Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2014 in de zaak tussen
de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Het derde lid, eerste volzin, van dit artikel bepaalt dat eenmaal griffierecht verschuldigd is, indien het een beroepschrift tegen twee of meer samenhangende besluiten dan wel van twee of meer indieners tegen hetzelfde besluit betreft.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat in bijzondere omstandigheden van het eerste lid kan worden afgeweken.
In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat samenhangende zaken zijn: gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig door een of meer belanghebbenden tegen nagenoeg identieke besluiten op vergelijkbare gronden gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, is verleend door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.
€ 8.035,50 zou moeten vergoeden.
€ 44,89 per persoon. Daar komt bij dat het maken van onderscheid tussen (groepen van) zaken binnen de gehele groep, naar gelang zij al dan niet (nagenoeg) gelijktijdig zijn ingediend, zou leiden tot vergoedingen van uiteenlopende omvang, afhankelijk van de vraag of een zaak tot een samenhangende groep behoort en zo ja, van de omvang van die groep. Dit verschil in hoogte van de vergoeding zou, gelet op de vergelijkbare omvang van de werkzaamheden van de gemachtigde voor de afzonderlijke zaken, niet gerechtvaardigd zijn. De rechtbank is het dan ook eens met de gemachtigde van eiseressen dat er bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de forfaitaire berekening rechtvaardigen. De rechtbank acht een vergoeding van een bedrag van € 120,- per persoon aan proceskosten in bezwaar redelijk.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat verweerder voor de proceskosten in bezwaar een bedrag van in totaal € 21.480,- (179 x € 120,-) aan eiseressen moet vergoeden;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van in totaal € 8.055,-
- veroordeelt verweerder in de proceskosten in beroep van eiseressen tot een bedrag van € 1.461,-.
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2014.