ECLI:NL:PHR:2025:974

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
23/03905
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en vernieling met betrekking tot bewijsvoering en ondervragingsrecht

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1991, veroordeeld door het gerechtshof Amsterdam voor mishandeling en vernieling. De veroordeling is gebaseerd op een arrest van 9 oktober 2023, waarbij de verdachte een taakstraf van 60 uren kreeg opgelegd, met een voorwaardelijke hechtenis van 30 dagen. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een cassatieverzoek van de verdediging, die aanvoerde dat de verklaringen van de aangeefster niet als bewijs gebruikt hadden mogen worden, omdat de verdediging geen ondervragingsmogelijkheid had gehad. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte integraal vrijgesproken moest worden, omdat de verklaring van de aangeefster niet betrouwbaar was zonder ondervraging. Het hof oordeelde dat het gebruik van de verklaring van de aangeefster niet in strijd was met artikel 6 van het EVRM, omdat er voldoende ander bewijs was dat de verdachte de aangeefster had mishandeld en haar spullen had vernield. Het hof concludeerde dat de verklaring van de aangeefster niet als enig of beslissend bewijs kon worden aangemerkt, omdat deze steun vond in andere bewijsmiddelen, zoals letsel dat door verbalisanten was vastgesteld. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en verwierp het beroep van de verdachte.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/03905
Zitting9 september 2025
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 9 oktober 2023 door het gerechtshof Amsterdam [1] wegens 1 "mishandeling" en 2 “opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft het hof een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij en in verband daarmee aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Tot slot heeft het hof heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf.
1.2
Namens de verdachte heeft D.A.W. Dekker, advocaat in Almere, één middel van cassatie voorgesteld.

2.Het middel

2.1
Het middel klaagt dat het hof ten onrechte, althans op onjuiste c.q. ontoereikende (begrijpelijke) gronden de verklaringen van [aangever] tot het bewijs heeft gebezigd, terwijl de verdediging ten aanzien van die getuige geen ondervragingsgelegenheid heeft gehad en de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde niet in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen.
2.2
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1.
hij omstreeks 11 februari 2019 te [plaats] , in elk geval in Nederland, [aangever] heeft mishandeld, welke mishandeling bestond uit het
- slaan tegen het gezicht en/of hoofd en het lichaam van voornoemde [aangever] en
- schoppen tegen het lichaam van voornoemde [aangever] en
- trekken aan de haren van voornoemde [aangever] ;
2.
hij omstreeks 11 februari 2019 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk twee mobiele telefoons (merk Samsung en Apple), een paspoort, bankpassen en een ketting, die aan [aangever] toebehoorden, heeft vernield.”
2.3
De bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal aangifte, met bijlage, van 13 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren [doorgenummerde pagina’s 3 tot en met 13].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 februari 2019 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [aangever] :
Ik heb [verdachte] in december 2017 ontmoet. Wij hielden na onze ontmoeting contact. Sinds januari 2018 kwam ik om de twee a drie weken bij hem logeren in zijn woning aan [a-straat] in [plaats] .
Op maandag 11 februari 2019 ging ik samen met [verdachte] naar het centrum van [plaats] . Wij dronken samen koffie en gingen daarna terug naar huis om eten te maken. Ik hoorde en zag dat [verdachte] door ging met ruzie maken. [verdachte] ging op een stoel zitten en begon te huilen. Ik ging op mijn knieën zitten om [verdachte] te troosten en te kalmeren. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij plotseling schopte, als gevolg van de schop kwam ik op het matras terecht, dat op dat moment op de grond lag. Vervolgens stond ik op. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen dat ik moest oprotten. [verdachte] schopte mij in mijn buik en maag. Ik kan mij heugen dat ik op de grond lag en dat [verdachte] mij op de vloer sloeg en schopte. Vervolgens trok [verdachte] mij aan mijn haren. Als gevolg hiervan zag en voelde ik dat [verdachte] haren uit mijn hoofd had getrokken. Ik zag dat mijn haar op de grond lag. Ik had pijn aan mijn hoofd doordat [verdachte] mij aan mijn haren had getrokken. [verdachte] sloeg mij met beide handen. [verdachte] sloeg mij op mijn linkerwang. Vervolgens sloeg hij mij aan beide kanten van mijn gezicht.
