ECLI:NL:PHR:2025:94

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
23/02539
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van ambtelijke positie door gerechtsdeurwaarder met seksuele dwang

In deze zaak is de verdachte, een gerechtsdeurwaarder, veroordeeld voor meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder verkrachting en passieve ambtelijke omkoping. De verdachte heeft in de periode van 2002 tot 2016 misbruik gemaakt van zijn positie door vrouwen met schulden te dwingen tot seksuele handelingen in ruil voor schuldenverlichting. De aangeefsters verkeerden in kwetsbare situaties, vaak met financiële problemen en persoonlijke omstandigheden die hen in een afhankelijkheidspositie plaatsten. De verdachte heeft hen bedreigd met inbeslagname van hun goederen en huisuitzetting, waardoor zij zich gedwongen voelden om in te gaan op zijn voorstellen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting door de aangeefsters te dwingen tot seksuele handelingen door middel van psychische druk en bedreiging. De zaak bevat ook elementen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en passieve ambtelijke omkoping, waarbij de verdachte seksuele diensten vroeg in ruil voor het niet uitvoeren van zijn ambtelijke taken. De uitspraak van het hof benadrukt de ernst van de misdragingen en het misbruik van de ambtelijke positie van de verdachte.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer23/02539

Zitting11 februari 2025
CONCLUSIE
V.M.A. Sinnige
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
hierna: de verdachte

Inleiding

1. De verdachte is bij arrest van 27 juni 2023 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens 1, 2 en 3 telkens "verkrachting, meermalen gepleegd", 4 “feitelijke aanranding van de eerbaarheid”, 5 “als ambtenaar een dienst vragen teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd” en 6, 7 en 8 telkens “als ambtenaar een dienst vragen teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen en/of na te laten” veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft voorts beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen, een en ander zoals nader in het arrest omschreven. [1]
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, hebben zes middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste, tweede en derde middel bevatten bewijsklachten over de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde verkrachtingen. Het vierde middel klaagt dat het onder 4 bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert. Het vijfde middel bevat een rechtsklacht over de in het kader van de feiten 5, 6, 7 en 8 bewezenverklaarde bestanddeel ‘in zijn bediening’. Tot slot klaagt het zesde middel dat het hof bij de strafoplegging ten aanzien van de feiten 5, 6, 7 en 8 is uitgegaan van een te hoog strafmaximum.
4. Bij de bespreking van een groot deel van de middelen is de bewijsconstructie van het hof van belang. Die is omvangrijk. Het hof heeft overwogen dat de in het arrest weergeven bewijsmiddelen als schakelbewijs redengevend zijn voor alle bewezenverklaarde feiten. Het hof heeft tussenkopjes gebruikt om te verduidelijken op welke bewezenverklaarde feiten de bewijsmiddelen in het bijzonder betrekking hebben. De bewijsmiddelen beslaan 23 pagina’s, waarna nog 10 pagina’s met bewijsoverwegingen volgen. Voor een volledige weergave verwijs ik naar het (gepubliceerde (gepseudonimiseerde)) arrest van het hof. Waar dit nodig is voor de bespreking van een klacht, zal ik (delen van) bewijsmiddelen weergeven.

Het eerste, tweede en derde middel

5. De eerste drie middelen keren zich respectievelijk tegen de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde verkrachtingen. De klachten komen er in de kern op neer dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de aangeefsters [aangeefster 1] (feit 1), [aangeefster 2] (feit 2) en [aangeefster 3] (feit 3) psychisch kwetsbaar waren en dat de verdachte daarvan wist. Evenmin zou daaruit – al dan niet in het licht van het ter terechtzitting gevoerde verweer – kunnen volgen dat de aangeefsters kampten met grote financiële problemen (feit 1 en 2) of problematische persoonlijke omstandigheden (feit 3). Met betrekking tot feit 2 en 3 komt daar nog bij dat uit die bewijsmiddelen ook niet volgt dat de aangeefsters een jeugdige leeftijd hadden of naïef en/of labiel waren (en dat de verdachte daarvan wist). Ook wordt geklaagd over het gebruik van schakelbewijs.
6. De middelen bevatten, zoals uit de beschrijving daarvan al blijkt, nuanceverschillen maar lijken niettemin sterk op elkaar. Gelet daarop meen ik dat ze gezamenlijk besproken kunnen worden, al zal ik daarbij wel steeds de omstandigheden van de verschillende aangeefsters afzonderlijk betrekken.
7. Ten laste van de verdachte is onder 1, 2 en 3 bewezenverklaard dat:
“1. hij in de periode van 1 maart 2002 tot en met 1 september 2002 in Nederland, meermalen, door andere feitelijkheden en/of bedreiging met andere feitelijkheden [aangeefster 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 1] , te weten het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of de vagina van die [aangeefster 1] , en bestaande die andere feitelijkheden en/of die bedreiging met die andere
feitelijkheden hierin, dat verdachte
- in de hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder ( [A] Gerechtsdeurwaarders B.V.) met vorderingen, bij die [aangeefster 1] aan de deur is gekomen en zich aan die [aangeefster 1] heeft voorgesteld en/of bekendgemaakt als gerechtsdeurwaarder,
- wetende dat die [aangeefster 1] kampte met en/of verkeerde in grote financiële problemen en/of psychisch kwetsbaar was en
- (vervolgens) misbruik makend van deze wetenschap en kwetsbare psychische en/of financiële positie van die [aangeefster 1] en de angst van die [aangeefster 1] voor een zwaardere schuldenlast en (vervolgens) misbruik makend van zijn uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en macht als deurwaarder
- tegen die [aangeefster 1] heeft gezegd dat zij schulden had en (vervolgens)
- tegen die [aangeefster 1] heeft gezegd dat zij het anders konden regelen en dat zij dit ook in natura kon betalen en dat zij seks met hem, verdachte, kon hebben en dat zij zo geld kon verdienen en de schuld op het deurwaarderskantoor kon betalen en dat hij, verdachte, de spullen van haar ouders in beslag kon laten nemen, omdat zij bij haar ouders woonde,
en aldus telkens voor die [aangeefster 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of die [aangeefster 1] telkens in een situatie heeft gebracht, waarin die [aangeefster 1] geen weerstand kon bieden.
2. hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2009 in de gemeente [plaats] , meermalen, door andere feitelijkheden en/of bedreiging met andere feitelijkheid [aangeefster 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 2] , te weten het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de mond van die [aangeefster 2] en/of zijn vingers in de vagina van die [aangeefster 2] , en bestaande die andere feitelijkheden en/of die bedreiging met die andere feitelijkheden hierin, dat verdachte
- in de hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder (bij [A] Gerechtsdeurwaarders B.V.) (telkens) bij die [aangeefster 2] aan de deur is gekomen en (vervolgens)
- wetende dat die [aangeefster 2] kampte met en/of verkeerde in grote financiële problemen en haar schulden niet kon betalen en anderszins problematische persoonlijke omstandigheden had en in een psychisch en financieel kwetsbare positie zat en misbruik makend van haar jeugdige leeftijd en/of naïviteit en/of labiliteit en/of kwetsbare positie en/of zijn uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend (psychisch) overwicht en/of macht als deurwaarder en (vervolgens)
- tegen die [aangeefster 2] heeft gezegd dat zij een schuld had en dat er een betalingsregeling getroffen moest worden en (vervolgens)
- daarbij papieren heeft vastgehouden en/of getoond en/of overhandigd en (vervolgens)
- tegen die [aangeefster 2] heeft gezegd dat zij in de problemen zou komen, wanneer zij niet zou betalen en dat er dan een openbare verkoop plaats zou vinden en dat hij, verdachte, terug zou komen met de politie en de slotenmaker om beslag te leggen op haar goederen en dat zij uit het huis gezet zou worden en daardoor haar kinderen kwijt zou raken en misbruik makend van de angst van [aangeefster 2] voor een dergelijke situatie en de gevolgen van het niet kunnen betalen van haar schulden en (vervolgens)
- tegen die [aangeefster 2] heeft gezegd dat zij op een andere manier van haar schulden af kon komen en dat zij na het hebben van seks met hem, verdachte, van haar schulden af kon komen en haar schulden kleiner zouden worden en dat er na elke keer seks met hem, verdachte, door hem, verdachte, 50 tot 100 euro, althans een geldbedrag, in mindering zou worden gebracht op haar schuld(en) en (vervolgens)
- meermalen die [aangeefster 2] thuis heeft bezocht en seks met haar heeft gehad en (vervolgens)
- als die [aangeefster 2] tegen hem, verdachte, zei dat zij er geen zin meer in had, tegen die [aangeefster 2] heeft gezegd dat zij aan haar schulden en huishouden moest denken,
en aldus telkens voor die [aangeefster 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of
die [aangeefster 2] telkens in een situatie heeft gebracht, waarin die [aangeefster 2] geen weerstand kon
bieden.
3. hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 30 juni 2009 te [plaats] , meermalen, door andere feitelijkheden en/of bedreiging met andere feitelijkheden [aangeefster 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 3] , te weten het
- duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) en/of tong in de vagina van die [aangeefster 3] en/of
- duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [aangeefster 3] ,
en bestaande die andere feitelijkheden en/of die bedreiging met die andere feitelijkheden hierin, dat verdachte
- in de hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder (bij [A] Gerechtsdeurwaarders B.V.) bij die [aangeefster 3] aan de deur is gekomen en (vervolgens)
- wetende dat die [aangeefster 3] kampte met en/of verkeerde in grote financiële problemen en haar schulden niet kon betalen en anderszins problematische persoonlijke omstandigheden had en in een psychisch en financieel kwetsbare positie zat en misbruik makend van haar jeugdige leeftijd en/of naïviteit en/of labiliteit en/of kwetsbare positie en/of zijn uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend (psychisch) overwicht en/of macht als deurwaarder en (vervolgens)
- tegen die [aangeefster 3] heeft gezegd dat zij een schuld had en dat die schuld binnen 14 dagen afbetaald moest worden en/of dat hij, verdachte, anders haar spullen uit haar woning zou weghalen en dat hij, verdachte, daartoe gerechtigd was en dat hij hoger dan de politie was en dat hij kon bepalen wat er met haar ging gebeuren en dat hij haar met hulp van de politie buiten kon zetten en dat zij (met haar kinderen) op straat zou komen te staan en (vervolgens)
- tegen die [aangeefster 3] heeft gezegd dat zij het anders konden inkleden en dat zij zijn, verdachtes, vriendinnetje zou kunnen worden en dat hij, verdachte, ervoor zou zorgen dat zij van haar schuld af kwam en dat hij, verdachte, ervoor zou zorgen dat haar schuld weg zou zijn en (vervolgens)
- die [aangeefster 3] (binnen enkele dagen) opnieuw thuis heeft opgezocht en (vervolgens)
- tegen die [aangeefster 3] heeft gezegd, dat zij schulden had en het lastig ging worden om die te betalen en dat hij, verdachte, haar spullen in beslag kon nemen en dat hij, verdachte, de macht had en haar (en haar kinderen) uit haar/hun woning kon zetten en dat hij, verdachte, het beter kon maken en/of dat hij, verdachte, ervoor kon zorgen dat zij van haar schuld af kwam en dat hij, verdachte, de rekening zou betalen, als zij met hem naar bed zou gaan en (vervolgens)
- meermalen, telkens misbruik makend van de angst die [aangeefster 3] had voor de door hem, verdachte, geschetste consequenties van het niet kunnen betalen van haar schulden, seks met die [aangeefster 3] heeft gehad en (vervolgens)
- nadat hij, verdachte, seks had gehad met die [aangeefster 3] , een geldbedrag aan die [aangeefster 3] heeft gegeven en/of in de woning van die [aangeefster 3] heeft achtergelaten en (vervolgens)
- telkens tegen die [aangeefster 3] heeft gezegd dat zij het dan breder en beter zou krijgen en/of dat zij toch goed voor haar kinderen wilde zorgen en/of dat ze het toch voor de kinderen deed en/of aan die [aangeefster 3] heeft toegevoegd de woorden van de strekking: “Ik help je toch” en/of “Je kunt boodschappen doen voor je kinderen” en/of “Je kunt blijven wonen en/of denk aan je schuld en/of ik sta toch niet voor niks aan de deur”,
en aldus telkens voor die [aangeefster 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of die [aangeefster 3] (telkens) in een situatie heeft gebracht, waarin die [aangeefster 3] geen weerstand kon bieden.”
8. De bewezenverklaring van feit 1, 2 en 3 steunt op de volgende bewijsmiddelen:

