ECLI:NL:RBAMS:2023:8870

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
9723888 EL 22-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in effectenleasezaak met betrekking tot vernietiging van leaseovereenkomsten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 17 augustus 2023 een tussenuitspraak gedaan in een effectenleasezaak. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, heeft een vordering ingesteld tegen Dexia Nederland B.V. De procedure is gestart met een dagvaarding op 23 februari 2022, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De eiseres stelt dat haar echtgenoot leaseovereenkomsten heeft ondertekend zonder haar schriftelijke toestemming, wat volgens artikel 1:89 BW leidt tot vernietigbaarheid van deze overeenkomsten. De eiseres heeft op 11 februari 2005 een beroep gedaan op deze vernietigbaarheid.

Dexia betwist de vorderingen van de eiseres en stelt dat de vordering uit onverschuldigde betaling is verjaard. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de eiseres de bevoegdheid had om de overeenkomsten te vernietigen, omdat de schriftelijke toestemming ontbrak. De rechter heeft ook geoordeeld dat de vordering tijdig is gestuit, ondanks de betwisting van Dexia. De kantonrechter heeft Dexia veroordeeld om aan de eiseres terug te betalen wat haar echtgenoot heeft betaald onder de vernietigde overeenkomsten, verminderd met eventuele uitkeringen die hij heeft ontvangen.