Ik zag dat [verdachte] mijn bankpasjes vast hield. Ik zag dat [verdachte] mijn bankpasjes kapot had gemaakt en chips eruit had gehaald. Ik heb gezien dat hij iets met mijn bankpasjes deed en de chips eruit haalde. Ik zag dat hij mijn paspoort verscheurde. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Nu zullen we zien of je weg kan." Mijn bankpasjes en paspoort waren voor de ruzie met [verdachte] in goede staat. Ze zaten in mijn handtas. Het verscheurde paspoort en de bankpasjes zaten in mijn handtas. Ik kan mijn paspoort en bankpasjes niet meer gebruiken. Ik zag dat [verdachte] mijn werktelefoon kapot had gemaakt. Ik zag dat mijn werktelefoon volledig was vernield en niet meer bruikbaar was. Mijn andere telefoon was ook kapot en volledig vernield, ook deze was niet meer bruikbaar. Ik zag dat [verdachte] beide telefoons op de vloer had gegooid. Voordat ik ruzie kreeg met [verdachte] waren mijn beide telefoons werkzaam en onbeschadigd. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij mijn telefoons had kapot gegooid zodat ik mijn Valentijn niet meer kon bereiken. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij mijn werktelefoon had kapot gegooid zodat ik mijn collega's niet kon bereiken.
Uiteindelijk zijn wij samen naar de politiepost op Schiphol gegaan. Voordat wij het politiebureau betraden zei [verdachte] dat ik tegen de grenspolitie moest zeggen dat ik mijn paspoort en bankpasjes kwijt was geraakt. Uiteindelijk heeft [verdachte] het woord gedaan in het Nederlands. Ik heb geprobeerd om de aandacht bij de politie te trekken om duidelijk te maken dat het niet in orde was en dat ik hulp nodig had.
2. Een proces-verbaal sporenonderzoek van 15 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar [doorgenummerde pagina's 14 tot en met 19].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Algemeen
Op dinsdag 12 februari 2019 werd mij verzocht het letsel vast te leggen van een vrouw die aangifte had gedaan van mishandeling. Deze vrouw is genaamd: [aangever] (v).
Letselfotografie
Op dinsdag 12 februari 2019 heb ik, verbalisant, de zichtbare letsels van voornoemde aangever bekeken. Hierbij zag ik de navolgende letsels:
- Twee rood gekleurde streepvormige verkleuringen/oppervlakkige huidbeschadigingen van circa 2 cm op de bovenzijde van de borstkas;
- Een rond blauw/bruin gekleurde verkleuring van de huid, met een doorsnede van circa 1 cm op de linkerzijde van de hals;
- Een blauw/paars gekleurde verkleuring van de huid, met een doorsnede van circa 1 cm op het linkeroor;
- Een rood gekleurde oppervlakkige huidbeschadiging van circa 1 cm op het voorhoofd;
- Licht bruin gekleurde verkleuring van de huid, met een doorsnede van circa 1 cm onder het linkeroog;
- Twee ronde, licht blauw/paars gekleurde verkleuringen van de huid, met een doorsnede van elk circa 1 cm op de rechteronderarm;
- Drie ronde naast elkaar gelegen, lichtblauw/paars gekleurde verkleuringen van de huid, met een doorsnede van elk circa 1 cm op de linker onderarm;
- Een ovaalvormig blauw/paars gekleurde verkleuring van de huid, met een lengte van circa 5 a 6 cm en een breedte van circa 3 a 4cm op de linker heup;
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige, van 12 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar [doorgenummerde pagina’s 31 tot en met 33].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 februari 2019 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige] :
Ik ben werkzaam bij de Dienst Vervoer en Ondersteuning. Op 12 februari 2019 kwamen er twee voor mij onbekende personen binnenlopen, persoon 1 man [het hof begrijpt: de verdachte], persoon 2 vrouw [het hof begrijpt: de aangeefster].