5. Het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep d.d. 13 juni 2023, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Het klopt dat ik in de periode van de mij tenlastegelegde feiten als gerechtsdeurwaarder werkzaam was voor [A] Gerechtsdeurwaarders B.V. Het klopt dat ik in 1995 werd beëdigd.
U, voorzitter, houdt mij voor dat uit het dossier blijkt van verschillende vrouwen die hebben verklaard dat ik daar - zonder uitzondering - langskwam omdat ik daar als gerechtsdeurwaarder iets moest doen. Ik zeg u daarop dat dit klopt. Vanuit die hoedanigheid moest ik daar langs. Als ik als gerechtsdeurwaarder langskom is er wat aan de hand. Ik kom daar niet voor de lol en die mensen zien een gerechtsdeurwaarder niet zomaar. Ik kwam soms vanwege grote schulden.
Het klopt dat ik met een aantal van deze vrouwen waar ik als gerechtsdeurwaarder langs kwam seks heb gehad tegen betaling.
U houdt mij voor dat vrouwen in het dossier hebben verklaard dat ik wist dat zij financiële problemen hadden en dat zij bang waren voor de consequenties van het niet tijdig betalen. U houdt mij voor dat ik vrouwen ook heb geïnformeerd over de mogelijke gevolgen daarvan, namelijk dat er beslag zou kunnen worden gelegd. Ik zeg u daarop dat dit klopt en dat dit laatste zou kunnen.
U houdt mij voor dat ik als gerechtsdeurwaarder invloed kon uitoefenen op bijvoorbeeld beslaglegging, uithuiszetting of het moment van betaling. Dat klopt.
U houdt mij voor dat een deurwaarder een bepaald gezag uitstraalt en vraagt mij of ik mij onder de eerder genoemde omstandigheden kan voorstellen dat - wanneer ik een voorstel doe om tegen betaling seks te hebben - de vrouwen dat hebben ervaren als een situatie waarin zij geen andere weg zagen dan op mijn voorstel in te gaan, omdat het in feite kiezen is tussen twee kwaden: enerzijds beslaglegging of uithuiszetting en met kinderen op straat staan en anderzijds iets doen waar je geen zin in hebt. Ik zeg u daarop dat ik mij dat kan voorstellen. Het zou inderdaad zo kunnen zijn dat de vrouwen de link leggen tussen de schulden die zij hebben en hun bereidheid tot seks als ik ze vraag naar hun ruimdenkendheid.
U houdt mij voor dat er ook sprake was van leeftijdsverschil. Zo was [aangeefster 2] 19 jaar oud toen ik bij haar langskwam en ik 50. Dat klopt.
Het is niet gebruikelijk om als deurwaarder bij mensen naar binnen te gaan, tenzij het bijvoorbeeld hard regent of je ergens al twintig keer bent geweest. (…)
6. Het proces-verbaal van de terechtzitting, in eerste aanleg d.d. 27 en 28 juli 2021, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Wij ( [aangeefster 1] en ik) hebben verschillende keren een seksafspraak gemaakt. Ik wilde graag contact met haar als ik in de buurt was. Er zijn sms-berichten over en weer gestuurd.
Het klopt dat ik seks met [aangeefster 2] heb gehad. Ik had altijd papieren bij mij als ik aan de deur kwam.
Het klopt dat ik seks met [aangeefster 3] heb gehad. De relatie tussen ons heeft lang geduurd. Ik ben wel eens bij haar geweest voor schulden. Er is bij haar thuis over gesproken. Als ik een afspraak met haar had, gaf ik ook de papieren. Het klopt dat wij ook seks hadden in een leeg appartement. Ik had de sleutel van het appartement via de woningvereniging. Het appartement had een mutatieslot, zodat ik het appartement in kon voor het opmaken van een proces-verbaal van bevindingen. Het appartement was ontruimd. (…)
7. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte door de rechter-commissaris in het kader van de toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling en de vordering tot inbewaringstelling d.d. 24 mei 2017, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb contact met [aangeefster 1] gehad en gevraagd of zij seks met mij wilde hebben. We hebben toen ook afgesproken om dat te doen.
Met [aangeefster 2] heb ik seks gehad. Ze vroeg er 100 euro per keer voor. Ik kwam daar al jaren als deurwaarder. Zij en haar vriend zaten in de schuldsanering. (…)
Ik betaalde [aangeefster 3] voor seks.
Voor feit 1 ( [aangeefster 1] ) is in het bijzonder de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen redengevend:
8. Het proces-verbaal informatief gesprek mensenhandel/zeden d.d. 2 februari 2017 (dossierpagina 2062-2067), voor zover inhoudende als verklaring van [aangeefster 1]
verklaarde dat:
- Het doen van aangifte geen zin had, omdat zij het nooit zou winnen van [verdachte] . Hij zou altijd sterker staan dan zij;
- zij in die tijd in een scheidingsprocedure zat, zij schulden had en er met haar kind alleen voor stond;
- zij in [plaats] in een blijf-van-mijn-lijfhuis had verbleven;
- zij daarna bij haar ouders was gaan inwonen en nog een aanvraag voor een uitkering moest doen bij het UWV;
- [verdachte] aan de deur bij haar stond met vorderingen waar zij een betalingsregeling voor wilde treffen. Hierop zou [verdachte] gezegd hebben dat zij dit ook in natura kon betalen;
- hij daarmee bedoelde dat zij dan zijn hoertje was en zij hierover moest nadenken;
- [verdachte] haar bang maakte en haar vertelde dat zij anders nog veel dieper in de shit zou raken;
- zij twee keer seks met hem had gehad;
- zij met die ‘klusjes’ 70 euro verdiende en dat zij met dat geld dan vervolgens naar het kantoor moest gaan om haar schuld te betalen;
- zij twee keer bij haar thuis voor seks hadden afgesproken;
- die twee keer seks gebeurde op de manier zoals hij dat wilde;
- zij met seks bedoelde pijpen, vol erop, van voor en van achter;
- wanneer hij de deur uit was zij moest huilen;
- zij zich een keer gewassen had met de inhoud van een fles chloor omdat zij zich zo vies voelde;
- zij op de vraag waarom zij was ingegaan op zijn voorstellen, verklaarde dat zij geen andere keus had;
- zij destijds twee maanden bij haar ouders inwoonde en helemaal geen geld had;
- zij nu nog steeds bang is voor [verdachte] ;
- [verdachte] hierin veel sterker staat dan zij, omdat hij gerechtsdeurwaarder is;
- [verdachte] altijd safe seks had. Hij had altijd condooms bij zich;
- het haar heel hoog zat en deze beelden nu weer terugkwamen (opmerking verbalisanten: wij zagen dat zij heel emotioneel werd en begon te huilen);
- zij hem heel vaak had willen slaan, maar zich heel angstig voelde als ze hem zag;
- zij niet meer op de slaapkamer kon slapen waar dit allemaal gebeurd is;
- dit met [verdachte] allemaal gebeurd was op de slaapkamer van haar ouders van het huis waar ze nu woonde, de [a-straat 1] in [plaats] .
9. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 1 mei 2017 [het hof begrijpt gelet op het moment van aangifte: 2 mei 2017 (dossierpagina 2069-2077), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangeefster 1] :
Datum: 2 mei 2017
V: Vertel eens waarvan je aangifte wil doen?
A: Ik wil aangifte doen van gedwongen seks hebben met een deurwaarder om van dit geld mijn schulden te kunnen betalen. Hij heet [verdachte] . Het was niet [verdachte] ; het was gewoon [verdachte] . (...) Het heeft zich afgespeeld in de periode maart tot september in het jaar dat ik 30 werd. Dit is dus in het jaar 2002. (...) Ik heb naar het Kantoor [A] gebeld met een mededeling dat ik het geld in twee keer moest betalen. Ik vertelde de receptioniste/baliemedewerkster dat ik het niet kon betalen. [verdachte] belde mij terug en vroeg of ik al betaald had omdat mijn termijn verstreken was. Ik vertelde hem dat ik dat echt niet kon betalen. Hij zei mij dat hij morgen wel even langs kwam. Ik dacht dat hij een regeling met mij kon treffen. Maar toen kwam het voorstel dat ik seks met hem moest hebben. Vervolgens is dit ook gebeurd. Ik had toen geen andere keus. (...)
Ik heb nooit seks gehad met [verdachte] zonder condoom. Hij had zelf altijd condooms bij zich. Na de seks legde hij in de gebruikte condoom een knoop en stopte deze vervolgens in een papiertje of tissue en stopte deze in zijn jaszak. Ook de verpakking nam hij mee in zijn jaszak. (...)
De eerste keer dat gerechtsdeurwaarder [verdachte] bij mij aan de deur stond, was toen ik nog bij mijn ex [betrokkene 1] woonde, in [plaats] . Omdat ik ernstig mishandeld werd door [betrokkene 1] , ben ik naar [plaats] gegaan. Ik heb daar in een blijf-van-mijn-lijfhuis gezeten, samen met mijn kind. Ik ben uiteindelijk gescheiden van [betrokkene 1] en bleef met een schuld achter. Ik heb 1,5 jaar in [plaats] gewoond. Daarna ben ik teruggekomen naar mijn ouders. Kort daarna stond [verdachte] voor de deur van mijn ouders en mij. Ik wist dat hij een echte deurwaarder was omdat hij papieren bij zich had en ik hiervan uitging. (...) Hij wist dat ik in de procedure zat van het UWV. Mijn ouders vertelden hem dat ik op dat moment nog geen cent had en nog de bijstandsuitkering moest aanvragen. Hij wist precies in welke situatie ik mij bevond. Hij heeft gezegd dat wij het anders konden regelen. In natura betalen. Ik dacht toen nog “Zorg in Natura”. Ik dacht dat er zo’n potje bestond. Hij vertelde mij dat dit niet was wat hij bedoelde. Hij bedoelde geen relatie, maar het hebben van seks. Zo kon ik geld verdienen en de schuld betalen op kantoor. Dat ik zijn ‘hoertje’ zou zijn, heeft hij niet letterlijk gezegd. Hij zei dat ik zijn seksvriendin was. De reden dat ik uiteindelijk op zijn voorstel bent ingegaan, was om niet dieper in de shit te raken. Met shit bedoel ik de schulden. Het zou kunnen dat ik van de gemeente geld zou krijgen om nieuwe spulletjes te kopen om weer opnieuw te beginnen en dat hij dan zou komen om de spulletjes weg te nemen. Hij vertelde mij dat hij ook de spullen van mijn ouders in beslag kon nemen, omdat ik bij hen woonde, of ik zou via een notariële akte vastgelegd moeten hebben dat de spullen in de woning waar ik verbleef, in eigendom van mijn ouders waren. Deze akte hadden wij niet. Ik voelde mij genoodzaakt om dan toch maar in te gaan op zijn voorstel. Ik dacht dan is de schuld betaald en ben ik ervan af. (...) Hij heeft mij nog jaren lastig gevallen zonder dat ik toegaf seks met hem te hebben.”
(…)
10. Een schriftelijk bescheid, te weten een klacht d.d. 7 december 2005 (dossierpagina 2091-2092), voor zover inhoudende als schrijven van [aangeefster 1] :
[aangeefster 1]
[plaats] , 07 December 2005
Rechtbank Amsterdam
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders
Postbus 84500
1080 BN Amsterdam
Onderwerp: Klacht tegen [verdachte] , gerechtsdeurwaarder te [plaats]
Geachte heer/mevrouw,
Naar aanleiding van mijn gesprek met [betrokkene 2] , van gelijknamig gerechtsdeurwaarders kantoor te [plaats] , en op diens voorstel schrijf ik deze klacht.
Het gaat om [verdachte] , van bovengenoemd kantoor, die mij reeds 2 jaar ongewenste en zeer ontoepasselijke sms berichten stuurt en een beschamend voorstel deed in betrekking tot schulden die ik betalen moet. Hij heeft mij meerdere malen voorgesteld dat ik de schulden ook op een andere manier zou kunnen voldoen, in natura, door geslachtsgemeenschap te hebben met hem.
Voor feit 2 ( [aangeefster 2] ) is in het bijzonder de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen redengevend:
11. Het proces-verbaal informatief gesprekmensenhandel/zeden d.d. 16 februari 2017 [het hof begrijpt gelet op de vermelde datum van het gesprek: 20 februari 2017] (dossierpagina 1815-1821), voor zover inhoudende als verklaring van [aangeefster 2] :
Datum: 20 februari 2017.
[aangeefster 2] verklaarde:
- dat zij schulden had en een uitkering;
- [verdachte] toen bij haar aan de deur kwam als gerechtsdeurwaarder;
- [verdachte] haar vertelde dat wanneer zij niet zou betalen, zij in de problemen zou komen;
- [verdachte] terug zou komen met de politie en een slotenmaker en dat zij uit het huis gezet kon worden;
- zij daardoor haar kinderen kwijt kon raken;
- zij toen jong en dom was;
- zij toen 18 jaar oud was en op de [b-straat] in [plaats] woonde;
- [verdachte] aan haar vroeg of zij ruimdenkend was en dat ze ook op een ander manier van haar schulden af kon komen;
- zij uiteindelijk hiermee had ingestemd omdat ze haar huis niet wilde kwijt raken;
- hij de politie achter zich had staan;
- zij daarom ingegaan was op zijn voorstel;
- zijn voorstel was dat zij haar schulden kon afbouwen met seks;
- [verdachte] eerst, voordat hij dat voorstel deed, een aantal keren bij haar aan de deur stond om haar bang te maken;
- hij haar bang maakte met de aanmaningen en dagvaardingen;
- zij zich in een hoek gedreven voelde;
- zij destijds vond dat zij geen ander keuze had;
- zij bang was om haar huis en haar kinderen kwijt te raken;
- het alles bij elkaar was;
- hij haar leven kapot zou maken door met de politie terug te komen;
- het heel moeilijk was om van hem af te komen;
- zij het gevoel kreeg dat ze door [verdachte] gestalkt werd;
- er altijd een condoom werd gebruikt dat [verdachte] bij zich had;
- als hij klaar was met de seks, hij altijd het gebruikte condoom mee nam om geen bewijs achter te laten;
- ze echt seks gehad hebben en dat hij zijn penis in haar stopte;
- hij zelf condooms mee nam en deze uit zijn zak van zijn hemd haalde;
- wanneer zij vaker seks met [verdachte] had, de schulden kleiner zouden worden;
- zij de afspraak met [verdachte] had dat er na elke seks met hem door [verdachte] 50 of 100 euro in mindering zou worden gebracht op haar schulden;
- zij na de seks een kwitantie van [verdachte] kreeg dat ze afbetaald had;
- [verdachte] na de eerste keer wekelijks bij haar aan de deur kwam;
- hij altijd brieven, papieren bij zich had;
- zij ontelbare keren seks heeft gehad met [verdachte] ;
- wanneer zij vaker seks met [verdachte] had, de schulden kleiner zouden worden;
- zij de afspraak met [verdachte] had dat er na elke seks met hem door [verdachte] 50 of 100 euro in mindering zou worden gebracht op haar schulden;
- zij na de seks een kwitantie van [verdachte] kreeg dat ze afbetaald had;
- [verdachte] na de eerste keer wekelijks bij haar aan de deur kwam;
- hij altijd brieven, papieren bij zich had;
- zij ontelbare keren seks heeft gehad met [verdachte] ;
- wanneer zij haar schuld had afgelost en weer een nieuwe schuld had gekregen, hij daarom begon te lachen;
- hij haar had gevraagd of zij bereid was om de schulden nog verder af te lossen;
- hij regelmatig voor de deur stond met zijn Mercedes;
- zij op een gegeven moment een wrak werd;
- zij bang was om [verdachte] tegen te komen;
- zij hiervan een ‘Mercedes fobie’ had gekregen;
- als er een Mercedes voor haar deur stond, zij de gordijnen dicht deed;
- (noot verbalisanten: Wij zagen dat [aangeefster 2] begon te huilen.)
- zij niet meer naar de winkel durfde te gaan;
- zij de kinderen niet naar school durfde te brengen
12. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 9 maart 2017 (dossierpagina 1823-1833), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangeefster 2] :
Op 9 maart 2017 heeft [aangeefster 2] aangifte gedaan van verkrachting gepleegd op de [b-straat] te [plaats] .
V: Vertel eens waarvan je aangifte wil doen?
A: Ik wil aangifte doen tegen deurwaarder [verdachte] . Ik was in die tijd een stuk naïever en labieler. Er waren boetes die betaald moesten worden en hij kon mijn leven verwoesten door mij op straat te zetten. Dat is de reden dat ik toch op zijn voorstel ben ingegaan. Wanneer ik er niet op in zou zijn gegaan, zou [verdachte] terugkomen met een slotenmaker en de politie. Dat was voor mij de reden om er op in te gaan toentertijd. Voor mijn gevoel was het dat [verdachte] de seks ging afdwingen. Als ik er niet mee akkoord ging, stond ik op straat. (...) De schulden zijn ontstaan toen ik 18 jaar oud werd en volgens de wet volwassen was. Ik had toen 40.000 euro schuld door mijn ex. Ik was nog geen 16 jaar toen ik mijn ex leerde kennen. Het was een knipperlicht relatie. De relatie escaleerde vaak. Toen ik nog net geen 18 jaar was heb ik gedwongen in de prostitutie gewerkt. Ik ben daarna op de [b-straat] te [plaats] gaan wonen. (...) [verdachte] stond diverse malen als gerechtsdeurwaarder aan mijn deur. Ik heb echte seks gehad met de deurwaarder, ik ben op zijn penis gaan zitten. We hebben gemeenschap gehad. Ik heb hem gepijpt. (...) Hij kwam mij melden dat ik schulden had en dat er een betalingsregeling getroffen moest worden. Hij stelde zich voor als gerechtsdeurwaarder [A] / [verdachte] . Hij had papieren in zijn hand waarop stond dat ik een wanbetaler was en dat er een betalingsregeling getroffen moest worden. Hij had altijd papieren in zijn hand. Hij zei: je weet toch wat de consequenties zijn als je niet betaalt, dat je in de problemen komt en dat er dan een openbare verkoop zal plaatsvinden. Verder zou hij genoodzaakt zijn met de politie en slotenmaker terug te komen om beslag te leggen op mijn goederen. Ik voelde me toen met de rug tegen de muur gezet. Ik moest betalen of een betalingsregeling treffen of ik werd uit mijn huis gezet. Hij vroeg of ik ruimdenkend was. Ik weet niet meer precies hoe hij dat vroeg, maar het kwam erop neer om in natura te betalen. Te betalen met seks. Ik heb ingestemd met het voorstel dat er iedere keer 50 of 100 euro van mijn schuld zou worden afgeschreven in ruil voor seks. Ik stemde in omdat hij zei dat hij met de politie terug zou komen. Ik was dom en naïef. Ik was bang om mijn huis en daardoor mijn kinderen kwijt te raken. Dat ik instemde met zijn voorstel, was eigenlijk niet vrijwillig. Ik bevond mij in een zodanige positie dat ik geen andere keus had. Ik heb hem ook vaker gezegd dat ik er helemaal geen zin meer in had. Hij zei mij dan dat ik aan mijn schulden en huishouden moest denken.
V: Wat zou er volgens jou gebeurd zijn als je hier niet mee ingestemd had?
A: Dat ik mede dankzij hem op straat was komen te staan. Als ik niet kon betalen. Ik vond de seks met [verdachte] nog veel erger dan de seks die ik had als prostituee, omdat hij in de naam van de koningin aan de deur kwam en dat als ik niet zou ingaan op zijn seks, hij terug zou komen met politie en slotenmaker. Wat voor keus had ik dan. [verdachte] wist van alles over mij en mijn financiële situatie en gezinssituatie. (...) Ik durfde niet naar de politie te gaan. En wie geloven ze nou. Een koninklijke gerechtsdeurwaarder of een meisje met een strafblad; een crimineel verleden. (...)
Ik kan me herinneren dat ik mij na de eerste keer seks vies voelde en mij schaamde. Ik zakte door de grond. Ik wilde mij zo snel mogelijk douchen omdat ik mij heel vies voelde. Ik voelde mij vernederd. (...) Hij nam zijn condoom ook altijd mee. Hij legde een knoop in het gebruikte condoom en nam deze mee. (...) Hij had dan een reeds uitgeprinte kwitantie bij zich. Op deze kwitantie stond al het afgesproken bedrag, de naam [A] / [verdachte] , datum en dat het bedrag voldaan was.
Tevens zijn handtekening. Hij had dat zogenaamd gevorderd en gekregen van mij. Hij overhandigde de kwitantie na de seks. (...) Ik had kunnen weigeren, maar ik wist wat er op het spel stond. Ik werd voor het blok gesteld, anders zou ik op straat komen te staan. (...) Na de eerste keer seks. zag ik dat hij het condoom van zijn penis afhaalde en dat hij een knoop in het condoom maakte. Daarna deed hij het gebruikte condoom terug, in de verpakking waar hij hem uitgehaald had en stopte deze in zijn broekzak of in zijn borstzak van zijn blouse. (...) Ik herinner me zijn
