20uren per week en niet ’s nachts werken). Ook wijst eiseres op een rapport van 26 april 2010 van Arboned. Uit dat rapport volgt dat eiseres bij haar werkgever voorheen bekend stond als een pittige vrouw, maar dat zij op de datum in geding volledig onherkenbaar was ten opzichte van vroeger. Verder blijkt uit dat rapport dat eiseres voor haar huishouden is aangewezen op hulp van haar familie, dat zij in feite niet goed in staat is om voor zichzelf te zorgen, dat zij energietekorten heeft en dat haar oudere kinderen de zorg dragen voor de jongste dochter. Dit geeft steun aan de opvatting van Van der Boog dat er sprake is van (ernstige) psychiatrische problemen en dat eiseres verder beperkt is dan aangegeven door de bezwaarverzekeringsarts, aldus eiseres.
3.2.De door de rechtbank benoemde deskundige Sonnenschein heeft dossieronderzoek verricht en eiseres gezien op zijn spreekuur van 3 juni 2011. In zijn rapport van 17 juli 2011 heeft hij vermeld dat bij eiseres, ook op datum in geding (7 juli 2010), sprake is van een ernstige aanpassingsstoornis met depressieve- en angstkenmerken met lichamelijke klachten, met name rugpijn, mogelijk reeds veroorzaakt door een niet herkende hernia, met een belaste gezinssituatie doordat de man van eiseres een CVA heeft gehad met ernstige restverschijnselen. Tevens heeft eiseres last van migraine. Sonnenschein kan zich niet verenigen met de door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid en acht het noodzakelijk dat items met betrekking tot het persoonlijk en sociaal functioneren in de FML worden bijgesteld. Sonnenschein stelt dat door het terugtrekgedrag, de hopeloosheid en moeheid en rugklachten eiseres zich weliswaar mentaal kon instellen op een doel, maar dit niet goed kon realiseren. Dit geldt eveneens voor haar zelfstandig handelen: ook het handelingstempo van eiseres was beperkt door haar geremdheid/angst/hopeloosheid. Dit ter aanvulling op de reeds aangenomen beperkingen dat eiseres is aangewezen op een voorspelbare werksituatie, het niet flexibel kunnen inspelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en/of taakinhoud, het aangewezen zijn op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken en het aangewezen zijn op werk zonder verhoogd persoonlijk risico. Voorts overweegt Sonnenschein dat eiseres de volgende beperkingen heeft ten aanzien van sociaal functioneren. Naast dat eiseres is aangewezen op werk dat geen leidinggevende aspecten bevat, kon eiseres niet goed voor haar kinderen zorgen. Sonnenschein acht eiseres daarom beperkt omdat zij niet goed kan samenwerken, conflicten kan hanteren en emotionele problemen van anderen kan hanteren. Ook schat Sonnenschein de psychische belastbaarheid op hooguit vier uur per dag, hooguit 20 uur per week voor werk dat haar rug niet belast. Ten slotte acht Sonnenschein het verantwoord dat een neuroloog nader onderzoek verricht naar de rugklachten van eiseres.
3.3.Sonnenschein heeft naar aanleiding van de reactie van de bezwaarverzekeringsarts op zijn bevindingen nog een nadere toelichting gegeven in het rapport van 20 oktober 2011. Sonnenschein overweegt dat er, ook al bestond op datum in geding geen ernstige maar een matige depressie, wel sprake was van een ernstige aanpassingsstoornis met depressieve en angstkenmerken, met hopeloosheid en terugtrekgedrag, voldoende om persoonlijk en sociaal dermate beperkt te functioneren in velerlei opzichten. Hoe dit precies uit te splitsen in diverse categorieën zoals de CBBS deze volgens de bezwaarverzekeringsarts aangeeft, weet Sonnenschein niet, maar het was dermate ernstig dat hij ze als zodanig heeft geformuleerd. De urenbeperking van maximaal vier uur per dag en 20 uur per week mag zo worden ingeschat, nu een hogere belasting de kans op uitval had vergroot. Met betrekking tot het advies een deskundige te raadplegen, is Sonnenschein van mening dat het zeer wel mogelijk zou kunnen zijn dat voor de datum in geding al sprake was van ernstige neurologische klachten. Omdat de neurologische klachten zo imponeren bij eiseres, lijkt het Sonnenschein goed hier onderzoek naar te doen. De opmerkingen van de bezwaarverzekeringsarts vormen voor Sonnenschein geen reden om de beantwoording van de vraagstelling van de rechtbank te wijzigen.