Mijn collega ging met persoon 1 in gesprek. Ik hoorde dat de personen het paspoort van persoon 2 waren kwijtgeraakt, hierom wilden ze een vermissingsrapport op laten maken. Terwijl persoon 1 de folder aan het pakken was begon persoon 2 tegen mij te fluisteren. Ik hoorde haar zeggen "cant i speak with you?" of woorden van gelijke strekking. Ik was bezig op mijn computer terwijl ik haar dit hoorde zeggen, ik keek haar aan en zei tegen haar "excuse me" of woorden van gelijke strekking. Persoon 1 was inmiddels weer naast persoon 2 gaan staan, hierop bleef persoon 2 stil. Ik zag dat persoon 2 mij met grote ogen aankeek en met haar ogen de richting van persoon 1 keek. Het voelde voor mij alsof ze mij iets non-verbaal duidelijk wilde maken. Ik zag dat mijn collega het nummer van het Engelse consulaat belde en zag dat hij de telefoon aan persoon 2 gaf. Terwijl persoon 2 de hoorn tegen haar oor deed bleef persoon 2 mij met een doordringende blik aankijken. De blik die zij gaf aan mij gaf mij het gevoel dat ze hulp wilde.
Mijn collega, fluisterde tegen mij, ik hoorde hem zeggen kijk even naar je chat. Hij bedoelde hierbij een onderling chat programma die wij beiden op onze account hebben staan. Ik opende mijn chat en las, "ik heb het vermoeden dat zij bang is voor hem, ze kijkt wat angstig uit haar ogen". Ik had al een onderbuikgevoel gekregen en mijn collega bevestigde dit door dit tegen mij te zeggen via de chat.
Hierop ben ik naar achter gelopen daar waar de leidinggevende zat. De leidinggevende is een opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee. Ik vertelde de leidinggevende het verhaal wat hierboven staat. Hierop vroeg hij mij of ik beide personen aan de praat kon houden zodat hij een vrouwelijke opsporingsambtenaar kon laten komen om met persoon 2 in gesprek te gaan.
Ik en mijn collega bleven met beide personen in gesprek en voerde vooral het gesprek met persoon 1 in de Nederlandse taal. Ik vroeg aan persoon 1 of het paspoort misschien gestolen was. Ik hoorde hem zeggen "nee verloren geraakt ergens in [plaats] samen met 2 bankpassen" of woorden van gelijke strekking. Wat mij opviel is dat als ik wat aan persoon 2 vroeg, persoon 1 direct voor haar antwoordde.
Enige tijd later kwam de vrouwelijke opsporingsambtenaar samen met een mannelijke opsporingsambtenaar Bureau Plaza binnen lopen en hoorde ik dat er tegen persoon 1 werd gezegd dat ze persoon 2 mee wilde nemen naar buiten om op een ander kantoor de vermissing af te handelen. Ik hoorde dat er tegen persoon 1 werd gezegd dat hij hier moest blijven en een bak koffie kon krijgen terwijl hij wachtte. Ik hoorde persoon 1 zeggen dat hij mee wilde met persoon 2 omdat hij zich verantwoordelijk vond voor haar. Na enige discussie tussen persoon 1 en de opsporingsambtenaren zag ik dat persoon 1 toegaf en hij ging zitten op de bank voor onze balie. Ik zag dat de vrouwelijke opsporingsambtenaar persoon 2 meenam naar buiten.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagen van 13 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren [doorgenummerde pagina’s 20 tot en met 24].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Op 12 februari 2019 werden wij gebeld of wij richting bureau PLAZA wilden gaan. Aldaar zouden er een man [het hof begrijpt: de verdachte] en een vrouw [het hof begrijpt: de aangeefster] aan de balie staan. Collega’s van Dienst Vervoer en Ondersteuning kregen argwaan bij de man toen hij aangaf aangifte te willen doen voor de vermissing van het paspoort van de vrouw. Op het moment dat de man dat zei keek de vrouw angstig naar een collega van de Dienst Vervoer en Ondersteuning. De collega van Dienst Vervoer & ondersteuning zag dat de vrouw iets probeerde te fluisteren in de zin van: "please help me". Op dat moment nam de collega van Dienst Vervoer & Ondersteuning contact op met KM 41.45, die vervolgens contact op nam met ons.