Mercedes. (...) Ik wist dat de schulden minder werden, omdat ik kwitanties kreeg. En ik heb ook wel eens overzichten gezien waaruit bleek dat de schulden minder werden. (...)
V: Hoeveel tijd zat er tussen die eerste keer dat jullie seks met elkaar hadden en de tweede keer?
A: Binnen twee weken was hij terug voor de tweede keer seks. Ik heb vervolgens jaren, bijna wekelijks seks met die [verdachte] gehad.
13. Het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 16 maart 2017 (dossierpagina 1835-1843), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangeefster 2] :
Soms wilde hij mij vingeren. Hij stopte zijn vinger dan in mijn vagina met de bedoeling deze vochtig te maken. (...) Soms zei hij dat hij het zo fijn vond dat we het zo konden regelen en dat ik het deed voor mijn kindje, mijn spulletjes en mijn schulden. (...) Op de kwitantie stond een bedrag tussen de 50 en 100 euro. (...)
Hij belde of hij stond gewoon voor de deur voor het maken van een afspraak.
V: Hoe vaak heb jij seksueel contact gehad met die gerechtsdeurwaarder [verdachte] ?
A: Veel te vaak.
V: In welke periode vond dit plaats?
A: Toen de schuld begon ik denk in 2004/2005. Ik was net wel of net niet 19 jaar oud. Ik denk dat de eerste periode ongeveer een jaar heeft geduurd totdat deze schuld was afgelost, We hadden dan een tijdje geen contact. Totdat ik weer een nieuwe schuld had dankzij mijn ex (...) dus kwam [verdachte] weer aan mijn deur.
V: Hoe vaak heb je zo'n periode met [verdachte] gehad?
A: Ik denk wel 3 of 4 verschillende periodes van schulden.
(...) Meestal kwam hij tweemaal in de maand. (...) Hij kwam altijd in diensttijd aan de deur en niet in privétijd. Hij kwam altijd onder kantooruren. Hij had altijd een brief bij zich van het bedrijf van de gerechtsdeurwaarderskantoor [A] / [verdachte] [het hof begrijpt: [A] Gerechtsdeurwaarders B.V.]. Dat wil niet zeggen dat de brief voor mij persoonlijk bedoeld was. Hij had gewoon papieren bij zich. (...) De laatste keer dat ik seksueel contact had met [verdachte] weet ik niet maar ik denk dat ik nu acht of negen jaar geen seksueel contact heb gehad met [verdachte] . [verdachte] was lastig de laatste maanden. Hij stond bijna dagelijks bij mij voor de deur. Ik had hem al vaker gezegd dat hij mij niet moest stalken. (...) Ik heb [verdachte] wel eens afgetrokken en gepijpt. (...) Ik heb in mijn hoofd letsel opgelopen door dat seksuele contact met [verdachte] . Ik heb me opgesloten in mijn woning. Ik kwam niet meer buiten. Ik voelde me ongemakkelijk. Ik was bang [verdachte] tegen te komen en was bang dat mensen mij nakeken. Ik schaamde mij. Het is toch aan het licht gekomen in de buurt waar ik woonde. Ik voelde me bekeken in de winkel.
14. Het proces-verbaal van bevindingen financieel betrokkene [aangeefster 2] d.d. 17 mei 2017 (dossierpagina 1899-1903), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Ten aanzien van de betrokkene [betrokkene 3] kan het navolgende uit de gevorderde financiële en administratieve bescheiden worden gerelateerd:
- Betrokkene [betrokkene 3] komt over de periode 2005 t/m 2014 6 keer voor in het repertoire en de administratie van het deurwaarderskantoor [A] en [verdachte] .
- In 4 dossiers is door [verdachte] een ambtelijk stuk betekend of uitgereikt, waarvan 1 keer in persoon.
- Er is bij de betrokkene [betrokkene 3] sprake van een aanzienlijke schuldenlast dan wel schuldpositie over de periode 2005 t/m 2014.”
Voor feit 3 ( [aangeefster 3] ) is in het bijzonder de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen redengevend:
15. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 28 maart 2017 (dossierpagina 1964-1978), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangeefster 3] :
Op 28 maart 2017 heeft [aangeefster 3] aangifte gedaan van verkrachting gepleegd door [verdachte] op de [c-staat 1] of [c-staat 2] te [plaats] , binnen de gemeente [plaats] , en de [d-straat 1] in de gemeente [plaats] . Zij verklaarde onder meer als volgt:
Ik doe aangifte tegen [verdachte] . [verdachte] is gerechtsdeurwaarder. Toen ik hem voor het eerst leerde kennen, was dat door een schuld die ik had bij CZ. Hij kwam bij mij aan de deur met een schuld die ik binnen 14 dagen af moest betalen. Ik kon dat niet betalen. Uiteindelijk heeft hij in ons eerste gesprek gevraagd of ik een vriend had en of ik kinderen had. Ik heb [verdachte] gevraagd om de schuld in termijnen te kunnen betalen en hij vroeg of ik werkte. Ik werkte toen enkele uurtjes in de huishouding en de rest werd aangevuld door de sociale dienst. Dit was nooit
genoeg om de schuld af te betalen. Hij vertelde mij toen dat we het op een andere manier konden inkleden. Ik vroeg wat hij daarmee bedoelde. Hij vertelde mij dat ik zijn vriendinnetje zou kunnen worden en dat hij er voor zou zorgen dat ik van mijn schuld af kwam. Hij zou er voor zorgen dat mijn schuld weg zou zijn. (...) Ik wil jullie vertellen dat ik op 15-jarige leeftijd het huis had verlaten. Ik ben toen de vader van mijn kinderen tegen gekomen. Hij heeft mij mishandeld in deze 10 jaar. Het heeft heel wat gedaan bij mij dat ik daar uiteindelijk ben vertrokken en terug ging naar mijn ouders met de kinderen naar [plaats] . Ik heb dan voor het eerst een appartement gekregen en ik was heel dom met het geld. Ik had nog nooit een rekening hoeven te betalen en wist niet met geld om te gaan. Dit verhaal had ik ook gedeeld met [verdachte] . (...) Mijn gehele schuld zat toen rond de 10.000 euro. (...) Toen hij bij mij aan de deur stond, stelde hij zich voor als gerechtsdeurwaarder [verdachte] . Ik heb de stukken gezien waarop stond dat ik een schuld had. Hij liet deze snel zien. Hij vertelde mij dat ik een schuld had van 700 euro bij CZ en dat deze schuld binnen twee weken afgelost moest worden, anders zou hij mijn spullen uit mijn woning weghalen en hij zei dat hij daartoe gerechtigd was. Hij stond binnen enkele dagen weer aan de deur. Hij vroeg toen of ik erover nagedacht had om zijn vriendinnetje te worden. Ik had er niet over nagedacht. Ik wist ook niet of hij dit serieus bedoelde. Hij heeft toen gezegd dat als ik met hem naar bed zou gaan hij de rekening zou betalen. Ik weet zeker dat ik toen nog een keer de vraag en het antwoord herhaald heb naar hem. Als ik een keer met jou naar bed ga, betaal jij mijn rekening? Hierop antwoordde hij dat ik mij daar geen zorgen over hoefde te maken. (...) Toen zei hij dat ik schulden had en dat het lastig ging worden om dit te betalen. Hij kon het beter maken. Hij vertelde mij dat hij mijn spullen in beslag kon nemen en ik werd toen wel heel bang. Ik had twee kinderen om voor te zorgen. Hij schetste twee werelden. Of ik koos voor zijn vriendinnetje te worden en dat ik mij nergens meer zorgen over hoefde te maken en dat mijn schulden zouden verdwijnen of de keerzijde dat hij met de politie terug zou komen en dat hij alles in beslag ging nemen. Ik had geen keus. Ik had alleen maar in mijn hoofd dat ik voor mijn kinderen moest zorgen. Ik voelde mij zo machteloos en kon naar mijn mening geen kant op. Ik kende hem niet en het was iemand met gezag. (...) De volgende ontmoeting was drie of vier dagen daarna. Hij belde mij of ik thuis was. Hij is na het telefoontje naar mij gekomen en ik heb hem binnen gelaten. Hij had weer een document bij zich wat hij op tafel legde en waar niet mijn naam op stond. Hij vroeg of ik erover nagedacht had. Ik vroeg hem nog dat hij ervoor zou zorgen dat de rekening weg was wanneer ik seks met hem had. Hij zei dat hij alles zou regelen en dat ik het breder zou krijgen. Hij zou mij gaan helpen op deze manier. Uiteindelijk heb ik ja gezegd tegen zijn voorstel. We zijn op mijn slaapkamer beland. Hij heeft mij van onder gelikt. Uiteindelijk heeft hij een condoom omgedaan en hebben wij seks gehad. Het condoom dat hij had gebruikt, draaide hij in een tissue. Ik zei nog dat de prullenbak in de keuken stond en hij zei: “Nee, die neem ik mee.” Ik weet nog dat hij 100 euro op het nachtkastje gooide. Ik vroeg nog: “Waarvoor is dat?” Hij zei dat dat was voor het breder te hebben. Ik vroeg nog dat hij toch zou zorgen voor de rekening. Hij zei dat ik me daar geen zorgen over hoefde te maken. Hij liep naar de woonkamer en zei tot de volgende keer. (...) Met seks bedoel ik dat ik voelde dat hij met zijn penis in mijn vagina kwam. De condoom haalde hij uit zijn broekzak en legde deze op mijn nachtkastje. (...) Gevoelsmatig was het niet vrijwillig. Het was een beslissing om een stukje veiligheid te creëren voor mij en mijn kinderen. Het was noodgedwongen omdat hij anders mijn spullen kwam weghalen en dat ik met mijn kinderen op straat zou komen te staan. Het seksuele contact is nooit vrijwillig geweest. Hij zei iedere keer: “Ik help je toch, jij bent de enige, je kunt boodschappen doen voor je kinderen. Je kunt blijven wonen.” Het was voor mij psychische dwang. Als hij op seksbezoek wilde komen, kon ik dit niet weigeren want hij zei dan meestal dat hij er al was en dan begon hij weer over mijn schuld. Hij zei dat hij niet voor niets hier bij mij aan de deur stond. (...) Mijn moeder is er, volgens mij in het derde jaar, achter gekomen dat ik [verdachte] kende. Dat ik contact had met een deurwaarder. In die tijd belde [verdachte] mij op een gegeven moment op. [verdachte] vertelde mij dat hij bij mijn ouders moest zijn voor een schuld. [verdachte] zei tegen mij dat ik niet bang hoefde te zijn en natuurlijk zou hij dit wel regelen, het waren tenslotte mijn ouders. De seks met [verdachte] ging door. (...) Ik zag hem een keer in de week en soms twee keer per week op zijn verzoek. (...) Er is nooit iets anders gebeurd dan likken, vingeren, penetreren, betasten en ik heb hem wel eens moeten pijpen. Hij gebruikte altijd een condoom. Na gebruik legde hij hier een knoopje in, frommelde het in een tissue en stopte het terug in zijn borstzak. (...) Ik durfde geen nee te zeggen omdat ik bang was voor de consequenties. Hij wist van mijn verleden en speelde daar gewoon op in. (...) In die periode zat ik met leefgeld met twee kinderen op 42 euro per week. (...) Het heeft vier jaar geduurd. (...) Hij had een hondje, een terriër, die bleef altijd in de auto zitten. (...) In het bed heb ik altijd geslapen totdat [verdachte] bij mij over de vloer kwam. Ik heb daarna nooit meer in mijn bed geslapen. Ik kon het gewoon niet meer. Ik heb heel lang op de bank geleefd. (...) Door het toedoen van [verdachte] heb ik mij opgesloten gevoeld in mijn eigen huis. Ik was toen al een emotioneel wrak.
(…)
16. Het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 30 maart 2017 (dossierpagina 1980-1989), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangeefster 3] :
Het is geen grote man, maar op de manier hoe hij sprak, de intonatie en hoe hij overkwam, was hij overweldigend. Hij had altijd een antwoord klaar. Hij was goed in woorden. Overweldigend is niet het goede woord. Hij stond altijd boven mij. Ik was ondergeschikt aan hem. Ik voelde mij zo nederig tegenover hem. (...) Ik heb zijn aanwijzingen altijd als een robot opgevolgd. Ik voelde dat dit niet klopte en dat mijn lichaam weerstand ging bieden. Het heeft ook heel lang geduurd voordat ik excuses gingen zoeken zodat ik niet met hem seks hoefde te hebben. Dit heeft twee jaar geduurd. Als er werd gebeld of geklopt keek ik heel voorzichtig in het kijkgaatje in de voordeur en als ik hem zag dan liep ik heel voorzichtig terug zodat hij mij niet hoorde. Ik had in die tijd de gordijnen dicht van de woonkamer. Wanneer ik heel stil was, vertrok hij op een gegeven moment. Toen begon [verdachte] op de deuren te kloppen. Eerst kwam hij altijd aan de voordeur maar na een tijdje kwam hij ook achterom. (...) Hij heeft niet altijd geld achter gelaten. (...) Wij hebben een keer seks gehad op een andere plek dan in mijn woning aan de [c-staat ] in [plaats] . Dit was in een appartementencomplex op de [d-straat] te [plaats] . We hadden daar seks omdat ik herhaaldelijk had gezegd dat we in mijn woning geen seks konden hebben. Dit was een smoes in de hoop dat het niet doorging. We liepen de trappen op en van één van die appartementen opende hij de deur met een van de sleutels die hij bij zich had. Het hele appartement was leeg. Overal was beton en er waren geen gordijnen. Ik vroeg hem nog: “Wil je het hier doen, er hangt niets voor de ramen.” Hij lachte toen vies en zei nee kom maar mee. We gingen door het gangetje van de keuken naar de deur van de badkamer. In deze badkamer waren geen ramen; alleen een luikje boven de deur. Ik heb een aantal keren nee, nee gezegd maar ik ging uiteindelijk weer akkoord omdat ik naar huis wilde. Ik had mijn handen op de rand van de badkuip staan en was met de rug naar hem toe gekeerd. Daarbij, stond ik gebukt haar voren. Hij is achter mij komen te staan en zo hebben we gemeenschap gehad. (...) De relatie is begonnen ergens vanaf 2004/2005 en in 2010 [Het hof begrijpt blijkens de GBA-bevraging: 2009] heb ik mij ingeschreven in [plaats] en stopte de relatie. De relatie duurde vier of vijf jaar. (...) Ik durfde niet eerder met deze informatie naar de politie te stappen. De reden daarvoor was dat hij altijd liet merken dat een gerechtsdeurwaarder hoger was dan de politie. Hij bepaalde wat er met mij ging gebeuren en hij kon mij buiten zetten met hulp van de politie. De politie hielp hem alleen maar. Hij had de macht. In die tijd geloofde ik dat. Hij zei vaker: “Ik heb de macht en ik kan je eruit zetten.” Ik ben uiteindelijk naar [plaats] verhuisd. Ik deed dit omdat dit in mijn ogen de enige manier was om van [verdachte] af te komen.
(…)
18. Het proces-verbaal van bevindingen financieel d.d. 10 mei 2017 (dossierpagina 2004-2008), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Betrokkene [aangeefster 3] komt over de periode 2004 t/m 2009 25 keer voor in het repertoire en de administratie van het deurwaarderskantoor [A] .
- Over de periode 2004 t/m 2009 is 7 keer in persoon door de deurwaarder [verdachte] een stuk betekend aan de betrokkene [aangeefster 3]
- Er is bij de betrokkene [aangeefster 3] sprake van een aanzienlijke schuldenlast dan wel schuldpositie over de periode 2004 t/m 2009.”
9. Het hof heeft ten aanzien van deze feiten onder meer het volgende overwogen:
“(…) Daar komt bij dat ook uit de bewijsmiddelen ter zake van de andere feiten - in onderling verband en samenhang beschouwd - een duidelijk patroon naar voren komt waarbij de verdachte uit zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder vrouwen thuis bezoekt, ze met hun schulden confronteert en daarvoor vervolgens een oplossing biedt ‘in ruil’ voor seksuele diensten.
(…)
Ten aanzien van feit 1
Het hof stelt vast dat [aangeefster 1] in 2002 samen met haar kind bij haar ouders woonde in [plaats] . Daarvoor woonde zij in een blijf-van-mijn-lijfhuis vanwege huiselijk geweld gepleegd door haar partner. Haar financiële situatie was slecht. Verdachte kwam toen in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder met vorderingen bij [aangeefster 1] aan de deur. Toen zij haar betalingsregeling niet kon nakomen, heeft zij het deurwaarderkantoor [A] gebeld. Zij had immers nog geen financiële middelen en was nog bezig met het aanvragen van een uitkering. Verdachte belde haar terug en zei dat hij de volgende dag langs zou komen. Hij kende [aangeefster 1] al sinds 2000 en wist van haar persoonlijke en financiële problemen. Als verdachte bij haar ouders aan de deur staat, doet verdachte [aangeefster 1] een voorstel. Hij stelt haar voor om het anders te regelen en haar schuld in natura te betalen. Als zij seks met hem heeft, kan ze geld verdienen en met dat geld de schuld op het deurwaarderskantoor afbetalen. Hij vertelt haar dat zij anders veel dieper in de schulden zou raken. Hij kan niet alleen haar spullen maar ook die van haar ouders in beslag nemen omdat zij bij hen woont. [aangeefster 1] voelt zich gedwongen om in te gaan op het voorstel van verdachte en heeft tweemaal seks gehad met verdachte in de periode van maart tot en met september 2002. Zij had geen andere keus omdat zij geen geld had, niet verder in de schulden wilde raken en niet wilde dat er beslag op spullen van haar ouders werd gelegd.
Het hof acht bovengenoemde omstandigheden bewezen op grond van de aangifte, het informatieve gesprek van [aangeefster 1] , het verweerschrift van verdachte op de klacht van aangeefster en de stukken waaruit volgt dat verdachte gerechtsdeurwaarder was.
Het dossier bevat geen ander bewijsmateriaal dat verdachte [aangeefster 1] heeft gedwongen tot het verrichten van seksuele handelingen. Het hof is desalniettemin van oordeel dat de verklaringen van [aangeefster 1] voldoende worden ondersteund door ander bewijs. Allereerst vindt het hof die steun in de verklaring van verdachte zelf. Hij heeft bevestigd dat hij [aangeefster 1] kent en dat hij seks wilde met [aangeefster 1] Het hof ziet daarnaast ook steunbewijs in de verklaringen van de aangeefsters [aangeefster 2] en [aangeefster 3] Deze aangeefsters verklaren weliswaar alleen over hun eigen seksuele contact met de verdachte, maar zijn toch bruikbaar voor het steunbewijs. De verklaringen komen immers in de kern overeen. Zij verklaren allen over eenzelfde modus operandi van verdachte, te weten: dat verdachte bij hen aan de deur kwam als gerechtsdeurwaarder, zij schulden hadden, verdachte hen een voorstel deed om seks te hebben in ruil voor schuldenverlaging, druk zette door te dreigen met de machtsmiddelen die hij zou hebben als gerechtsdeurwaarder zoals de inboedel in beslag nemen en huisuitzetting en dat verdachte macht en overwicht had. Ook kwam hij altijd aan de deur met papieren en onder werktijd. Daarnaast verklaren ook [aangeefster 2] en [aangeefster 3] dat verdachte na de seks een knoopje in het condoom legde en het condoom in een tissue of papiertje deed of terug in de verpakking stopte. Vervolgens nam hij het condoom en de verpakking hiervan mee in zijn jaszak of borstzak. Verdachte heeft deze handelswijze ook bevestigd. Het hof ziet laatst genoemde omstandigheid als doorslaggevend punt voor het feit dat [aangeefster 1] seks heeft gehad met de verdachte. Zij kon dit niet weten als zij geen seks met hem had gehad. Het is een opvallende verrichting die niet algemeen bekend was.
Het hof dient vervolgens een oordeel te geven over de vraag of het seksueel contact tussen verdachte en [aangeefster 1] gekwalificeerd kan worden als verkrachting. Het hof neemt de volgende omstandigheden in ogenschouw.
