ECLI:NL:RBAMS:2024:2669

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
13/012809-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van een minderjarige in Amsterdam

Op 10 januari 2023 werd de politie ingeschakeld vanwege de ontvoering van een 15-jarige jongen in de wijk De Pijp in Amsterdam. De jongen werd door meerdere verdachten in een Fiat Talento getrokken en meegenomen. De politie kon het voertuig kort na de ontvoering traceren en stopte het op de A27. De verdachten werden aangehouden, en de jongen werd bevrijd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die zich op de zitting op zijn zwijgrecht beriep, betrokken was bij de ontvoering en een leidende rol had in de voorbereiding en uitvoering ervan. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van voorarrest, en een contactverbod met het slachtoffer voor drie jaar. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt, en oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de ontvoering. De rechtbank wees ook schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen, waaronder immateriële schade voor de jongen en zijn moeder.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/012809-23
Datum uitspraak: 13 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 13 februari 2024, 15 februari 2024, 5 maart 2024, 6 maart 2024 en 13 mei 2024.
De zaak tegen verdachte (hierna ook: [verdachte] ) is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (13/011907-23), [medeverdachte 2] (13/011852-23), [medeverdachte 3] (13/011938-23), [ medeverdachte 4] (13/043955-23), [medeverdachte 5] (13/076030-23) en [medeverdachte 6] (13/064657-23).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officieren van justitie, mr. J.H. van der Meij en mr. L. van Haeringen (hierna: de officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A. Çatbaş, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen namens de benadeelde partijen [slachtoffer] en [benadeelde partij (moeder slachtoffer)] naar voren is gebracht door hun advocaat mr. N.J. Hoogenboom.