Wij, verbalisanten, gaven aan dat de vrouw met ons mee kon lopen. Wij hoorden de man zeggen: "Ik wil mee lopen met haar". Wij hoorden de man zeggen: "Het is mijn vriendin ik wil meelopen, ik voel mij verantwoordelijk voor haar." Hierop zei ik dat de vrouw volwassen is en oud en wijs genoeg om zelf aangifte te doen voor haar paspoort en de balie waar dit moet is te klein om met meer dan twee personen in te zitten. Hierop hoorden wij de man zeggen: "maar ik kan toch gewoon mee lopen ik wil haar niet alleen laten zij hoort bij mij". Ook hoorden wij de man zeggen dat hij bij haar wil blijven en haar niet alleen wilde laten gaan. Hierop heb ik de man medegedeeld dat ik met de vrouw weg zou gaan en dat hij op het bureau diende te wachten. Ik zag aan de gezichtsuitdrukking dat de man het er niet mee eens was. Ik zag dat hij boos uit zijn ogen keek richting mijn collega. Ik hoorde dat de man zijn stem aan het verheffen was naar mijn collega.
Ik liep samen met de vrouw weg van bureau Plaza. Op het moment dat wij weg liepen en de man niet meer in zicht was, zag en hoorde ik dat de vrouw zeer geëmotioneerd werd. Ik hoorde de vrouw zeggen dat zij was geslagen door haar vriend. Ik hoorde de vrouw zeggen dat zij in veiligheid gebracht wilde worden omdat haar vriend tot alles in staat is. Ik zag dat de vrouw haar leren jasje opende en zij daarbij een aantal verse krassen in haar hals liet zien. Ik hoorde de vrouw zeggen, kijk wat hij mij heeft aangedaan. Ik hoorde de vrouw zeggen dat haar vriend haar meerdere malen op haar hoofd had geslagen en dat zij nu veel last had van haar hoofd. Ik zag dat de vrouw aan het huilen was.
Op het moment dat ik op bureau Backoffice, gelegen op de luchthaven Schiphol aankwam zag ik dat het rechteroor van de vrouw blauw was. Ik vroeg de vrouw hoe zij aan de blauwe plek kwam op haar rechteroor. Ik hoorde de vrouw zeggen dat het door haar vriend kwam en dat zij overal blauwe plekken had als gevolg van de mishandeling.
Ik zag dat de vrouw een IPhone uit haar koffer haalde waarvan het beeldscherm stuk was en ik zag dat de IPhone gebogen was, Ik zag dat de IPhone onbruikbaar was. Ik vroeg aan de vrouw hoe dit kwam. Hierop hoorde ik de vrouw zeggen: “Dit heeft mijn vriend gedaan, hij heeft ook nog een andere mobiel stuk gemaakt namelijk mijn Samsung, Ook heeft hij mijn paspoort in stukken gescheurd en twee bankpassen vernield. Hij heeft ook een ketting van mijn nek stuk getrokken”. Wij zagen dat de chips uit de bankpassen waren verwijderd en de bankpassen vermoedelijk, hierdoor onbruikbaar waren. Ik zag dat de vrouw een kapotte smartphone van het merk Samsung, het paspoort, twee bankpassen en een ketting uit haar koffer en tas haalde. Ik zag dat de smartphone van het merk Samsung volledig was vernield en vermoedelijk, niet meer bruikbaar was. Ik zag dat het scherm volledig was gebarsten.
[…]
5. Een proces-verbaal van aanhouding van 12 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar [doorgenummerde pagina’s 48 tot en met 50].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
VERDACHTE:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats]
DATUM EN TIJD AANHOUDING: Dinsdag 12 februari 2019 te 16:43 uur.
LOCATIE AANHOUDING: PLAZA SHOPPING CENTER te SCHIPHOL
Op dinsdag 12 februari 2019 omstreeks 16:30 uur bevond ik, verbalisant, mij samen met collega [verbalisant] , kornet der Koninklijke Marechaussee, tevens behorende tot bovengenoemde brigade, in uniform gekleed op de luchthaven Schiphol, belast met de algemene politiedienst.
Op dag, datum en tijd voornoemd werden wij, verbalisanten, door de Officier van Dienst, adjudant-onderofficier Braam geïnformeerd over een incident dat plaats had gevonden op het bureau van de Koninklijke Marechaussee te Schiphol Plaza. Hij deelde ons mede dat hier een vrouw samen met een manspersoon was binnengekomen welke melding maakten van de vermissing van een paspoort. Op het moment dat de manspersoon zich af wende van de dienstdoende baliemedewerker van Justitie hoorde deze de vrouw fluisteren: "help me, I need to talk to you alone". Of woorden van gelijke strekking.”