De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering door de eiseres met betrekking tot de verkoop van aandelen die voortvloeien uit de leaseovereenkomsten. De kantonrechter heeft Dexia in de gelegenheid gesteld om op de akte van de eiseres te reageren. De beslissing om verdere stappen te ondernemen is aangehouden tot de volgende zitting op 14 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Afdeling Privaatrecht
zaak- en rolnummer: 9723888 EL 22-15
vonnis van: 17 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter:
i n z a k e
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
t e g e n
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiseres] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 februari 2022;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam echtgenoot eiseres] , echtgenoot van [eiseres] (verder te noemen: [naam echtgenoot eiseres] ), heeft de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) ondertekend met als wederpartij (de rechtsvoorganger van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[nummer 1]
16-6-2000
WinstVerDriedubbelaar
36 mnd
€ 13.608,32
II.
[nummer 2]
12-10-2000
WinstVer10Dubbelaar
120 mnd
€ 18.204,80
III.
[nummer 3]
17-11-2000
Beleggen met Bonus
36 mnd
€ 7.413,28
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
Aandelen uitgeleverd
I.
16-6-2003
€ 0,00
Ja
Ja
II.
18-10-2010
- € 3.139,76
Ja
Nee
III.
13-11-2003
€ 0,00
Ja
Ja
2.3.
[eiseres] was ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten gehuwd met [naam echtgenoot eiseres] . [eiseres] heeft [naam echtgenoot eiseres] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van deze overeenkomsten.
2.4.
Bij brief van 11 februari 2005 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [eiseres] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de voornoemde overeenkomsten als bedoeld in artikel 1:89 BW.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover rechtens toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad, zal verklaren voor recht dat de onderhavige overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd en Dexia te veroordelen om al hetgeen [naam echtgenoot eiseres] krachtens die overeenkomsten aan Dexia heeft betaald, aan [eiseres] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag der door [naam echtgenoot eiseres] gedane betalingen, althans vanaf de door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan die der voldoening, met veroordeling van Dexia in de proceskosten.
3.2.
Dexia betwist de vorderingen van [eiseres] . Daartoe stelt zij zich voor zover hier van belang op het standpunt dat de vordering uit onverschuldigde betaling van [eiseres] is verjaard.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Recente machtiging
4.1.
Dexia betwist allereerst - bij gebreke van een recente volmacht - dat Leaseproces gevolmachtigd is om namens [eiseres] deze procedure op te starten. Zij verzoekt de kantonrechter daarom om Leaseproces te gelasten een recente volmacht te overleggen waaruit de wil blijkt van [eiseres] om Dexia nog immer in rechte te betrekken. Dit verweer slaagt niet. Door Dexia is niet betwist dat Leaseproces door [eiseres] gevolmachtigd is. Zij wil bewijs dat dit niet veranderd is. Hiervoor is geen grond. Dat in het verleden een enkele keer is voorgekomen dat een cliënt was overleden, betekent niet dat dit ook voor deze zaak geldt. Dexia heeft niet onderbouwd dat er aanleiding bestaat om te veronderstellen dat juist [eiseres] haar machtiging heeft ingetrokken of is overleden.
Huurkoop en artikel 1:88/1:89 BW
4.2.
Er is sprake van huurkoop. Dit betekent dat [naam echtgenoot eiseres] voor het aangaan van elke overeenkomst de schriftelijke toestemming van [eiseres] behoefde (HR 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2837 en HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM3868). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [eiseres] de bevoegdheid een beroep te doen op de vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:88 en 1:89 BW.
Beroep Dexia op verjaring vordering uit onverschuldigde betaling
4.3.
Dexia stelt dat de door [eiseres] ingestelde vordering uit onverschuldigde betaling is verjaard, dat de gemachtigde van [eiseres] (hierna Leaseproces) niet gevolmachtigd was om namens haar enige verjaring te stuiten en dat niet (voldoende tijdig) een door [eiseres] aan Leaseproces verleende volmacht voor het verrichten van een stuitingshandeling is overgelegd nadat Dexia de vertegenwoordigingsbevoegdheid van Leaseproces uitdrukkelijk had bestreden.
4.4.
[eiseres] heeft bovengenoemde stellingen van Dexia gemotiveerd betwist. [eiseres] verwijst daarbij naar de brieven van Leaseproces van 24 januari 2012 en 27 oktober 2016 (zie productie 8 bij conclusie van repliek) voor al haar cliënten (waaronder [naam echtgenoot eiseres] ) en de echtgenoten van de betreffende cliënten, waarmee de verjaring van al hun rechten ten aanzien van al hun vorderingen jegens Dexia zijn gestuit. Ook heeft [eiseres] een afschrift overgelegd uit de administratie van Leaseproces van de digitaal door [naam echtgenoot eiseres] verleende toestemming/volmacht, die luidt als volgt: “
Ik geef Leaseproces toestemming om de verjaring van de vordering op Dexia te stuiten. Deze toestemming geldt ook voor mijn eventuele partner en/of familieleden.”.
4.5.
Met de verwijzing in de brieven naar de echtgenoten van de personen die op de bij de brieven gevoegde lijsten waren vermeld (zoals [naam echtgenoot eiseres] ) wordt voldaan aan de eisen van een rechtsgeldige stuiting als bedoeld in artikel 3:317 BW. Verder brengt de digitaal verleende toestemming mee dat ervan moet worden uitgegaan dat Leaseproces bevoegd was namens [eiseres] de verjaring van de rechtsvordering uit onverschuldigde betaling te stuiten. Daarnaast heeft Dexia niet terstond, namelijk onmiddellijk na ontvangst van de brief van 24 januari 2012, om bewijs van de volmacht van Leaseproces gevraagd. Daarna kan op artikel 3:71 lid 1 BW geen beroep meer worden gedaan. Voor een nadere onderbouwing van het voorgaande wordt verwezen naar het arrest van het hof Amsterdam van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:3735) en het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:6389, rov. 6.7 tot en met 6.16). Ten slotte is als gevolg van de op het moment van vernietiging van de overeenkomst(en) reeds aanhangige collectieve procedure de verjaring van de restitutievordering gestuit en wel tot zes maanden nadat hof Amsterdam in zijn beschikking van 25 januari 2007 de WCAM-overeenkomst verbindend heeft verklaard (zie Hoge Raad 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3018 en Hoge Raad 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:936). Uit het voorgaande volgt dat de vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling tijdig is gestuit en dat betekent dat het daartegen gerichte verjaringsverweer van Dexia wordt verworpen.
Vorderingen van [eiseres]
4.6.
Nu het voornoemde verweer niet slaagt, slaagt het beroep op vernietiging van de overeenkomsten als bedoeld in artikel 1:89 BW. De gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar.
4.7.
Dexia dient aan [eiseres] ter zake van de overeenkomsten te betalen al hetgeen [naam echtgenoot eiseres] ter zake van de onderhavige overeenkomsten aan Dexia heeft betaald, verminderd met al hetgeen [naam echtgenoot eiseres] ter zake van deze overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden, overige uitkeringen, opbrengsten en eventueel een reeds ontvangen (gedeeltelijke) schadevergoeding (exclusief wettelijke rente).
Overname aandelen
4.8.
Blijkens het door Dexia overgelegde financieel overzicht heeft [naam echtgenoot eiseres] aan het einde van de overeenkomsten I en III (al) de aandelen overgenomen. Die aandelen dient [naam echtgenoot eiseres] terug te leveren om zo in een positie te komen alsof die overeenkomsten en de daaraan gerelateerde contractuele verhouding tussen partijen nimmer hebben bestaan. Uit de stellingen van [eiseres] vloeit voort dat de aandelen inmiddels zijn verkocht, zodat [naam echtgenoot eiseres] deze niet meer terug kan leveren. Het voorgaande leidt ertoe dat bij het bepalen of en, zo ja, welk bedrag door Dexia dient te worden gerestitueerd rekening dient te worden gehouden met de verkoopopbrengsten van de aandelen. De vernietiging van de overeenkomsten heeft immers plaatsgevonden nadat de aandelen zijn overgenomen.
4.9.
In het gewezen arrest van het hof Amsterdam van 19 juni 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:2031), heeft het hof Amsterdam overwogen dat nu de afnemer geen bewijsstukken van de verkoop van de aandelen in het geding heeft gebracht, niet op voldoende verifieerbare wijze kan worden vastgesteld tot welk bedrag Dexia zich op verrekening kan beroepen. Dit betreft stukken die zich in het domein van de afnemer bevinden en waartoe Dexia geen toegang heeft. Dexia is geheel afhankelijk van de
medewerking van de afnemer. Dat de afnemer niet weet wanneer en tegen welke prijs hij de aandelen heeft verkocht komt voor zijn rekening en risico. Dit leidt ertoe dat de werkelijke verkoopopbrengst geacht moet worden (maximaal) gelijk te zijn aan het door Dexia verschuldigde bedrag, zodat na verrekening voor Dexia niets te betalen resteert.
4.10.
[eiseres] heeft vooralsnog geen bewijs van de verkoop van de aandelen overgelegd. Zij wordt nog eenmaal in de gelegenheid gesteld die relevante stukken in het geding te brengen dan wel zich hieromtrent nader gemotiveerd uit te laten.
4.11.
Dexia zal in de gelegenheid worden gesteld op de akte te reageren.
4.12.
In afwachting hiervan zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
14 september 2023voor akte van de zijde van [eiseres] ;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.