt onder 1 subsidiair ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij de aangever heeft mishandeld door hem onder meer tegen zijn hoofd te schoppen. Het hof heeft in dit verband overwogen dat het door de verdediging gevoerde verweer zijn weerlegging vindt in de bewijsmiddelen. Daarbij heeft het hof tevens overwogen dat voor zover het verweer dient te worden opgevat als een betrouwbaarheidsverweer ten aanzien van de verklaring van getuige [benadeelde] het geen reden heeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring. Het enkele feit dat twee andere getuigen andersluidend hebben verklaard – en dan nog slechts in die zin ‘andersluidend' dat zij niet hebben verklaard dat zij het schoppen hebben gezien – maakt dat niet anders, aldus het hof.
2.9
Wat mij betreft, heeft het hof de afwijking van het standpunt van de verdediging toereikend gemotiveerd. Ik wijs er in dit verband op dat de Hoge Raad geen al te hoge eisen stelt aan de verwerping van een betrouwbaarheidsverweer ten aanzien van getuigenverklaringen. Enkel het geheel niet responderen op een dergelijk verweer [5] of het volstaan met de standaardoverweging dat het hof geen reden heeft, te twijfelen aan de gebezigde bewijsmiddelen zonder in te gaan op de betrouwbaarheid van de gewraakte verklaring, [6] leidt tot cassatie. In de onderhavige zaak is hiervan geen sprake. Het hof heeft voldoende inzichtelijk gemaakt waarom het de verklaring van getuige [benadeelde] tot uitgangspunt neemt. [7] De klacht over de motivering van de afwijking van het standpunt van de verdediging faalt dus.
2.1
De klacht dat de verklaring van de aangever door het hof is gedenatureerd, faalt eveneens. Het hof heeft het deel waarin de aangever aangeeft direct te zijn opgestaan niet tot het bewijs gebezigd en dit deel van de verklaring dus kennelijk niet van waarde geacht voor het bewijs. Dit valt binnen de selectie- en waarderingsvrijheid die de feitenrechter toekomt. Er is wat mij betreft geen wezenlijk andere betekenis aan de verklaring van de aangever gegeven; van denaturering is dan geen sprake.
2.11
Ten overvloede merk ik op dat de verdachte wat mij betreft geen rechtens te respecteren belang heeft bij cassatie. Uit de bewijsconstructie blijkt immers zonder meer dat de verdachte de aangever heeft mishandeld door hem tegen het hoofd te slaan. Weglating van de zinssnede “en te schoppen” uit de bewezenverklaring laat de kwalificatie van het bewezenverklaarde ongewijzigd. [8] Verder wijs ik erop dat uit de strafmotivering niet blijkt dat het hof het tegen het hoofd schoppen in strafverzwarende zin heeft meegewogen.
2.12
Het middel faalt hoe dan ook.

3.Slotsom

3.1
Het middel faalt en kan met een aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering worden afgedaan.
3.2
In verband met deze wijze van afdoening merk ik nog het volgende op. De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van de onder 1 tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft in dat verband overwogen:
“De rechtbank is gebonden aan de inhoud van de tenlastelegging. Een ‘eenvoudige’ mishandeling is niet als meer subsidiaire variant in de tenlastelegging opgenomen. Daarom rest de rechtbank niets anders dan de verdachte vrij te spreken van feit 1, de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.”
In hoger beroep heeft de advocaat-generaal vervolgens gevorderd dat de tenlastelegging wordt gewijzigd in die zin dat daaraan als feit 1 subsidiair wordt toegevoegd dat de verdachte de aangever heeft mishandeld. Deze wijziging is door het hof toegestaan en de verdachte is wegens mishandeling veroordeeld. Nu de rechtbank in haar vonnis tot uitdrukking heeft gebracht dat zij – ware eenvoudige mishandeling tenlastegelegd – tot een veroordeling wegens mishandeling zou zijn gekomen, lijkt het mij dat het onderhavige geval niet gelijk kan worden gesteld met een geval zoals beschreven in het arrest van de Hoge Raad van 24 januari 2023 (post-
Jaddoe). [9] Dat de rechtbank wel het slaan, maar niet het schoppen tegen het hoofd bewezen heeft geacht, doet daaraan niet af.
3.3
Ambtshalve heb ik geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.
3.4
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130,
2.HR 5 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1413, r.o. 2.3.
3.Zie bijvoorbeeld HR 30 mei 1972, ECLI:NL:HR:1972:AB6438,
4.HR 27 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY2073, r.o. 2.4 en HR 26 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ5377, r.o. 3.3.
5.HR 15 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1485 en HR 8 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:848,
6.HR 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:541.
7.Vgl. HR 5 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1413, r.o. 2.4.
8.Vgl. HR 6 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2059, r.o. 2.7.
9.HR 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:40,