2.4
Het arrest van het hof houdt – voor zover hier van belang - in:

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat [aangever] niet bereid is nader te worden gehoord en dat daarmee sprake is van een beperking van het ondervragingsrecht van de verdediging. De veroordeling door de politierechter is met name gebaseerd op de verklaring van [aangever] . Nu de verdediging in deze zaak niet voldoende wordt gecompenseerd voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid van de aangeefster, moet haar verklaring worden uitgesloten van het bewijs. Dan resteert onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen
Standpunt van de raadsman
Ook de raadsman heeft zich overeenkomstig zijn pleitnotities primair op het standpunt gesteld dat de verklaring van de aangeefster moet worden uitgesloten van het bewijs, omdat het ondervragingsrecht van de verdediging en daarmee het recht op een eerlijk proces zijn geschonden. Er is geen legitieme reden voor de aangeefster om niet mee te werken aan haar verhoor en deze verklaring dient te worden aangemerkt als doorslaggevend bewijs om te komen tot een veroordeling. Er zijn onvoldoende compenserende maatregelen aan de verdediging geboden om te zorgen dat er toch sprake is van een eerlijk proces, omdat er geen alternatief mogelijk is voor het horen van de aangeefster, nu er geen dwangmiddelen bestaan in het Britse recht ten aanzien van een weigerende getuige.
[…]
Oordeel van het hof
Het hof overweegt dat indien voor de verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft bestaan om een belastende getuige te (doen) ondervragen, het gebruik van een door die getuige afgelegde verklaring in strijd kan komen met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Uit jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de Hoge Raad is onderstaand toetsingskader ontstaan, bestaande uit drie beoordelingsaspecten, die met elkaar verbonden zijn en samengenomen bepalen of een procedure als geheel eerlijk is geweest.
i) Bestond er een goede reden voor het ontbreken van een behoorlijke en effectieve ondervragingsgelegenheid en bijgevolg voor het gebruik van de in het vooronderzoek afgelegde belastende, niet door de verdediging via een ondervraging getoetste, verklaring van de getuige voor het bewijs?
ii) Is de veroordeling uitsluitend of in beslissende mate gestoeld op de verklaring van de belastende getuige (‘sole or decisive rule’)?
iii) Is de verdediging in voldoende mate gecompenseerd voor het ontbreken van die effectieve en behoorlijke ondervragingsgelegenheid?
Toepassing van dit door het EHRM en de Hoge Raad ontwikkelde toetsingskader op het onderhavige geval brengt het hof tot de volgende beoordeling.
Het hof stelt vast dat [aangever] bij de politie een voor de verdachte belastende verklaring heeft afgelegd, welke door de politierechter voor het bewijs is gebruikt. In hoger beroep heeft de verdediging verzocht om [aangever] als getuige te horen. Het hof heeft dit verzoek toegewezen en heeft de zaak daartoe verwezen naar de raadsheer-commissaris. Uit de processen-verbaal van bevindingen van de raadsheer-commissaris van 15 oktober 2021 en 4 april 2023 volgt dat er via een rechtshulpverzoek aan het Verenigd Koninkrijk, het land waar de aangeefster woonachtig is, meerdere pogingen zijn gedaan om de aangeefster te horen. Ondanks de inspanningen van het kabinet van de raadsheer-commissaris is dit niet mogelijk gebleken, vanwege het feit dat de aangeefster niet mee wilde werken aan een (video)verhoor omdat dit volgens haar te traumatisch zou zijn. Gelet hierop en het feit dat er in het Verenigd Koninkrijk geen dwangmiddelen kunnen worden toegepast ten aanzien van een onwillige getuige, oordeelde de raadsheer-commissaris dat het onaannemelijk is dat de getuige binnen aanvaardbare termijn kon worden gehoord. Hierop is de zaak weer op zitting aangebracht.