3.4.Naar aanleiding van de reactie van Sonnenschein heeft de bezwaarverzekeringsarts op 17 januari 2012 reden gezien een aangepaste FML op te stellen. De bezwaarverzekeringsarts heeft in de rubriek “Sociaal functioneren” op de beoordelingspunten “2.8. Omgaan met conflicten” en “2.9. Samenwerken” aanleiding gezien om eiseres beperkt te achten. De bezwaarverzekeringsarts heeft echter geen beperkingen gesteld ten aanzien van de rubriek “Persoonlijk functioneren” op de beoordelingspunten “1.5. Doelmatig handelen”, “1.6. Zelfstandig handelen” en “1.7. Handelingstempo” in tegenstelling tot wat Sonnenschein heeft geconcludeerd, nu van een ernstige psychiatrische stoornis geen sprake is. Ook heeft de bezwaarverzekeringsarts geen aanleiding gezien om een urenbeperking aan te nemen. Hierop heeft de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapport van 23 januari 2012 gesteld dat er geen aanleiding is om anders te concluderen en dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid niet wijzigt.
3.5.Na de zitting van 3 december 2012 heeft de rechtbank neuroloog Kuster verzocht om een deskundigenrapport uit te brengen. Kuster heeft dossieronderzoek verricht en eiseres gezien op zijn spreekuur. In zijn rapport van 2 maart 2013 heeft hij vermeld dat eiseres op de datum in geding chronische rugpijn met enige uitstraling naar het linker- en rechterbeen had. Van een HNP L5-S1 links, zoals in 2011 geconstateerd, was toen geen sprake. Op 7 juli 2011 was er als gevolg van deze klachten op het vakgebied van Kuster een beperking van de belastbaarheid in de rubrieken fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen, welke beperkingen als licht kunnen worden omschreven. Deze beperkingen komen overeen met de FML van 17 januari 2012. Voorts is Kuster van mening dat eiseres in staat geacht moet worden om de geduide functies te verrichten zoals die volgen uit het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 28 maart 2011. Hierbij is de buiten het vakgebied van Kuster liggende problematiek uitdrukkelijk buiten beschouwing gelaten. De wel tot zijn vakgebied behorende migraineklachten waren niet zodanig dat daar een beperking voor diende te worden geduid, aldus Kuster.
3.6.Kuster heeft naar aanleiding van vragen van eiseres nog een nadere toelichting gegeven in het rapport van 24 mei 2013. Kuster heeft daarin overwogen dat bekkenstabiliteit - voor zover een valide diagnose - niet binnen zijn vakgebied valt. Hij kan zich om die reden niet verenigen met het oordeel van Van der Boog dat de pijnklachten aan de rug (uitstralend naar de benen) samenhangen met bekkeninstabiliteit, noch dat afwisseling van zitten, staan en lopen mogelijk moet zijn in de functies dan wel dat eiseres maximaal vier a vijf uur per dag kan zitten.