Verdachte wist van de financiële en psychische situatie van [aangeefster 1] Zij was een alleenstaande gescheiden moeder komend uit een gewelddadige relatie met financiële problemen. Het was voor hem duidelijk dat zij de schulden niet kon betalen en dat het water haar aan de lippen stond. Vervolgens maakte hij misbruik van deze kwetsbaarheid door in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder haar een voorstel te doen om seks met hem te hebben in ruil voor geld om haar schulden te kunnen betalen. Als zij niet op dit voorstel zou ingaan, zou haar situatie alleen maar erger worden; er zouden meer schulden volgen en ook zouden haar spullen en die van haar ouders in beslag worden genomen. [aangeefster 1] stond met haar rug tegen de muur en zag geen andere uitweg. Van keuzevrijheid was daardoor geen sprake. Verdachte heeft, misbruik makend van zijn ambt als deurwaarder, [aangeefster 1] voorgehouden welke machtsmiddelen hij zou kunnen inzetten als ze geen seks met hem zou hebben. Daarbij maakte verdachte eveneens misbruik van de slechte financiële positie waarin [aangeefster 1] zich bevond en haar psychische kwetsbaarheid. Verdachte heeft met zijn handelen bewust een zodanig bedreigende situatie gecreëerd dat [aangeefster 1] niet anders kon dan capituleren en de seksuele handelingen ondergaan.
De omstandigheid dat verdachte daadwerkelijk geld heeft achtergelaten na de seks, maakt niet dat er sprake was van vrijwilligheid binnen een ‘gewone’ overeenkomst waarbij de een seksuele dienst verleent en de ander daarvoor betaalt.
In het licht van het voorgaande is het hof van oordeel dat verdachte met bovengenoemde feitelijkheden en dreiging met feitelijkheden [aangeefster 1] heeft gedwongen tot seksuele handelingen. Het opzet van verdachte ligt in de door hem gepleegde handelingen besloten. Dit maakt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. (…)
Ten aanzien van feit 2
Het hof stelt vast dat [aangeefster 2] in 2004 of 2005 met verdachte in aanraking kwam in zijn functie als gerechtsdeurwaarder. Op dat moment had zij een schuld van 40.000 euro. Zij was net 19 jaar oud, kwam uit een tumultueuze periode van gedwongen prostitutie en een moeizame relatie, had een kind gekregen en woonde alleen in een huis in [plaats] . In haar verklaringen noemt ze zichzelf jong, dom, naïef en labiel. Verdachte stond meerdere keren in zijn functie als gerechtsdeurwaarder met aanmaningen en dagvaardingen bij [aangeefster 2] aan de deur om te melden dat zij schulden had en er een betalingsregeling getroffen moest worden. Verdachte wist van haar financiële situatie en gezinssituatie. Hij zei dat als zij niet zou betalen, hij genoodzaakt was met de politie en slotenmaker terug te komen om beslag te leggen op haar goederen. Ook zou er een openbare verkoop plaatsvinden. Hij kon haar leven verwoesten door haar op straat te zetten. Hij maakte haar daarmee bang en zij voelde zich in een hoek gedreven. Vervolgens vroeg hij of ze ruimdenkend was. Zij kon op een andere manier van haar schulden afkomen. In ruil voor seks met verdachte zou er iedere keer 50 tot 100 euro in mindering worden gebracht op haar schuld. Zij stemde in omdat hij zei dat hij met de politie terug zou komen. Ze was bang om haar huis en kinderen kwijt te raken. Vervolgens heeft verdachte [aangeefster 2] jarenlang veelvuldig thuis bezocht en seks met haar gehad. Er zijn drie of vier verschillende periodes van schulden geweest. In die periodes hadden zij seks. Als [aangeefster 2] tegen verdachte zei dat zij er geen zin meer in had, dan zei hij haar dat zij aan haar schulden en huishouden moest denken. Zij had angst om op straat komen te staan en haar kinderen kwijt te raken
Het hof dient te beoordelen of het seksuele contact gekwalificeerd kan worden als verkrachting. Het hof neemt in dit geval de volgende omstandigheden in ogenschouw.
Verdachte wist van de financiële en persoonlijke situatie van [aangeefster 2] Zij was een 19-jarige alleenstaande moeder, ontsnapt uit de prostitutie, met grote schulden. Het was voor verdachte duidelijk dat zij de schulden niet kon afbetalen en dat het water haar aan de lippen stond. Vervolgens maakte hij misbruik van deze kwetsbaarheid door in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder haar een voorstel te doen om seks te hebben in ruil voor 'schuldenverlichting. Om dit voorstel kracht bij te zetten voerde hij de psychische druk op door meerdere keren tegen haar te zeggen dat als zij niet akkoord zou gaan met zijn voorstel, hij terug zou komen met de politie en slotenmaker, haar spullen in beslag zou nemen, hij haar (en dus haar kinderen) uit huis zou zetten en er een openbare verkoop zou plaatsvinden. Hij maakte haar daarmee bang. Zij voelde zich met de rug tegen de muur gezet en ervoer dat zij geen andere keus had. Naar de politie durfde zij niet omdat zij dacht dat zij toch niet geloofd zou worden. Zij moest kiezen tussen twee kwaden, waarbij het hof begrijpt dat het op straat komen te staan met haar kinderen de meest kwade optie was. Zij is overstag gegaan en het seksuele contact heeft jaren gespeeld. In die tijd herinnerde verdachte haar telkens aan de consequenties als zij wilde stoppen met het ondergaan van de seksuele handelingen. (…) [aangeefster 2] voelde zich volledig afhankelijk van hem. Naast dat er sprake was van een overwicht als gerechtsdeurwaarder, had verdachte ook in leeftijd overwicht. Hij was begin 50 en zij was net 19 jaar oud geworden. Verdachte heeft met zijn handelen bewust een zodanig bedreigende situatie gecreëerd dat [aangeefster 2] niet anders kon dan capituleren en de seksuele handelingen ondergaan. Dat het seksuele contact tussen verdachte en [aangeefster 2] vrijwillig is geweest zoals de verdachte heeft gesteld, acht het hof dus onaannemelijk. De omstandigheid dat verdachte kwitanties heeft achtergelaten (en naar mag worden aangenomen die bedragen heeft afgedragen aan de schuldeisers) na de seks, maakt niet dat er sprake was van vrijwilligheid binnen een ‘gewone’ overeenkomst waarbij de een seksuele dienst verleent en de ander daarvoor betaalt.
In het licht van het voorgaande is het hof van oordeel dat verdachte met bovengenoemde feitelijkheden en dreiging met feitelijkheden [aangeefster 2] heeft gedwongen tot seksuele handelingen. Het opzet van verdachte ligt in de door hem gepleegde handelingen besloten. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan verkrachting. (…)
Het hof verwerpt eveneens de stelling dat het seksuele contact tussen verdachte en [aangeefster 2] los stond van zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder. Uit de verklaringen van [aangeefster 2] , [aangeefster 1] en [aangeefster 3] volgt immers dat verdachte altijd tijdens kantooruren langskwam en dat hij altijd papieren bij zich had. Dat hij weleens geen ambtelijke stukken uitreikte, doet daar niets aan af. Doorslaggevend is verder de verklaring van [aangeefster 2] dat zij alleen seks hadden in de periodes dat verdachte een schuld kwam innen. Verdachte zette in die periodes telkens in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder weer druk op [aangeefster 2] om het seksuele contact weer te herstellen en te behouden. Die druk bestond uit het schermen met bevoegdheden van een deurwaarder, zoals ontruiming en inbeslagname.
Ten aanzien van feit 3
Het hof stelt vast dat [aangeefster 3] in 2004, in aanraking komt met verdachte in zijn hoedanigheid als gerechtsdeurwaarder. [aangeefster 3] Zij had toen een schuldenlast van 10.000 euro, kwam uit een gewelddadige relatie van tien jaar, woonde in een appartement met haar kinderen en had nooit geleerd om met geld om te gaan. Zij heeft haar situatie met verdachte gedeeld.
Verdachte kwam bij haar aan de deur met de mededeling dat zij een schuld had bij CZ en dat deze schuld binnen veertien dagen afbetaald moest worden, anders zou hij haar spullen uit haar woning laten halen. Hij gaf aan dat hij daartoe gerechtigd was. Hij was hoger dan de politie en hij kon bepalen wat er met haar ging gebeuren. Hij kon haar met behulp van de politie buiten zetten en dan zou zij, met haar kinderen, op straat komen te staan. Hij zei haar vervolgens dat ze het anders konden inkleden. Als zij zijn vriendinnetje zou worden dan zou hij ervoor zorgen dat zij van haar schuld af kwam. Hij zou er voor zorgen dat haar schuld weg zou zijn. Hij heeft haar vervolgens binnen enkele dagen weer opnieuw thuis opgezocht en haar gevraagd of zij erover had nagedacht. Hij heeft vervolgens gezegd dat als zij met hem naar bed zou gaan, hij de rekening zou betalen. Zij hoefde zich daarover geen zorgen te maken. Vervolgens zei hij haar dat het lastig ging worden voor haar om de schulden te betalen en dat hij het beter kon maken. Hij schetste twee werelden: of zij zou zijn vriendin worden waarbij zij zich nergens meer zorgen over hoefde te maken en haar schulden zouden verdwijnen, of hij zou terugkomen met de politie en alles in beslagnemen. Hij had de macht om haar (en haar kinderen) uit haar woning te zetten. Zij was bang en had alleen maar in haar hoofd dat zij voor haar kinderen moest zorgen en voelde zich machteloos. Ze kon naar haar mening geen kant op. Ze kende hem niet en hij was iemand met gezag. Nadat zij instemde met zijn voorstel, hadden zij seks. Daarna gooide hij 100 euro op haar nachtkastje. Waar zij dacht maar een keer seks met hem te hoeven hebben, was dit niet het geval. Er volgden nog vele keren, waarbij hij in de meeste gevallen een geldbedrag aan [aangeefster 3] gaf na de seks. Telkens zei hij tegen haar dat ze het breder en beter zou krijgen en dat zij toch goed voor haar kinderen wilde zorgen. Hij zei dan dat hij haar toch hielp, zij boodschappen kon doen voor de kinderen, zij in haar woning kon blijven, zij aan haar schuld moest denken en dat hij toch niet voor niks aan de deur stond. Het seksuele contact vond een of twee keer per week plaats en duurde voort totdat zij verhuisde naar [plaats] in juni 2009.
Het hof neemt voor de vraag of het seksuele contact tussen verdachte en [aangeefster 3] kan worden gekwalificeerd als verkrachting, de volgende omstandigheden in overweging.
Verdachte wist van de financiële en persoonlijke situatie van [aangeefster 3] Zij was een alleenstaande moeder, ontsnapt uit een gewelddadige relatie en achtergebleven met grote schulden. Hij heeft vervolgens gebruik gemaakt van deze kwetsbaarheid om haar in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder het voorstel te doen om zijn seksvriendin te worden en er zo voor te zorgen dat haar schulden minder zouden worden en zouden verdwijnen. Ook hier zette hij dit voorstel kracht bij door haar bang te maken door te dreigen met de politie, inbeslagname van spullen en ontruiming van de woning indien zij zijn voorstel niet zou accepteren. Zij moest kiezen tussen twee kwaden, waarbij het hof begrijpt dat het op straat komen te staan met haar kinderen de meest kwade optie was. Verdachte heeft met zijn handelen bewust een zodanig bedreigende situatie gecreëerd dat [aangeefster 3] niet anders kon dan capituleren en de seksuele handelingen ondergaan. Ook voor dit feit acht het hof de verklaringen van [aangeefster 1] en [aangeefster 2] van belang. Zij ondersteunen de verklaringen van [aangeefster 3] met betrekking tot de modus operandi van de verdachte en hoe het contact met de verdachte werd ervaren. Het hof verwijst naar hetgeen zij hierover heeft geschreven onder feit 1.
In het licht van het voorgaande is het hof van oordeel dat verdachte met bovengenoemde feitelijkheden en/of dreiging met feitelijkheden [aangeefster 2] heeft gedwongen tot seksuele 1 handelingen. Het opzet van verdachte ligt in de door hem gepleegde handelingen besloten. Dit maakt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. (…)
Het hof verwerpt eveneens de stelling dat het seksuele contact tussen verdachte en [aangeefster 3] los stond van zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder. Het hof verwijst daartoe naar hetgeen daaromtrent is overwogen ten aanzien van feit 2.”
10. Voordat ik de middelen bespreek merk ik het volgende op. De klachten hebben steeds betrekking op de bewezenverklaarde invulling van het dwangbegrip van artikel 242 (oud) Sr. Het hof heeft ten aanzien van elk feit bewezenverklaard dat de aangeefsters zijn gedwongen “door andere feitelijkheden en/of bedreiging met andere feitelijkheden”. [2] In dat verband is van belang dat de in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende woorden ‘door andere feitelijkheden heeft gedwongen’ zijn gebruikt in de betekenis die die woorden hebben in artikel 242 (oud) Sr. Van door een ‘feitelijkheid dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’ van het slachtoffer als bedoeld in die bepaling kan slechts sprake zijn als de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn/haar wil heeft ondergaan. Van door een feitelijkheid dwingen als hiervoor bedoeld kan sprake zijn als de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of die dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. [3]
11. Wat betreft de psychische kwetsbaarheid van de aangeefsters, geldt dat deze in alle drie de gevallen uit de bewijsmiddelen is af te leiden. Ik beperk mij tot de hoofdlijnen daarvan. Ten aanzien van [aangeefster 1] (feit 1) heeft het hof, kort gezegd, vastgesteld dat zij na een kennelijk gewelddadige relatie was gescheiden van haar partner en, na verblijf in een blijf-van-mijn-lijfhuis ten tijde van het tenlastegelegde met haar kind inwoonde bij haar ouders. De aangeefster heeft verklaard (bewijsmiddel 9) dat de verdachte ook al in verband met schulden langskwam toen zij en haar ex-partner nog samen waren. Uit die verklaring volgt ook dat de verdachte “precies [wist] in welke situatie” de aangeefster zich bevond. Ook de destijds 19-jarige [aangeefster 2] (feit 2) heeft verklaard dat de verdachte alles over haar, haar financiële situatie en haar gezinssituatie wist (bewijsmiddel 12). Uit de (mede op die verklaring gebaseerde) vaststellingen van het hof volgt dat zij in de periode van het tenlastegelegde feit ‘jong en dom’, dan wel naïever en labieler was, uit een knipperlichtrelatie kwam die vaak escaleerde en een geschiedenis in de gedwongen prostitutie had. Dat het hof de jeugdige leeftijd daarbij heeft betrokken (kennelijk mede in aanmerking genomen de leeftijd van de verdachte), is niet onbegrijpelijk. In het geval van [aangeefster 3] (feit 3) geldt eveneens dat zij jarenlang werd mishandeld door haar ex-partner met wie zij een kind had, toen bij hem is weggegaan, een eigen appartement heeft gekregen maar niet met geld om kon gaan en vreesde dat ze met haar kinderen op straat zou komen te staan. Ook zij heeft verklaard (bewijsmiddel 15) dat zij dit met de verdachte heeft gedeeld, zodat ook in dit geval niet onbegrijpelijk is dat het hof heeft aangenomen dat de verdachte van de psychische kwetsbaarheid op de hoogte was. Dat het hof hier de leeftijd (25 jaar) van de aangeefster in aanmerking heeft genomen, is niet direct evident. Onbegrijpelijk vind ik het gelet op de concrete omstandigheden echter niet. Het hof heeft daarbij kennelijk het oog gehad op het grote leeftijdsverschil (bijna dertig jaar) tussen de verdachte en [aangeefster 3] en haar persoonlijke situatie. [4] Ik meen tot slot in alle gevallen tussen de regels door te lezen dat het hof de psychische kwetsbaarheid van de aangeefsters niet los heeft gezien van de financiële problemen – en de problematische gevolgen die als gevolg daarvan zouden kunnen ontstaan voor de leef- en gezinssituatie waarop de verdachte hen kennelijk soms heeft gewezen – waarop de verdachte heeft ingespeeld door de macht van zijn functie, mede door zijn fysieke aanwezigheid en decorum van papieren, aan te wenden. In alle gevallen ligt het oordeel dat de aangeefsters psychisch kwetsbaar waren voldoende duidelijk in de bewijsvoering besloten.
12. Wat betreft de wetenschap van de (grote) schulden van de aangeefsters geldt het volgende. Ook dit kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid. Ik wijs in de eerste plaats op de in bewijsmiddel 5 neergelegde verklaring van de verdachte zelf, waarin is opgenomen dat de verdachte heeft verklaard dat er wel “wat aan de hand is” als er een gerechtsdeurwaarder langskomt en dat dit “niet zomaar” is maar soms vanwege grote schulden. Ook de aangeefsters hebben verklaard dat de verdachte op de hoogte was – niet alleen van de persoonlijke omstandigheden maar ook, als onderdeel daarvan – van de financiële situatie van de aangeefsters. Uit de verklaring van [aangeefster 1] (feit 1, bewijsmiddel 9) volgt bovendien dat zij ‘geen cent had’ en nog een uitkering moest aanvragen. Zij beschikte niet over inkomen of vermogen, maar wel over schulden die maakten dat zich een deurwaarder bij haar meldde. Ook zonder precieze cijfers over de schuldenlast is het niet onbegrijpelijk dat het hof dit heeft aangemerkt als
grotefinanciële problemen. Wat betreft [aangeefster 2] (feit 2) en [aangeefster 3] (feit 3) staat de hoogte van de schuld wel vast: een schuld van 40.000,- (bewijsmiddel 12) respectievelijk een schuld van 10.000,-, (bewijsmiddel 15). In beide gevallen volgt ook uit de bewijsmiddelen (bewijsmiddel 14 respectievelijk 18) dat de aangeefsters te maken hadden met een ‘aanzienlijke schuldenlast’. Wat betreft de wetenschap van de verdachte heeft het hof wat betreft [aangeefster 2] kennelijk nog relevant geacht dat de verdachte - volgens [aangeefster 2] - tegen haar heeft gezegd dat ze in de problemen zou komen als ze niet zou betalen en dat hij zei - als zij aangaf dat zij ‘er helemaal geen zin meer in had’ - dat ze aan haar schulden en haar huishouden moest denken en soms “dat hij het zo fijn vond dat we het zo konden regelen en dat ik [VS: [aangeefster 2] ] het deed voor mijn kindje, mijn spulletjes en mijn schulden”. Ten aanzien van [aangeefster 3] wordt de wetenschap van de verdachte kennelijk (onder meer) afgeleid uit bewijsmiddel 15 waaruit blijkt dat de verdachte volgens de aangeefster heeft gezegd “Ik help je toch, (…) je kunt boodschappen doen voor je kinderen. Je kunt blijven wonen”. Ook in deze gevallen is daarom niet onbegrijpelijk - ook niet in het licht van hetgeen ter terechtzitting is aangevoerd - dat het hof heeft geoordeeld dat de aangeefsters een grote schuld hadden en dat de verdachte daarvan op de hoogte was.
13. Tot slot nog het volgende. Voor zover wordt geklaagd over het gebruik van schakelbewijs geldt dat daarover in cassatie enkel is aangevoerd dat het gebruik daarvan tot cassatie moet leiden met het oog op de ontoereikende motivering van de bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3. Alleen al omdat die oordelen wat mij betreft in stand blijven, kan ook dit onderdeel van de middelen niet tot cassatie leiden.
14. Al met al meen ik dat het mede op de hier betwiste omstandigheden gebaseerde oordeel dat de verdachte de aangeefsters [aangeefster 1] , [aangeefster 2] en [aangeefster 3] heeft gedwongen “door andere feitelijkheden en/of bedreiging met andere feitelijkheden”, niet onbegrijpelijk is.
15. De middelen falen.

