In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een niet-toegelaten vreemdeling, tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 23 juli 2019 een verzoek ingediend om inzage in haar persoonsgegevens die door verweerder waren verwerkt, op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Verweerder heeft in zijn primaire besluit van 27 november 2019 en het bestreden besluit van 23 maart 2020, het verzoek deels ingewilligd door een overzicht van de verwerkte persoonsgegevens te verstrekken, maar niet in de door eiseres gevraagde documenten. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat verweerder niet kan volstaan met een overzicht en dat zij recht heeft op inzage in de documenten waarin haar persoonsgegevens zijn verwerkt.
De rechtbank heeft beoordeeld of verweerder heeft voldaan aan het inzageverzoek en of er sprake is van misbruik van recht. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet kan volstaan met een overzicht, maar dat eiseres met het verstrekte overzicht kan voldoen aan het doel van artikel 15, derde lid, AVG. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden en heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.000,- aan eiseres. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar erkent de overschrijding van de redelijke termijn en de proceskostenveroordeling.