3.7.Onder verwijzing naar de uitspraak van 24 januari 2014 van de Raad (ECLI:NL:CRVB:2014:290) overweegt de rechtbank dat als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. De uitgebrachte deskundigenrapporten en de nadere toelichtingen van de deskundigen geven blijk van een zorgvuldig onderzoek en zijn inzichtelijk en consistent. De deskundigen hebben beiden kennis genomen van de dossierstukken en met name de medische informatie. Vervolgens hebben zij beiden onderzocht of naar aanleiding van hun bevindingen nadere beperkingen gesteld dienen te worden. Kuster heeft deze vraag ontkennend beantwoord en geconcludeerd dat op neurologisch vlak geen aanleiding is om nadere beperkingen te stellen. Sonnenschein heeft echter ten aanzien van de psychische beperkingen van eiseres in zijn rapport gemotiveerd uiteengezet dat eiseres meer beperkt is dan door verweerder is aangenomen. Hetgeen door de bezwaarverzekeringsarts is aangevoerd tegen het rapport van de deskundige, brengt de rechtbank niet tot een andersluidend oordeel. 3.8.Nu de bezwaarverzekeringsarts in zijn FML van 17 januari 2012 geen nadere beperkingen heeft gesteld in de rubriek “Persoonlijk functioneren” op de beoordelingspunten “1.5. Doelmatig handelen”, “1.6. Zelfstandig handelen” en “1.7. Handelingstempo” en in de rubriek “6. Werktijden” geen urenbeperking heeft aangenomen, terwijl daar volgens Sonnenschein wel aanleiding toe bestaat, is de rechtbank van oordeel dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit niet in stand kunnen blijven. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder opdracht te geven de medische grondslag van het bestreden besluit in overeenstemming te brengen met het oordeel van Sonnenschein en op basis van de aldus bijgestelde grondslag een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres.
Redelijke termijn 6 EVRM
4.1. Eiseres heeft gewezen op de lange duur van de procedure bij de rechtbank. Zij heeft in dit kader een beroep gedaan op artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en heeft verzocht om haar een schadevergoeding toe te kennen.
4.2.Gelet op de vaste jurisprudentie (zie onder meer de uitspraak van de Raad van 26 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009) mag de behandeling van zaken als deze, waarin van een bezwaar- en beroepsprocedure sprake is, maximaal twee jaar in beslag nemen. Uitgangspunt is daarbij maximaal zes maanden voor het bestuursorgaan voor de behandeling van het bezwaar en maximaal achttien maanden voor de rechtbank voor de behandeling van het beroep. Onder omstandigheden is een langere duur gerechtvaardigd. Voorts moet volgens eveneens vaste jurisprudentie (zie onder meer de uitspraak van de Raad van 9 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY2759) de vraag of de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van betekenis de ingewikkeldheid van de zaak, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld, het processuele gedrag van betrokkene gedurende de hele procesgang en de aard van de maatregel en het daardoor getroffen belang van betrokkene, zoals ook uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens naar voren komt. 4.3.De aan de onderhavige zaak voorafgegane beroepsprocedure is ingeleid met een besluit van 23 september 2010. Vanaf de ontvangst op 20 juli 2010 door verweerder van het - tegen het besluit van 28 juni 2010 ingediende - bezwaarschrift van eiseres van 19 juli 2010 tot de datum van deze uitspraak zijn drie jaar en tien maanden verstreken. Van dit tijdsverloop heeft de behandeling van het bezwaar door verweerder twee maanden geduurd, zodat in de bestuurlijke procedure geen overschrijding heeft plaatsgevonden. De behandeling van het beroep bij de rechtbank vanaf de ontvangst van het beroepschrift op 22 oktober 2010 tot de uitspraak op 9 mei 2014 heeft drie jaar en zes maanden geduurd, terwijl de daartoe gestelde duur anderhalf jaar is.
4.4.Hieraan wordt de gevolgtrekking verbonden dat in deze procedure moet worden beslist omtrent het verzoek van eiseres om schadevergoeding met betrekking tot de mogelijke overschrijding van de redelijke termijn door de rechtbank. Dit geeft aanleiding om het onderzoek te heropenen. Met verdragsconforme toepassing van artikel 8:26 van de Awb merkt de rechtbank daarbij de Staat der Nederlanden (de minister van Veiligheid en Justitie) aan als partij in die procedure.
5.1Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.416,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 2 punten voor het tweemaal verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472,- en een wegingsfactor 1).