Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten en procesverloop
de rechtbank) verzocht om ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging te verlenen, voor de duur van zes maanden en voor de volgende vormen van verplichte zorg:
de bestreden beschikking). [2]
Betrokkene is bij brief van 30 april 2025 door de rechtbank in kennis gesteld van de geplande mondelinge behandeling bij haar thuis op 16 mei 2025 om 10:35 uur. De rechtbank leidt daaruit af dat betrokkene redelijkerwijs op de hoogte was van de zitting op 16 mei 2025. De psychiater i.o. heeft toegelicht dat meer dan zes pogingen ondernomen zijn om betrokkene te spreken, maar zij hebben haar zelf niet kunnen spreken. Betrokkene is of niet thuis, of loopt weg als ze ziet dat zij eraan komen. Uit het dossier blijkt dat betrokkene zorg- en contact mijdend is naar verschillende personen.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat voldoende is gebleken dat betrokkene niet gehoord wil worden.
Betrokkene houdt alle contact met de geestelijke gezondheidszorg af, ook de ambulante thuisbegeleiding vanuit de WMO accepteert zij niet. Zij heeft bij hen aangegeven geen zorg nodig te hebben. Ondanks de steeds verder vorderende maatschappelijke teloorgang lukt het betrokkene niet om problemen voortkomend vanuit haar achterdocht zelfstandig op te lossen. (…)
3.Bespreking van het cassatiemiddel
hoorplichtgeldt dat uit de beschikking op het verzoek om een zorgmachtiging kenbaar moet zijn dat de rechter heeft onderzocht of de niet op de zitting verschenen betrokkene op de juiste wijze is opgeroepen en daarom bekend was, althans kon zijn, met de plaats en het tijdstip van de mondelinge behandeling. Indien dit naar het oordeel van de rechter het geval is, dient hij vervolgens te motiveren op grond waarvan hij meent te kunnen vaststellen dat betrokkene niet in staat of bereid is om te worden gehoord (zie hierna, 3.9).
ontbreken van een medische verklaringbetekent volgens vaste rechtspraak dat de rechter geen zorgmachtiging kan verlenen (art. 5:8 lid 1 Wvggz). [6] Als uitgangspunt dient de onafhankelijk psychiater zijn onderzoek aldus te verrichten dat hij de betrokkene in een direct contact (dus: in diens fysieke aanwezigheid) spreekt en observeert. Dit is slechts anders indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is, aldus de Hoge Raad, waarbij het bijvoorbeeld kan gaan om een weigering van de betrokkene om aan een onderzoek mee te werken. [7]
uitsluitendbaseert op de oproepingsbrief. De rechtbank overweegt niet dat betrokkene langs andere weg bekend zou zijn geraakt met de plaats en het tijdstip van de mondelinge behandeling.