Het vierde middel

16. Het vierde middel bevat verschillende klachten over de bewezenverklaring van feit 4 en het oordeel van het hof dat sprake is van ‘ontuchtige handelingen’.
17. Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat hij:
“op 15 juni 2016 te [plaats] , door een andere feitelijkheid te weten door
- in zijn, verdachtes, hoedanigheid van deurwaarder de woning van een persoon genaamd [aangeefster 4] binnen te treden en (vervolgens)
- tegen die [aangeefster 4] te zeggen dat hij, verdachte, een dwangbevel bij zich had dat bestemd was voor [naam] en (vervolgens)
- aan die [aangeefster 4] te vragen of zij een partner en een relatie had en aan die [aangeefster 4] toe te voegen de woorden van de strekking: “Luister, maar ik wil ook seks met jou” en/of “Ik zou met jou ook wel seks willen hebben” en (vervolgens)
- tegen die [aangeefster 4] te zeggen dat hij, verdachte, best [naam] wilde zijn en dat [naam] maar bofte met zo’n vrouw als zij en (vervolgens)
- tegen die [aangeefster 4] te zeggen dat hij, verdachte, seks met haar wilde en dat, als zij seks met [naam] had, zij ook seks met hem, verdachte, kon hebben en aan die [aangeefster 4] toe te voegen de woorden van de strekking: “Ik wil seks met jou” en (vervolgens)
- het onverhoeds vastpakken en/of vasthouden van die [aangeefster 4] en/of het (onverhoeds) kietelen in de zij van die [aangeefster 4] en/of (vervolgens)
- het met zijn, verdachtes, hand vasthouden boven een borst van die [aangeefster 4] en het (vervolgens) duwen en/of vast en/of klem zetten van die [aangeefster 4] tegen de ijskast en/of een glazen deur,
die [aangeefster 4] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen en een zodanige situatie heeft doen ontstaan, dat die [aangeefster 4] een of meer ontuchtige handelingen niet kon verhinderen en voorkomen.”
18. Het hof heeft ten aanzien van dit feit overwogen:

Ten aanzien van feit 4
Over de gepleegde handelingen door verdachte - het kietelen, aanraken en betasten – heeft alleen [aangeefster 4] verklaard. Verdachte heeft ontkend dit te hebben gedaan en de getuigen hebben de handelingen zelf niet gezien. Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of haar verklaring in voldoende mate steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
Het hof overweegt daaromtrent het navolgende.
In deze zaak is het hof van oordeel dat de verklaringen van [aangeefster 4] voldoende worden ondersteund door ander bewijs. Allereerst vindt het hof steunbewijs in de verklaring van verdachte zelf. Hij bevestigt de verklaring van [aangeefster 4] dat hij op die dag bij haar in de woning is geweest, een stuk had voor [naam] , hij en [aangeefster 4] een discussie hadden, hij meermalen heeft gezegd dat hij wel een seksrelatie met [aangeefster 4] zou willen hebben en dat er een situatie ontstond dat hij handgebaren naar haar maakte. Naast deze verklaring vindt het hof steunbewijs in de getuigenverklaringen van [betrokkene 4] en de zus van [aangeefster 4] . Deze verklaringen zijn weliswaar te herleiden tot dezelfde bron, te weten [aangeefster 4] zelf, maar zijn toch bruikbaar voor het steunbewijs. Zij verklaren dat [aangeefster 4] hen heeft verteld dat de deurwaarder seks met haar wilde en dat hij haar vervolgens klem zette in een hoek en haar vastpakte/met haar stoeide. Het feit dat deze getuigen dit meteen na het voorval van [aangeefster 4] hebben gehoord in combinatie met de emoties die zij op dat moment bij [aangeefster 4] zien, sterkt het hof in haar oordeel dat het voorval zich zo heeft afgespeeld als [aangeefster 4] heeft verklaard. Het hof acht dus
bewezen dat verdachte [aangeefster 4] heeft gekieteld, aangeraakt en betast.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of deze handelingen kunnen worden aangemerkt als ontuchtig. Hoewel kietelen, aanraken en betasten niet per definitie ontuchtig hoeven te zijn, acht het hof dit in deze zaak wel ontuchtige handelingen. Verdachte was als gerechtsdeurwaarder bij [aangeefster 4] in de woning, hij heeft meermalen tegen haar gezegd wel een seksrelatie met haar te willen en heeft, nadat aangeefster hem had uitgemaakt voor een ‘vieze man’ gezegd: “Wat zei jij: een vies oud mannetje? Ik zal jou eens laten zien wat ik nog kan” haar vervolgens in een hoek van de keuken klemgezet. Het vervolgens kietelen, aanraken en betasten (onder meer boven de borst) van [aangeefster 4] krijgt in deze context een seksuele lading en is daarmee ontuchtig. Uit haar verklaring volgt dat aangeefster dit ook als zodanig heeft ervaren.
Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangeefster 4] heeft aangerand.”
19. In de toelichting wordt in de eerste plaats geklaagd dat het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte [aangeefster 4] heeft gedwongen tot het dulden van ‘ontuchtige handelingen’, terwijl daaraan onvoldoende feitelijke betekenis toekomt en het hof aldus ten onrechte heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde een strafbaar feit oplevert. Dat aan een enkele verwijzing naar ‘ontuchtige handelingen’ onvoldoende feitelijke betekenis toekomt, is op zichzelf juist. [5] Gelezen in samenhang met de bewijsoverweging moet de bewezenverklaring kennelijk zo worden begrepen dat de handelingen genoemd in de laatste twee gedachtestreepjes - in de bewijsoverweging samengevat als het kietelen, aanraken en betasten - door het hof als ontuchtige handelingen worden gezien. Voor zover het middel van iets anders uitgaat, berust het op een onjuiste lezing van het arrest.
20. In de toelichting wordt voorts betoogd dat de bewezenverklaring onbegrijpelijk is, omdat het hof bewezen heeft verklaard dat sprake is geweest van “het onverhoeds vastpakken en/of vasthouden van die [aangeefster 4] en/of het (onverhoeds) kietelen in de zij van die [aangeefster 4] en/of (vervolgens) het met zijn, verdachtes, hand vasthouden boven een borst van die [aangeefster 4] ”. Daardoor heeft het hof kennelijk niet uitgesloten dat één of meer gedragingen niet bewezen zijn verklaard zodat niet duidelijk is welke ‘feitelijkheden’ en ‘ontuchtige handeling(en)’ bewezen is/zijn verklaard, aldus de stellers van het middel.
21. Bij de beoordeling van deze klacht moet worden vooropgesteld dat de rechter in de bewezenverklaring onderscheiden alternatieven mag openlaten wanneer de alternatieven strafrechtelijk en in het bijzonder voor de kwalificatie niet van belang zijn. [6] Elk van die alternatieven zal dan wel door bewijsmiddelen dienen te worden ondersteund. [7]
22. Over de klacht kan ik tegen die achtergrond kort zijn. De door de stellers van het middel bedoelde alternatieven zijn voor de strafrechtelijke betekenis niet van belang. Een keuze zou immers niet tot een andere kwalificatie leiden. Hoewel daarover niet wordt geklaagd, merk ik op dat alle alternatieve gedragingen uit de bewijsmiddelen kunnen worden afgeleid. En bezien in samenhang met de overwegingen van het hof, is duidelijk dat het hof kort gezegd bewezen acht dat de verdachte [aangeefster 4] heeft gekieteld, aangeraakt en betast. Van onduidelijkheid is mijns inziens geen sprake.
23. Tot slot wordt geklaagd dat het oordeel van het hof dat door
in de zijkietelen en
bovende borst aanraken sprake is van ontuchtige handelingen, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, althans ontoereikend is gemotiveerd.
24. De tenlastelegging en bewezenverklaring zijn toegesneden op artikel 246 (oud) Sr. Deze bepaling luidde tot 1 juli 2024:
“Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, wordt, als schuldig aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
25. ‘ ‘Ontuchtig’ als bedoeld in artikel 246 (oud) Sr is volgens de wetgever “seksueel contact althans contact van seksuele aard in strijd met de sociaal-ethische norm”. [8] Het gaat om seksuele handelingen die onder de gegeven omstandigheden als ‘oneerbaar’ kunnen worden gekarakteriseerd. Of sprake is van een ontuchtige handeling hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals de verhouding tussen de betrokkenen en de omgeving waarin zij voorvalt. [9] De seksuele intentie van de verdachte is niet zonder meer bepalend, maar kan dat onder omstandigheden wel zijn. Dit kan het geval zijn wanneer de seksuele strekking van de handeling niet direct blijkt uit de uiterlijke verschijningsvorm. Bij handelingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm een seksueel karakter hebben komt aan de seksuele intentie geen of in ieder geval een minder grote rol toe. [10]
26. Ik wijs in dit verband op een aantal uitspraken van de Hoge Raad. In HR 9 januari 1968,
NJ1969/24 overwoog de Hoge Raad dat het door een man knijpen in de knie van een fietsende vrouw niet noodzakelijkerwijs een ontuchtig karakter heeft, maar dit op een zodanige wijze en met zodanige bedoeling kan gebeuren, dat dit als ontuchtig moet worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde dat daarvan sprake was omdat het een blote knie betrof en de verdachte kort voor het knijpen zei “Meid, meid, wat heb jij dikke dijen. Wat zou ik hem daar graag tussen duwen”.
27. In HR 4 september 2012, ECLI:NL:HR:BX4288,
NJ2012/573 m.nt. Schalken had de 13-jarige verdachte een samen met een vriendje de billen van een onbekende passerende 24-jarige vrouw aangeraakt. Het hof had overwogen dat, hoewel de billen niet worden aangemerkt als een geslachtsorgaan, het aanraken van de billen in onderhavige omstandigheden naar uiterlijke verschijningsvorm het karakter van een ontuchtige handeling heeft. Dat is ook zo ervaren door de aangeefster en dat de seksuele intentie wellicht ontbrak bij de verdachte doet daaraan niet af, aldus het hof. De Hoge Raad casseerde omdat het oordeel van het hof dat het mogelijk ontbreken van “de seksuele intentie” bij de verdachte niet afdoet aan het ontuchtige karakter van het aanraken van de billen, gelet op de feitelijke vaststelling van het hof blijk geeft van een te ruime, dus onjuiste, uitleg van de in artikel 246 (oud) Sr voorkomende uitdrukking ‘ontuchtige handelingen’.
28. In de zaak die leidde tot HR 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3209 was bewezenverklaard dat de verdachte de aangeefster onverhoeds over haar nek en onder haar kleding op haar rug had gewreven, hetgeen het hof als ontuchtige handelingen had aangemerkt. Toenmalig advocaat-generaal Vegter merkte op dat het wrijven over nek en rug in veel gevallen geen ontucht zal opleveren, maar dat onder omstandigheden wel kan zijn. Daarvoor kan bijvoorbeeld relevant zijn of over kleding dan over huid wordt gewreven. Uit de bewijsmiddelen kon worden afgeleid dat de verdachte meerderjarig was, de aangeefster minderjarig en dat verdachte in zekere zin een functioneel rolmodel was. Het hof heeft voorts overwogen dat de strekking van de handeling, volgens de verdachte onder meer een aaiende over de hele rug, niet louter troostend of bemoedigend was. Voorts had het hof in aanmerking genomen dat de aangeefster vervolgens boos was weggelopen en de verdachte onmiddellijk en ook later excuses heeft aangeboden. Het slachtoffer was dezelfde avond niet in staat om te vertellen wat was voorgevallen, terwijl de verdachte over de telefoon timide en beduusd klonk en naar voren kwam dat hij stom was geweest. Eerder had hij ook al over de telefoon gezegd dat nooit had mogen gebeuren wat was gebeurd. Dat het hof had geoordeeld dat sprake was van het dulden van ontucht, vond advocaat-generaal Vegter niet onbegrijpelijk. De Hoge Raad deed de zaak af onder verwijzing naar artikel 81 RO.
29. In de onderhavige zaak heeft het hof vastgesteld dat de verdachte als deurwaarder bij [aangeefster 4] voor de deur stond, met een dwangbevel voor een ander dan [aangeefster 4] . De verdachte liep, hoewel dat niet gebruikelijk is voor een deurwaarder, de woning in, bekeek [aangeefster 4] van top tot teen en begon direct seksuele toespelingen te maken waaronder vrij directe opmerkingen met de strekking dat hij seks met [aangeefster 4] wilde hebben. Nadat [aangeefster 4] hem had uitgemaakt voor “vieze (oude) man” liep de verdachte op haar af en maakte een opmerking met de strekking “Wat zei jij, een vies oud mannetje? Ik zal je eens laten zien wat ik nog kan”. Vervolgens zette hij haar klem in de keuken. Dat het hof heeft geoordeeld dat het vervolgens kietelen, aanraken en onder meer boven de borst betasten van [aangeefster 4] in deze omstandigheden een seksuele lading krijgt en ontuchtig is, vind ik niet onbegrijpelijk.
30. Het middel faalt in al zijn onderdelen.
31. Terzijde merk ik op dat op 1 juli 2024 de Wet seksuele misdrijven in werking is getreden. [11] Sindsdien heet titel XIV van het Wetboek van Strafrecht niet meer ‘Misdrijven tegen de zeden’, maar ‘Seksuele misdrijven’. Artikel 246 (oud) Sr als zodanig bestaat niet meer. In de nieuwe artikelen 239 en 240 Sr zijn strafbaarstellingen van schuld- en opzetaanranding opgenomen. De begrippen ontucht en ontuchtige handelingen komen daarin niet terug. [12] Anders dan de wetgever eind jaren tachtig van de vorige eeuw [13] , is de wetgever thans van mening dat betoogd kan worden dat alle seksuele handelingen, onder de in nieuwe artikelen omschreven omstandigheden, in zichzelf reeds in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, aldus de memorie van toelichting. [14] In de nieuwe titel wordt telkens het bestanddeel ‘seksuele handelingen’ gebruikt. Onder ‘seksuele handelingen’ wordt verstaan: handelingen van seksuele aard. Een inhoudelijke wijziging lijkt hiermee niet beoogd. De toelichting op de Wet Seksuele misdrijven houdt hierover het volgende in:
“Hierbij valt in de eerste plaats te denken aan aanraking(en) van seksuele lichaamsdelen als borsten, billen en geslachtsdelen. Hierbij kan het gaan om aanraking(en) over de kleding of van het naakte lichaam. In de tweede plaats kan worden gedacht aan dergelijke aanrakingen van andere lichaamsdelen die in het licht van de context waarin zij plaatsvinden een seksuele strekking krijgen. Een voorbeeld hiervan is het aanraken van een bovenbeen tijdens rijles. Als «seksuele handelingen» is ook aan te merken seksuele penetratie van het lichaam die bestaat uit orale, vaginale of anale penetratie. Seksuele penetratie kan plaatsvinden met een geslachtsdeel, een ander lichaamsdeel, met een voorwerp of met betrokkenheid van een dier. De meeste vormen hiervan kunnen ook worden aangemerkt als (strafverhogende) handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Onder «seksuele handelingen» vallen geen handelingen die niet primair van seksuele aard zijn, zoals noodzakelijke medische handelingen. Het bestanddeel laat ruimte aan het OM en de rechter om in een concrete zaak te beoordelen of sprake is van handelingen van seksuele aard en daarbij ook rekening te houden met de context waarbinnen de handelingen plaatsvinden.” [15]

