ECLI:NL:PHR:2025:759
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bewezenverklaring van ontucht met minderjarige stiefdochters en terugwijzing naar het gerechtshof Den Haag
In deze zaak is de verdachte, geboren in 1966, door het gerechtshof Den Haag op 30 april 2024 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 78 maanden wegens ontucht met minderjarige stiefdochters. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, P.L.G. Rens, twee middelen van cassatie heeft voorgesteld. Het eerste middel betreft de schending van het bewijsminimum zoals vastgelegd in artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte is beschuldigd van meerdere ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes, die hij verzorgde en opvoedde als stiefvader. Het hof heeft de verklaringen van de slachtoffers als voldoende steunbewijs aangemerkt, maar de Procureur-Generaal heeft in zijn conclusie betoogd dat deze steunbewijsconstructie niet voldoende is om aan het bewijsminimum te voldoen. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. Het tweede middel behoeft geen bespreking, omdat het eerste middel slaagt. De zaak is van groot belang vanwege de juridische interpretatie van het bewijsminimum in zaken van seksueel misbruik.