Ad i) Vaststaat dat er noch in eerste aanleg noch in hoger beroep een behoorlijke en effectieve ondervragingsgelegenheid heeft bestaan voor de verdediging om de betrouwbaarheid van de eerder bij de politie afgelegde verklaring van de aangeefster te toetsen. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van een goede reden dat de aangeefster niet is gehoord. Weliswaar heeft zij verklaard dat, een nader verhoor te traumatisch is, maar medische informatie waaruit dit kan worden afgeleid, ontbreekt.
Ad ii) Voor de beantwoording van de vraag of de bewezenverklaring in beslissende mate steunt op de verklaring van de aangeefster, is van belang in hoeverre die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het benodigde steunbewijs moet betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van de verklaring van deze getuige in het licht van de bewijsvoering als geheel. De aangeefster heeft op 13 februari 2019 bij de politie verklaard dat de verdachte haar heeft geschopt tegen haar lichaam, haar heeft geslagen (onder meer in haar gezicht) en haar aan haar haren heeft getrokken. De verdachte heeft vervolgens haar ketting en bankpasjes kapotgemaakt, haar paspoort verscheurd en haar telefoons vernield. Uit het dossier blijkt dat de aangeefster op 12 februari 2019 met de verdachte op Schiphol was om een vermissingsrapport van haar paspoort op te laten maken. Toen de verdachte op enige afstand van haar stond zei zij tegen een medewerker van de Marechaussee
can’t i speak with youen
help me, I need to talk to you aloneen probeerde zij, volgens de medewerker van de Marechaussee, iets non-verbaal duidelijk te maken. Bij de Marechaussee rees het vermoeden dat de aangeefster bang was voor de verdachte. Er is een vrouwelijke opsporingsambtenaar opgeroepen om met de aangeefster in gesprek te gaan. Terwijl de Marechaussee wachtte op deze opsporingsambtenaar viel het hen op dat de verdachte vragen beantwoordde die aan de aangeefster werden gesteld. Op de vraag of het paspoort van aangeefster misschien gestolen was, gaf de verdachte het antwoord dat het ergens in [plaats] verloren was geraakt, samen met twee bankpassen, of woorden van gelijke strekking. Het gesprek werd vooral met de verdachte in de Nederlandse taal gevoerd. Op het moment dat de vrouwelijke opsporingsambtenaar de aangeefster mee wilde nemen naar een ander vertrek keek de verdachte boos, verhief hij zijn stem en zei hij dat hij meewilde, omdat hij zich verantwoordelijk voelde voor haar. Vervolgens liep de aangeefster alleen met de vrouwelijke opsporingsambtenaar mee. Toen zij eenmaal uit het zicht van de verdachte waren, werd de aangeefster zeer emotioneel en verklaarde zij dat de verdachte haar meermaals op het hoofd had geslagen, dat zij veel pijn had aan haar hoofd en dat zij van hem moest zeggen dat haar paspoort en bankpassen vermist waren. De aangeefster liet daarbij verse krassen in haar hals zien en de opsporingsambtenaar zag dat zij een blauw oor had. Het letsel van de aangeefster is door een verbalisant beschreven. De aangeefster had rode streepvormige verkleuringen op de bovenzijde van haar borstkas en verkleuringen van de huid in de hals, op het oor, op het voorhoofd, onder het linkeroog, op de armen en op een heup. Dit letsel is naar het oordeel van het hof passend bij het door de aangeefster beschreven geweld: het schoppen tegen het lichaam en het slaan tegen het hoofd.
Het hof concludeert op basis van het voorgaande dat de verklaring van de aangeefster niet kan worden aangemerkt als enig of beslissend voor de bewezenverklaring (sole or decisive), nu zich in het dossier voldoende ander bewijs bevindt dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld en haar spullen kapot heeft gemaakt.
Ad iii) Het hof acht de verklaring van de aangeefster betrouwbaar, nu zij kort na de gebeurtenissen waar het hier om gaat heimelijk om hulp heeft gevraagd aan medewerkers van de Marechaussee en aan hen haar verhaal heeft gedaan. Deze medewerkers hebben niet alleen gerelateerd dat de aangeefster vertelde dat zij was mishandeld door de verdachte, maar zij zagen bovendien dat aangeefster bang was en ‘vers’ letsel had. Hiermee wordt het ontbreken van de mogelijkheid om de aangeefster te horen om de betrouwbaarheid van haar verklaring te toetsen deels gecompenseerd.
