Conclusie
Nummer24/01192
Inleiding
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde lid van de Opiumwet", (16-013184-21, feit 2) “
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd”, (16-013184-21, feit 3) “
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod”, (16-013184-21, feit 4) “
eenvoudig witwassen” en (16-033814-22, feit 1) “
opzettelijk mondeling zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet dat die verklaring zal worden afgelegd”, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, met aftrek van het voorarrest conform artikel 27 lid 1 Sr.
Middel 1: de rechtsgevolgen van een schending van het verschoningsrecht
2. Waar het gaat om de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is (nog altijd) één uitzondering mogelijk als een verzuim niet direct de proceedings as a whole raakt: niet-ontvankelijkheid volgt als sprake is van een kwestie die uitstijgt boven de schending van de individuele rechtsbelangen van een verdachte in een concrete strafzaak en het vertrouwen in de rechtspleging in zijn geheel raakt, bijvoorbeeld als sprake is van een miskenning van het systeem van de democratische rechtsstaat; "Karman". Oftewel, dit criterium geldt nog altijd, zij het dat het - gelukkig - zelden voorkomt. Ter onderbouwing wijs ik op het proefschrift van Kuiper die het heeft over een 'muizengaatje' en het proefschrift van Amadi waarin (met weglating van voetnoten) staat beschreven:
Aanvulling ten aanzien van pagina 3, kopje “3.3. Het oordeel van de rechtbank”
Karman-criterium, aan de hand waarvan de verdediging de niet-ontvankelijkheid van het OM had bepleit (aldus begrijp ik de steller van het middel).
de grondslagen van het strafproces en met name (…) de wettelijke voorziene verdeling van de bevoegdheden en verplichtingen tussen het openbaar ministerie en de rechter”, in de kern is geraakt, ruimte bestaat voor de niet-ontvankelijkverklaring van het OM, ook ingeval de belangen van de verdachte niet door het verzuim zijn geschaad. [2]
nietin de kern heeft geraakt en dat het vastgestelde verzuim dus
nietop deze grond kan leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het OM.
Middel 2: onderzoek in smartphones
“De drugszaak
nietbeperkt wanneer op voorhand is te voorzien dat door het onderzoek inzicht wordt verkregen in verkeers- en locatiegegevens, maar ook in andersoortige gegevens, zoals foto’s, de browsergeschiedenis, de inhoud van via die smartphone uitgewisselde communicatie, en gevoelige gegevens. Als politie en justitie in zo’n geval onderzoek willen verrichten, dan is daarvoor – behalve in spoedeisende gevallen – een voorafgaande toetsing door de rechter-commissaris vereist. Deze toetsing vergt een beoordeling of de inbreuk die door het onderzoek op de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker wordt gemaakt, gerechtvaardigd is, mede gelet op de ernst van het strafbare feit waarop de verdenking betrekking heeft en het belang van het onderzoek aan de smartphone voor de waarheidsvinding.
wie de gebruiker was van deze telefoon” en over “
strafbare feiten, eventuele medeverdachten en mogelijk witwassen. Bij het zoeken in de telefoon heeft de verbalisant zoektermen gebruikt die te maken hadden met de aard van dit onderzoek.” Het hof heeft geconstateerd “
dat het onderzoek door de verbalisanten gericht was op de strafrechtelijke verdenkingen en heeft bestaan uit het raadplegen van een gering aantal bepaalde op de smartphones opgeslagen of beschikbare gegevens.”
de met het onderzoek samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte als beperkt kan worden beschouwd” en dat “
de algemene bevoegdheid van de opsporingsambtenaren, neergelegd in art. 94, in verbinding met art. 95 en 96 Sv, (…) dan ook voldoende legitimatie voor dit onderzoek[bood]”, geen stand houden.