Het vijfde middel

32. Het vijfde middel klaagt dat het hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan het bestanddeel ‘in zijn bediening’ zoals voorkomend in de bewezenverklaringen van de feiten 5, 6, 7 en 8.
33. Ten laste van de verdachte is onder 5, 6, 7 en 8 bewezenverklaard dat:
“5. hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 mei 2005 tot en met 30 november 2006 te [plaats] , als ambtenaar, te weten als gerechtsdeurwaarder bij [A] Gerechtsdeurwaarders B.V. te [plaats] , een dienst, te weten
- het hebben van seks met hem, verdachte, en/of
- het verrichten van seksuele handelingen met/bij hem, verdachte,
heeft gevraagd aan een persoon genaamd [aangeefster 5] , teneinde hem, verdachte, te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten.
6. hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 te [plaats] , als ambtenaar, te weten als gerechtsdeurwaarder bij [A] Gerechtsdeurwaarders B.V. te [plaats] , een dienst, te weten het
- hebben van (een avondje vrije) seks met hem, verdachte, en/of
- verrichten van seksuele handelingen bij/met hem, verdachte,
heeft gevraagd aan een persoon genaamd [aangeefster 6] , teneinde hem, verdachte, te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten.
7. hij op of omstreeks 12 januari 2011 in de gemeente [plaats] , als ambtenaar, te weten als gerechtsdeurwaarder bij [A] Gerechtsdeurwaarders B.V. te [plaats] , in elk geval als ambtenaar, een dienst, te weten het
- hebben van seks met hem, verdachte, en/of
- verrichten van seksuele handelingen bij/met hem, verdachte,
heeft gevraagd aan een persoon genaamd [aangeefster 7] , teneinde hem, verdachte, te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten.
8. hij op of omstreeks 20 september 2012 in de gemeente [plaats] , als ambtenaar, te weten als gerechtsdeurwaarder bij [A] Gerechtsdeurwaarders B.V. te [plaats] , in elk geval als ambtenaar, een dienst, te weten het
- aan hem, verdachte, in natura betalen (door het verrichten van seksuele handelingen met/bij hem, verdachte),
heeft gevraagd aan een persoon genaamd [aangeefster 8] , teneinde hem, verdachte, te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten.”
34. Het hof heeft ten aanzien van deze feiten het volgende overwogen:

“Overwegingen ten aanzien van de feiten 5, 6, 7 en 8

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegd. Daartoe is - kort weergegeven - aangevoerd dat de verdachte weliswaar ambtenaar was en vroeg om seksuele handelingen van aangeefsters, maar dat niet is gebleken wat hiertegenover stond en - mocht van een tegenprestatie al sprake zijn geweest - dit slechts een betaling betrof waarmee aangeefsters hun schulden konden afbetalen en niet het verrichten van een ambtshandeling. De verdachte heeft niet gezegd dat hij - bijvoorbeeld - exploten zou intrekken, beslagleggingen niet zou uitvoeren of zou zorgen dat papieren van een schuldeiser zouden verdwijnen zodat geen sprake is van ‘doen of nalaten in zijn bediening’, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Concrete tegenprestatie
Het hof ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld of voor een bewezenverklaring van het onder 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde vereist is dat sprake is van een concrete tegenprestatie van de zijde van de ambtenaar, of dat volstaat dat sprake is van het doen ontstaan en/of onderhouden van een voorkeursbehandeling in ruil voor het doen van een gift of belofte dan wel het leveren van een dienst aan die ambtenaar.
De strafbaarstelling van de zogenaamde ‘passieve ambtelijke omkoping’ in artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht (hierna ook: Sr) luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
Met gevangenisstraf (...) wordt gestraft de ambtenaar:
(..)
3°. die een gift of belofte dan wel een dienst vraagt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten.
De omgekeerde situatie is strafbaar gesteld in artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht (de zogenaamde actieve ambtelijke omkoping). Dit artikel luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
Met gevangenisstraf(...) wordt gestraft:
1°. hij die een ambtenaar een gift of belofte doet dan wel een dienst verleent of aanbiedt met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten.
Uit - onder meer - HR 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:641 volgt dat
“(...) art. 177 (oud) Sr niet alleen ziet op de situatie dat er een direct verband bestaat tussen de gift of belofte enerzijds en een concrete tegenprestatie anderzijds, doch ook op het doen van giften of beloften aan een ambtenaar teneinde aldus een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan en/of te onderhouden met het doel een voorkeursbehandeling te krijgen”.
Hoewel voornoemd arrest ziet op een ander delict (actieve ambtelijke omkoping) dan tenlastegelegd in de onderhavige strafzaak, ziet het hof gelet op de aard en strekking van de beide delicten geen aanleiding om - bij de beoordeling of sprake is van handelen als bedoeld in artikel 363, eerste lid en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht - een andere maatstaf te hanteren. Bij beide delicten is immers sprake van een wederkerige situatie waarin een ambtenaar in zijn bediening iets zal doen of nalaten in ruil voor een te leveren tegenprestatie (in de vorm van een gift of belofte dan wel een dienst). Dat het initiatief daarbij (bij het in artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht vermelde delict) anders dan bij de ‘actieve ambtelijke omkoping’ als bedoeld in artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht uitgaat van de ambtenaar in kwestie doet daaraan naar het oordeel van het hof niet af.
Het hof is dan ook van oordeel dat ook in het onderhavige geval niet is vereist dat sprake is van een concrete tegenprestatie maar dat voldoende is dat sprake is van het verlenen van een dienst teneinde aldus een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan en/of te onderhouden en zo een voorkeursbehandeling te krijgen.
Voor de invulling daarvan volstaan naar het oordeel van het hof de door de verdachte geuite algemene bewoordingen die de strekking hadden dat door het verlenen van seksuele diensten aan verdachte de schulden minder zouden worden, dat het dan zou worden opgelost, dat hij iets kon regelen, of dat (daarmee) in natura betaald kon worden. Gelet op zijn hoedanigheid als gerechtsdeurwaarder - hetgeen de directe aanleiding was van zijn bezoek aan de vrouwen - moet de verdachte hebben geweten dat door, de slachtoffers een relatie zou worden gelegd tussen enerzijds de openstaande schuld en anderzijds zijn opmerkingen daaromtrent. Verdachte heeft - mede gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven is overwogen ter zake van de feiten 1 tot en met 3 - als gerechtsdeurwaarder met zijn ‘voorstellen’ om openstaande schuld(en) op andere wijze zien weg te nemen of te verminderen, de vrouwen ertoe willen bewegen hem (seksuele) diensten te leveren en zo een relatie te doen ontstaan waardoor die vrouwen van hem een voorkeursbehandeling zouden krijgen.
Doen of laten ‘in zijn bediening’
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de door de verdachte gedane voorstellen - kort gezegd: het verminderen van schulden, het oplossen van problemen, het regelen of het in natura betalen - kunnen worden aangemerkt als een ‘doen of nalaten in zijn bediening als ambtenaar’.
Het hof beantwoordt ook deze vraag bevestigend. Het bestanddeel ‘in zijn bediening’ vergt niet dat de ambtenaar exclusief bevoegd is tot de diensten die van hem verlangd worden maar alleen dat sprake is van diensten waartoe zijn ambt hem in staat stelt of de gelegenheid biedt. Derhalve is voldoende dat de verdachte ambtenaar was (in casu gerechtsdeurwaarder) en als zodanig in zijn bediening aan de deur kwam bij de slachtoffers. Voor een bewezenverklaring is naar het oordeel van het hof niet vereist dat hetgeen hij zou doen of nalaten (in ruil voor de door de slachtoffers te verlenen seksuele diensten) is voorbehouden aan het ambt van gerechtsdeurwaarder en in zoverre als ambtshandeling heeft te gelden.
De verdachte kwam bij de slachtoffers als gerechtsdeurwaarder aan de deur, legde een relatie met de schulden die de slachtoffers hadden en stelde - kort gezegd - dat hij daarin iets kon betekenen, regelen of oplossen. Mede indachtig hetgeen hiervoor is overwogen, inhoudende dat daarbij geen sprake hoeft te zijn van een concrete tegenprestatie van de zijde van de verdachte, is het hof van oordeel dat kan worden gesproken van een ‘doen of nalaten in zijn bediening’ als bedoeld in artikel 363, eerste lid en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.
Schakelbewijs feiten 5, 6, 7 en 8
Voor de bewezenverklaring van het onder 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde acht het hof mede redengevend de uit de bewijsmiddelen van feiten 1, 2 primair, 3 primair en 4 primair voortvloeiende feiten en omstandigheden, nu de ‘werkwijze’ van de verdachte bij deze feiten op essentiële punten overeenkomt met de wijze waarop het onder 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde is begaan. Immers, de verdachte komt daarbij telkens in de hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder bij vrouwen aan de deur wegens een of meerdere openstaande schulden. Daarbij wordt het gesprek door de verdachte geleid naar het verrichten van seksuele handelingen of het hebben van seks met de verdachte, waarbij door de verdachte een relatie wordt gesuggereerd tussen die seksuele handelingen of seks en het oplossen van (een deel van) deze schuld(en).”
35. De eerste drie bewezenverklaarde feiten zien op situaties waarin de verdachte als gerechtsdeurwaarder vrouwen heeft gedwongen seks met hem te hebben door hen, kort gezegd, in het vooruitzicht te stellen dat daarmee hun schulden konden worden weggenomen of verminderd. De feiten 5, 6, 7 en 8 betreffen situaties waarin de ‘voorstellen’ van de verdachte min of meer vergelijkbaar waren, maar (kennelijk) geen sprake was van voldoende dwang dan wel de betreffende vrouwen (kennelijk) niet zijn overgegaan tot het daadwerkelijk leveren van seksuele diensten. Dit is tenlastegelegd en bewezenverklaard als (passieve) ambtelijke omkoping.
36. In de toelichting op het middel worden de pijlen gericht op de overwegingen van het hof dat “[h]et bestanddeel ‘in zijn bediening’ [niet] vergt […] dat de ambtenaar exclusief bevoegd is tot de diensten die van hem verlangd worden maar alleen dat sprake is van diensten waartoe zijn ambt hem in staat stelt of de gelegenheid biedt. Derhalve is voldoende dat de verdachte ambtenaar was (in casu gerechtsdeurwaarder) en als zodanig in zijn bediening aan de deur kwam bij de slachtoffers” en dat “[v]oor een bewezenverklaring […] naar het oordeel van het hof niet [is] vereist dat hetgeen hij zou doen of nalaten (in ruil voor de door de slachtoffers te verlenen seksuele diensten) is voorbehouden aan het ambt van gerechtsdeurwaarder en in zoverre als ambtshandeling heeft te gelden.” Volgens de stellers van het middel getuigen deze overwegingen van een onjuiste rechtsopvatting, omdat uit de bewijsmiddelen wel zal moeten kunnen volgen dat de ambtenaar een ander een gift, belofte of dienst heeft gevraagd teneinde hem (de ambtenaar) te bewegen om
in zijn bedieningiets te doen of na te laten. Duidelijk zal immers moeten zijn dat de ambtenaar op zijn minst de redelijke verwachting heeft gewekt dat hij een aan hem toegekend recht/bevoegdheid op een bepaalde wijze zal uitoefenen, aldus de stellers van het middel.
37. De tenlastelegging en bewezenverklaring zijn toegesneden op artikel 363 (oud). [16] Het eerste lid van dat artikel luidt:
“1. Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de ambtenaar:
(…)
3° die een gift of belofte dan wel een dienst vraagt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten;
(…).”
38. Artikel 363, lid 1, aanhef en onder 3 (oud) Sr stelde aldus strafbaar de ambtenaar die een dienst vraagt teneinde hem te bewegen “om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten”. Het bestanddeel ‘in zijn bediening’ geeft aan dat de gift, belofte of dienst betrekking moet hebben op ambtelijk gedrag, een doen of nalaten in het kader van het vervullen van een ambtelijke functie. [17] Door een gift, belofte of dienst aan te nemen in ruil voor een ‘ambtsgedraging’, maakt de ambtenaar misbruik van zijn ambt. Door het bestanddeel ‘in zijn bediening’ wordt aldus uitdrukking gegeven aan het verband met de ambtsuitoefening en daarmee het beschermde rechtsgoed. De doelstelling van de strafbaarstelling van ambtsdelicten is immers het tegengaan van misbruik van overheidsgezag en het waarborgen van een integere ambtsuitoefening. [18] ‘In zijn bediening’ geeft ook het onderscheid met de privésfeer aan. Het verband tussen gift, belofte of dienst en een daaraan gerelateerde ambtelijke handeling ontbreekt wanneer deze betrekking heeft op “werkzaamheden die buiten de ambtelijke dienst, zoals ten behoeve van de duivensportvereniging, hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden”. [19] De woorden ‘in zijn bediening’ slaan op de tegenprestatie. Het is niet noodzakelijk dat de ambtenaar de gift, belofte of dienst tijdens de uitoefening van zijn ambt aanneemt. Het feitelijk aannemen kan ook in de particuliere sfeer plaatsvinden. [20]
39. Het middel presenteert zich als een rechtsklacht, die ziet op de uitleg van het bestanddeel ‘in zijn bediening’. Het middel stelt dat uit de bewijsmiddelen zal moeten kunnen volgen dat de ambtenaar een ander een gift, belofte of dienst heeft gevraagd teneinde hem (de ambtenaar) te bewegen om
in zijn bedieningiets te doen of na te laten. Als ik het goed begrijp, stelt het middel aan de orde dat sprake moet zijn van een zekere concreetheid, in die zin dat – uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat – de ambtenaar de redelijke verwachting moet hebben gewekt dat hij een aan hem toegekend recht/toegekende bevoegdheid op een bepaalde wijze zal uitoefenen. [21] Dit raakt aan de vraag of de woorden ‘in zijn bediening’ in formele of feitelijke zin moeten worden opgevat. Handelt de ambtenaar alleen in zijn bediening als hij de grenzen van een bevoegdheid die hij heeft overschrijdt of ook als hij zich een bevoegdheid aanmatigt waarover hij helemaal niet beschikt?
40. De rechtspraak en literatuur zijn hierover duidelijk. Doorenbos schrijft dat het ambt de verdachte tot het gedrag in staat hebben moet gesteld of hem daartoe de gelegenheid moet hebben geboden. Of de ambtenaar
bevoegdis tot de gedragingen waarop de gift of belofte betrekking heeft is irrelevant. [22] Sikkema komt in zijn proefschrift uit 2005 op basis van jurisprudentie van de Hoge Raad vanaf 1904 tot een soortgelijke conclusie: “Uit de behandelde rechtspraak volgt dat op grond van de woorden ‘in zijn bediening’ vereist is dat de ambtenaar door zijn ambt tot de betreffende tegenprestatie in staat is gesteld of dat dit ambt hem daartoe de gelegenheid heeft geboden. Of de ambtenaar ook bevoegd is tot het verrichten die gedraging is irrelevant. Het gaat er met andere woorden om dat het bekleden van het ambt het de ambtenaar
feitelijkmogelijk maakt om de verlangde dienst te leveren.” [23] Ook latere rechtspraak van de Hoge Raad bevestigt deze feitelijke benadering. Zo oordeelde de Hoge Raad in 2012 dat “[v]oor een ambtsdelict als art. 361 Sr […] met de term ‘in zijn bediening’ slechts tot uitdrukking [wordt] gebracht dat het ambt van de verdachte hem tot de verweten, in de desbetreffende bepaling strafbaar gestelde gedragingen in staat heeft gesteld; of die bediening rechtmatig of onrechtmatig was, is daarvoor niet van belang”. [24]
41. Het middel raakt ook aan de vraag naar de concreetheid van de tegenpresentatie. De Hoge Raad heeft in dat kader reeds beslist dat ‘in zijn bediening doen of nalaten’ niet alleen ziet op de situatie dat er een direct verband bestaat tussen de gift en een concrete tegenprestatie maar ook op het doen van giften aan een ambtenaar teneinde aldus een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan en/of te onderhouden met het doel een voorkeursbehandeling te krijgen. [25] Advocaat-generaal Aben merkte hierover op dat tussen partijen de concrete tegenprestatie vaak onuitgesproken zal blijven hangen op een algemene verstandhouding van ‘voor wat hoort (straks) wat’, hetgeen de strafwaardigheid geenszins vermindert. [26]
42. Tegen deze achtergrond is het middel gedoemd te falen. Door te stellen dat de ambtenaar de redelijke verwachting moet hebben gewekt dat hij een aan hem toegekend recht/bevoegdheid op een bepaalde wijze zal uitoefenen wordt een eis gesteld die het recht niet kent. Dat (mogelijk) geen sprake is van een toegekend recht of toegekende bevoegdheid is immers irrelevant en staat aan een bewezenverklaring niet in de weg. En ook wat betreft de bepaaldheid van de tegensprestatie stelt het middel te hoge eisen. Wel is juist dat uit de bewijsmiddelen zal moeten volgen waaruit het ‘in zijn bediening doen of nalaten’ heeft bestaan, maar dat heeft het hof ook niet miskend. Een beweerdelijk onjuiste rechtsopvatting daaromtrent lees ik in de overwegingen van het hof niet terug.
43. Het hof heeft voor het bewijs onder meer de verklaring van de verdachte zelf gebruikt die inhoudt - kort gezegd - dat hij bij de vrouwen uit het dossier langskwam in zijn hoedanigheid van deurwaarder. Niet – om met de wetgever te spreken – als lid van de duivensportvereniging of een andere privéhoedanigheid. Uit de bewijsmiddelen kan voorts worden afgeleid dat de verdachte als deurwaarder aan de deur kwam in verband met schulden en dat de in de bewezenverklaringen genoemde vrouwen door de verdachte in de veronderstelling werden gebracht dat de door hem gevraagde seksuele diensten een positieve invloed zouden kunnen hebben op het verminderen van die schulden.
44. Het middel is tevergeefs voorgesteld.