Voorts speelt mee dat het hof de door de verdachte gegeven verklaring voor het bij de aangeefster geconstateerde letsel en de schade aan de spullen van aangeefster, en daarmee de betwisting door de verdachte van de verklaring van de aangeefster, niet aannemelijk acht. Het hof acht namelijk, gelet op het voorgaande, niet aannemelijk dat het bij de aangeefster geconstateerde en hiervoor beschreven letsel enkel het gevolg is geweest van het (ter verdediging) wegduwen van de aangeefster, zoals de verdachte heeft verklaard. Ook de door verdachte gegeven verklaring voor de schade aan de spullen, te weten dat de aangeefster deze (mogelijk) zelf heeft vernield, acht het hof niet aannemelijk, al is het maar omdat zowel de aangeefster als de verdachte hebben verklaard dat de aangeefster weer naar huis in het Verenigd Koninkrijk wilde gaan en het dan niet voor de hand ligt dat de aangeefster haar eigen paspoort, telefoons en bankpasjes vernielt.
Uitkomst van de beoordeling
Het hof is van oordeel dat gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, in onderlinge samenhang beschouwd, het gebruik van de verklaring van de aangeefster door het hof voor het bewijs niet in strijd is met artikel 6 EVRM en het proces als geheel als fair kan worden gekwalificeerd. Het verweer op dit punt wordt dus verworpen.”
Juridisch kader
2.5
In zijn arrest van 1 april 2025 heeft de Hoge Raad onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie overwogen:
“2.3.1 In gevallen waarin de rechter voor het bewijs gebruik wil maken van een door een getuige afgelegde verklaring, terwijl de verdediging – ondanks het nodige initiatief – niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om ten aanzien van die getuige het ondervragingsrecht uit te oefenen, moet de rechter nagaan of het proces als geheel eerlijk is verlopen. Hierbij zijn – met het oog op de beoordeling of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens […] gewaarborgde recht op een eerlijk proces – van belang (i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt,
(ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en
(iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid.
2.3.2
Voor de beoordeling of wordt voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, is het gewicht van de verklaring van de betreffende getuige in de bewijsconstructie een belangrijke beoordelingsfactor. Dat doet er echter niet aan af dat ook de aanwezigheid van een goede reden voor het niet kunnen ondervragen van de getuige en het bestaan van compenserende factoren in die beoordeling moeten worden betrokken, waarbij al deze beoordelingsfactoren in onderling verband moeten worden beschouwd. Naarmate het gewicht van de verklaring van de getuige groter is, is het – wil de verklaring voor het bewijs kunnen worden gebruikt – des te meer van belang dat een goede reden bestaat voor het niet bieden van een ondervragingsgelegenheid en dat compenserende factoren bestaan.” [2]
2.6
Dit toetsingskader is niet een stappenschema op basis waarvan in een bepaalde volgorde acht moet worden geslagen op (i) de reden voor het niet kunnen ondervragen, (ii) het gewicht van de verklaring [3] en (iii) compenserende factoren. De rechter dient al deze factoren als gezichtspunten mee te nemen in zijn oordeel of het gebruik van een verklaring van een niet door de verdediging ondervraagde getuige strijdig is met het recht op een eerlijk proces. [4] Bij de vraag of er voldoende compenserende factoren aanwezig zijn geweest, gaat het er in de kern om dat de rechter de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet ondervraagde getuige zorgvuldig onderzoekt in samenhang met het overige bewijsmateriaal en in het licht van de betwisting door de verdachte van die verklaring. [5]
Beoordeling van het middel
2.7
Het middel komt op tegen het gebruik voor het bewijs van de verklaringen van de aangeefster. Ik begrijp het middel zo dat het klaagt over het oordeel van het hof dat het bezigen van de verklaring van de aangeefster – ondanks dat de verdediging geen ondervragingsmogelijkheid heeft gehad – niet in strijd is met art. 6 EVRM, omdat dit oordeel niet zonder meer begrijpelijk is. Aan die klacht ligt allereerst ten grondslag dat het oordeel van het hof dat de verklaring van de aangeefster niet ‘sole and decisive’ is voor de bewezenverklaring naar het oordeel van de steller van het middel niet zonder meer begrijpelijk is, omdat de aangeefster ook de bron is van het overige bewijs. Daarnaast wordt het oordeel van het hof dat het ontbreken van de ondervragingsmogelijkheid deels wordt gecompenseerd door andere omstandigheden, door de steller van het middel gemotiveerd betwist.