Het zesde middel

45. Het zesde middel bevat de klacht dat uit het bestreden arrest niet kan worden afgeleid dat het hof ten aanzien van de feiten 5, 6, 7 en 8 rekening heeft gehouden met het lagere strafmaximum dat ten tijde van het plegen van de feiten op artikel 343 (oud) Sr was gesteld.
46. De bewezenverklaringen van de feiten 5, 6, 7 en 8 zijn hiervoor onder 33 vermeld. Voor de overwegingen ten aanzien van het bewijs verwijs ik naar 34 De door het hof gehanteerde kwalificaties staan onder randnummer 1.
47. Het hof heeft de opgelegde straf als volgt gemotiveerd:

Op te leggen straf
(…)
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich in de eerste plaats meermalen schuldig heeft gemaakt aan ‘verkrachting, meermalen gepleegd’ (feiten 1, 2 primair en 3 primair). Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan ‘feitelijke aanranding van de eerbaarheid’ (feit 4 primair), aan het ‘als ambtenaar een dienst vragen teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd’ (feit 5) en aan het meermalen ‘als ambtenaar een dienst vragen teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen en/of na te laten’ (feiten 6, 7 en 8).
Door aldus te handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van zijn slachtoffers. Zij waren - reeds vanwege hun schulden - kwetsbaar en afhankelijk. Bovendien kampten sommige slachtoffers tevens met (niet-financiële) persoonlijke problematiek, die soms ook weer samenhang vertoonde met de financiële problemen.
De verdachte heeft bij enkele slachtoffers, soms met zeer jonge kinderen, gesuggereerd over te zullen gaan tot inbeslagneming, huisuitzetting en uithuiszetting waardoor zij geen andere uitweg zagen dan tegemoet komen aan de wensen van de verdachte. Hij heeft de gevolgen voor zijn slachtoffers daarbij volledig ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen lustgevoelens.
Voorts heeft de verdachte in de periode van 2002 tot en met 2016 misbruik gemaakt van zijn ambt als gerechtsdeurwaarder, niet alleen bij de feiten 1, 2 primair, 3 primair en 4 primair, maar ook bij de feiten 5, 6, 7 en 8. Hij heeft daardoor niet alleen strafbaar gehandeld, maar ook schade toegebracht aan het ambt van gerechtsdeurwaarder. Juist doordat de verdachte gerechtsdeurwaarder was, kwam hij bij de slachtoffers - die openstaande schulden hadden - aan de deur. Hij heeft van zijn positie gedurende meerdere jaren - haast stelselmatig - misbruik gemaakt door de vrouwen in een vrijwel onmogelijke positie te brengen: de negatieve gevolgen van het niet tijdig betalen van schulden - die op dat moment in zijn macht lagen - accepteren of seksuele handelingen met hem verrichten zodat de schulden konden worden afbetaald en zij weer (even) lucht hadden. Het hof rekent het de verdachte dan ook bijzonder zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 april 2023, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, in verband met een juiste normhandhaving en vanuit het perspectief van vergelding en speciale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andere of lichtere sanctie dan eén straf die langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat de aard en ernst van het bewezenverklaarde, in beginsel de oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht rechtvaardigt. Het hof acht echter gelet op het tijdsverloop een gevangenisstraf voor de duur van 6,5 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
In hetgeen overigens nog is aangevoerd door de verdediging, ziet het hof geen reden om de op te leggen straf verder te matigen.
Redelijke termijn
Ten slotte heeft het hof geconstateerd dat de redelijke termijn in eerste aanleg is overschreden. Deze is aangevangen op 19 januari 2017 met een doorzoeking ter inbeslagneming van de woning van de verdachte, en geëindigd op 11 augustus 2021 met het vonnis van de rechtbank. De redelijke termijn van 24 maanden is in eerste aanleg derhalve overschreden met ongeveer 2 jaren en 7 maanden. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
In hoger beroep is geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn.
Zonder overschrijding van de redelijke termijn zou het hof een gevangenisstraf voor de duur van 6,5 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend, en geboden hebben geacht. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, zal het hof de verdachte echter veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. (…)”
48. Het bestreden arrest houdt voorts in:
“Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 242, 246 en 363 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.”
49. Artikel 363, lid 1, aanhef en onder 3 Sr luidde tot 1 januari 2015:
“1. Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de ambtenaar:
(…)
die een gift of belofte dan wel een dienst vraagt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten; (…)”
50. Vanaf 1 januari 2015 luidt artikel 363, lid 1, aanhef en onder 3 Sr: [27]
“1. Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de ambtenaar:
(…)
die een gift of belofte dan wel een dienst vraagt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten; (…)”
50. In de toelichting op het middel wordt betoogd dat in de onderhavige zaak artikel 343 (oud) Sr had moeten worden toegepast, maar het hof blijkens de in de bewijsoverweging geciteerde wettekst kennelijk het huidige artikel 343 Sr heeft toegepast. De stellers van het middel zullen steeds artikel 363 Sr bedoelen.
51. Dat in de onderhavige zaak op grond van artikel 1, lid 2, Sr artikel 363 (oud) moet worden toegepast lijkt mij niet voor discussie vatbaar. Het strafmaximum van het oude artikel is voor de verdachte gunstiger dan die van het nieuwe artikel.
52. In de onderhavige zaak is niet helemaal duidelijk wat het hof voor ogen heeft gehad. De tenlastelegging en bewezenverklaring van de feiten 5, 6, 7 en 8 zijn gebaseerd op artikel 363 (oud) Sr, aangezien zij het bestanddeel ‘in strijd met zijn plicht’ bevatten. Het in de bewijsoverweging geciteerde artikel 363 Sr bevat dat bestanddeel niet, zodat het zou kunnen dat het hof daar kennelijk abusievelijk het huidige artikel 363 Sr heeft geciteerd. Ook de kwalificaties vermelden niet dat is gehandeld ‘in strijd met zijn plicht’, wat lijkt te wijzen in de richting van het huidige artikel 363 Sr. De vermelding van de wettelijke voorschriften schept geen helderheid. Het is aldus mogelijk dat het hof bij de strafmotivering met een onjuist strafmaximum voor artikel 363 (oud) Sr rekening heeft gehouden. Het is echter de vraag waartoe dat zou moeten leiden.
53. In HR 18 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1683 had het hof ten onrechte artikel 341 (oud) Sr toegepast in plaats van artikel 344a Sr dat een lager strafmaximum kent. Vergelijkbaar met het hof in de onderhavige zaak overwoog het hof in die zaak dat het bij de strafoplegging had “gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum”. De Hoge Raad oordeelde dat de strafoplegging ontoereikend was gemotiveerd en de bestreden uitspraak werd op dat onderdeel vernietigd en teruggewezen naar het hof, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw werd berecht en afgedaan.
54. Het komt mij voor dat de uitkomst in de onderhavige zaak toch anders zal kunnen zijn. In de zaak uit 2018 was sprake van één strafbaar feit. De strafoplegging steunde dus op één feit waarbij het hof ten onrechte geen toepassing had gegeven aan het verlaagde strafmaximum. In de onderhavige zaak zijn zes feiten, waarvan meerdere meermalen gepleegd, bewezenverklaard. Drie daarvan betreffen meerdere verkrachtingen met een strafmaximum van twaalf jaren. Zoals het hof terecht heeft aangenomen door artikel 57 Sr aan te halen, is dus sprake van meerdaadse samenloop. Het strafmaximum in deze zaak wordt dus niet zozeer bepaald door artikel 363 (oud) Sr, maar door artikel 57 Sr in verbinding met artikel 242 Sr. Dat strafmaximum van zestien jaren is ongewijzigd gebleven. Ingevolge artikel 57, lid 2, Sr betekent dat dat het hof maximaal zestien jaar gevangenisstraf had kunnen opleggen. Met een gevangenisstraf van zes jaren is het hof daar ver onder gebleven. In het licht van het voorgaande behoeft de schending van artikel 1 lid 2 Sr in de thans voorliggende zaak bij gebrek aan voldoende belang van de verdachte niet tot cassatie te leiden.
56. Het middel leidt niet tot cassatie.

Slotsom

57. De middelen 1, 2, 3, 4 en 6 lenen zich voor afdoening met de aan artikel 81 lid 1 RO ontleende formulering. [28]
58. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding geven.
59. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG

Voetnoten

1.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 27 juni 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2720.
2.En dus niet geweld of bedreiging met geweld.
3.Zie o.a. HR 14 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:865 en HR 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494.
4.Voor zover nog wordt geklaagd dat de naïviteit en of labiliteit van de aangeefster niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid, meen ik dat dit zo dicht tegen de psychische kwetsbaarheid aanzit dat ook dit oordeel niet onbegrijpelijk is.
5.Zie o.a. HR 21 februari 1989, ECLI:NL:HR:1989:AD0623,
6.A.J.A. van Dorst & M.J. Borgers,
7.Vgl. bijv. HR 22 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO8315,
8.Kamerstukken II 1988/89, 20 930, nr. 3, p. 2. Zie voorts Kamerstukken II 1988/89, 20 930, nr. 5, p. 4.
9.Noyon-Langemeijer-Remmelink,
10.Zie de conclusies van voormalig advocaat-generaal Vegter voor HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3209 en HR 11 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:241 en de daar genoemde verwijzingen.
11.Wet van 20 maart 2024 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten in verband met de modernisering van de strafbaarstelling van verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag,
12.Een veel belangrijkere wijziging is dat in de delictsomschrijvingen het woord dwang niet meer voorkomt. Een ontbrekende wil met betrekking tot seksueel contact is het uitgangspunt voor strafbaarheid geworden.
13.Kamerstukken II 1988/89, 20 930, nr. 3, p. 2. Zie voorts Kamerstukken II 1988/89, 20 930, nr. 5, p. 4 en Kamerstukken II 2022/23, 36 222, nr. 3, p. 70. Zie voor de geschiedenis van de strafbaarstelling van ‘ontucht’ ook K. Lindenberg en A.A. van Dijk,
14.Kamerstukken II 2022/23, 36 222, nr. 3, p. 70.
15.Kamerstukken II 2022/23, 36 222, nr. 3, p. 70-71.
16.Met de inwerkingtreding van de Wet verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit (
17.D. Doornbos, ‘Ambtelijke corruptie’,
18.E. Sikkema,
19.Kamerstukken II, 1999-2000, 26 469, nr. 5, p. 8.
20.Vgl. E. Sikkema,
21.Hoewel aan het bestanddeel ‘in zijn bediening’ op zichzelf voldoende feitelijke betekenis toekomt (HR 20 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ4313,
22.D. Doornbos, ‘Ambtelijke corruptie’,
23.E. Sikkema,
24.Vgl. HR 31 januari 2012, ECLI:NL:HR:BQ8891,
25.HR 27 september 2005, ECLI:NL:HR:AT8318; HR 20 juni 2006, ECLI:NL:HR:AW3584,
26.Conclusie Aben voor HR 20 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ4313,
27.Artikel 363 Sr is met ingang van 1 januari 2020 wederom gewijzigd, maar die wijziging is hier niet relevant.
28.Het advies om ook het vijfde middel met een aan art. 81 RO ontleende motivering af te doen, blijft hier om de volgende reden achterwege. De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van feit 5 tot en met 8 maar in hoger beroep voor deze feiten veroordeeld. Omdat in cassatie met een rechtsklacht tegen de veroordeling voor deze feiten wordt opgekomen en niet (direct) over de bewezenverklaring wordt geklaagd, betreft het hier strikt genomen niet een geval als bedoeld in HR 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:40,