Ad i)
2.8
Het hof heeft geconcludeerd dat de verklaring van de aangeefster niet kan worden aangemerkt als enig of beslissend voor de bewezenverklaring (‘sole and decisive’). Haar verklaring over de mishandeling en de vernieling van haar spulllen vindt volgens het hof immers steun in ander bewijsmateriaal. Dat oordeel acht ik in het licht van de bewijsvoering niet onbegrijpelijk. De verklaring van de aangeefster vindt steun in zowel het proces-verbaal sporenonderzoek als in een proces-verbaal van bevindingen van de marechaussee, waarin onder meer wordt gerelateerd over de waarneming van a) letsel bij de aangeefster, b) een onbruikbaar gemaakte Iphone in de koffer van de aangeefster, c) een vernielde Samsung telefoon en d) bankpassen waaruit de chips waren verwijderd, terwijl het geconstateerde letsel naar het oordeel van het hof passend is bij het door de aangeefster beschreven geweld: het schoppen tegen het lichaam en het slaan tegen het hoofd.
Ad ii)
2.9
De steller van het middel betwist de stellingname van het hof dat het ontbreken van de ondervragingsmogelijkheid om de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster te toetsen, deels wordt gecompenseerd door de omstandigheden dat 1) de aangeefster kort na de gebeurtenissen heimelijk om hulp heeft gevraagd aan medewerkers van de Marechaussee en aan hen haar verhaal heeft gedaan, 2) deze medewerkers zagen dat zij bang was en ‘vers’ letsel had, 3) het niet aannemelijk is dat het geconstateerde letsel enkel het gevolg is geweest van het (ter verdediging) wegduwen van haar door de verdachte en 4) het niet voor de hand ligt dat zij haar eigen paspoort, telefoon en bankpasjes vernielt als zij weer naar huis in het Verenigd Koninkrijk wilde gaan.
2.1
Deze betwisting berust naar mijn mening op een verkeerde lezing van het arrest en het middel mist daarmee in zoverre feitelijke grondslag. Het hof heeft – anders dan de steller van het middel tot uitgangspunt neemt – niet geoordeeld dat het ontbreken van de ondervragingsmogelijkheid deels wordt gecompenseerd door de door de steller van het middel aangehaalde omstandigheden. Het hof heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster zorgvuldig onderzocht en zijn oordeel dat deze betrouwbaar is gemotiveerd. Daarbij heeft het geoordeeld dat hiermee (daarbij doelende op de toetsing van de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet gehoorde aangeefster door het hof) het ontbreken van de mogelijkheid om de aangeefster te horen om de betrouwbaarheid van haar verklaring te toetsen ten dele wordt gecompenseerd. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk.
2.11
Het middel faalt.

3.Slotsom

3.1
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
3.2
Ambtshalve heb ik geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.
3.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Parketnummer 23-000519-20. De uitspraak is gepubliceerd onder ECLI:NL:GHAMS:2023:2303.
2.HR 1 april 2025,
3.Mijn ambtgenoot Van Wees heeft er in zijn conclusie van 18 maart 2025 op gewezen dat de Hoge Raad thans spreekt van het ‘gewicht’ van de verklaring, waardoor onder meer de term ‘sole and decisive’ zoals gehanteerd door het EHRM minder op de voorgrond staat. Zie zijn conclusie van 18 maart 2025, ECLI:NL:PHR:2025:327, onder 2.9.
4.Vgl. onder meer de conclusie van mijn ambtgenoot Van Wees van 18 maart 2025, ECLI:NL:PHR:2025:327, onder 2.7 en 2.8, de conclusie van mijn ambtgenoot Spronken van 4 februari 2025, ECLI:NL:PHR:2025:146, onder 2.6 tot en met 2.10 en de conclusie van mijn ambtgenoot Aben van 3 december 2019, ECLI:NL:PHR:2019:1253, onder 11 e.v..
5.EHRM 15 december 2015, nr. 9154/10 (Schatschaschwili/Duitsland), § 125-131. Zie ook HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576,