2.Inleiding en tenlastelegging

Op 10 januari 2023 krijgt de politie melding van een ontvoering van een op dat moment 15-jarige jongen in de wijk De Pijp in Amsterdam. Hij zou zijn meegenomen in een Fiat Talento met kenteken [kenteken 1] . Nog geen uur later ziet de politie het voertuig waarin de jongen is meegenomen rijden op de A1 richting Hilversum, waarna het voertuig uiteindelijk op de A27 een stopteken krijgt. In het voertuig bevinden zich, naast het slachtoffer, drie andere inzittenden. Zij worden aangehouden. Naar aanleiding van het voorgaande is het onderzoek Pascua gestart.
Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich op 10 januari 2023 in Amsterdam en/of Groenekan en/of Langbroek, althans in Nederland heeft schuldig gemaakt aan:
het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling van [slachtoffer] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) wettig en overtuigend kan worden bewezen. Van (het medeplegen van) de ten laste gelegde gijzeling dient verdachte volgens de officier van justitie te worden vrijgesproken, nu de rechtbank daarvoor eerder geen ernstige bezwaren heeft aangenomen en het onderzoek op dat punt geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft opgeleverd.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Ter onderbouwing hiervan heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van (het medeplegen van) de ten laste gelegde gijzeling geldt dat niet kan worden bewezen dat het oogmerk van verdachte (en zijn medeverdachten) gericht was op een ander te dwingen iets wel of niet te doen. Het motief van de ontvoering is niet komen vast te staan.
Het dossier bevat geen bewijs waaruit kan worden afgeleid dat verdachte één van de gedachtestreepjes van de ten laste gelegde gedragingen feitelijk heeft verricht. Gedragingen die wel aan verdachte kunnen worden toegerekend, zijn niet dragend voor het medeplegen van de ontvoering. Daarbij is van belang dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is van de telefoon met als (Signal) naam ‘ Holland ’. Ook kan de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 6] niet tot het bewijs worden gebruikt. De verdediging heeft niet de kans gehad om haar te bevragen over haar onaannemelijke verklaring, nu zij na het verzoek haar als getuige te horen te kennen heeft gegeven zich op haar verschoningsrecht te zullen beroepen. Nu duidelijk is dat cliënt niet ‘ Holland ’ is, gaat het om een doorslaggevend bewijsmiddel waarvoor het dossier onvoldoende steunbewijs biedt.
De rechtbank kan gelet op het voorgaande geen vaststellingen doen over de intensiteit van een eventuele samenwerking, de onderlinge taakverdeling en het
belang van de rol van verdachte.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Aanleiding onderzoek
Op 10 januari 2023 omstreeks 08:39 uur krijgt de politie melding van een ontvoering van een 15-jarige jongen in de wijk De Pijp in Amsterdam. Een getuige hoorde rond 08:35 uur geschreeuw en zag dat een jongen schuin tegenover een woning aan de [adres 2] door twee mannen in de laadruimte van een wit busje, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , werd getrokken. [2] Een andere getuige zag rond hetzelfde tijdstip ook een witte bus staan en hoorde iemand om hulp roepen. [3] Weer een andere getuige hoorde iemand ‘Nee’ schreeuwen. [4] Nadat een man aan de bestuurderskant van de bus was ingestapt, reed de bus weg. [5] Ook bleek dezelfde ochtend een wit zakje te zijn geplakt op de ring-deurbel van huisnummer [huisnummer] . [6] Daarnaast werd de capuchon van de jas van het slachtoffer, [slachtoffer] op straat gevonden. [7] Wanneer de politie ter plaatse komt, wordt de moeder van [slachtoffer] door hem gebeld. [slachtoffer] zegt tijdens dat gesprek dat hij in orde is, dat het een ‘
prank’ (de rechtbank begrijpt: een grap) is en dat hij naar huis komt. [8]
Nadat verbalisanten via het Operationeel Centrum een melding hebben gekregen over de ontvoering met de opdracht om uit te kijken naar een voertuig met kenteken [kenteken 1] (een Fiat Talento), ziet de politie het voertuig met genoemd kenteken rijden op de Rijksweg A1 richting Hilversum. Nadat het voertuig de Rijksweg A27 op is gereden geeft de politie een stopteken, waaraan de bestuurder voldoet. [9] De politie beveelt de bestuurder zijn handen te laten zien, waaraan hij, ook na meerdere herhalingen, niet voldoet. Na het lossen van twee waarschuwingsschoten geeft de bestuurder gehoor aan het bevel en verlaat hij als eerste inzittende het voertuig. De bestuurder, die later geïdentificeerd wordt als [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) [10] , geeft aan dat er nog drie personen in de laadruimte van het busje zitten. [11] Naast [slachtoffer] , die geboeid, mank lopend en suf het voertuig verlaat, zitten er nog twee andere personen in de bus. Ook zij verlaten het voertuig en later worden geïdentificeerd als medeverdachten [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ). [12]
In het voertuig zijn vijf telefoons gevonden die in beslag zijn genomen en zijn veiliggesteld voor nader onderzoek. Een telefoon lag naast de bestuurdersstoel in de cabine en drie in de laadruimte. In de fouillering van [medeverdachte 2] is ook een telefoon aangetroffen die in beslag is genomen. [13] Daarnaast zijn in het voertuig een formulier van het verhuurbedrijf [verhuurbedrijf] [14] , een stroomstootwapen [15] , een busje traangas [16] , een ladder [17] , een skibril en een gag-ball [18] aangetroffen.
Verklaringen aangever [slachtoffer]
Wanneer [slachtoffer] na zijn bevrijding wordt overgebracht naar het politiebureau, doet hij aangifte van de ontvoering en legt hij zijn eerste verklaring af. Hij vertelt dat hij op 10 januari 2023 omstreeks 08:40 uur buiten stond om zijn fiets te pakken om naar school te gaan. Hij zag dat een ladder voor zijn fiets stond. Toen hij zijn fiets van het slot wilde halen, werd hij aangesproken door een vrouw, die uit een geparkeerde bus was gestapt en hem vroeg om haar te helpen een ladder in de bus te zetten, wat [slachtoffer] deed. [19]
Aangekomen bij de bus, opende [slachtoffer] de deur van de laadruimte waarin de ladder geplaatst moest worden. Daar sprongen toen twee mannen uit die [slachtoffer] vastpakten en de laadruimte introkken. Toen [slachtoffer] om hulp riep, deed één van de mannen zijn hand voor [slachtoffer] ’s mond, zodat hij niet meer kon schreeuwen. [slachtoffer] probeerde zich te verzetten, maar het lukte hem niet los te komen. De mannen pakten [slachtoffer] bij zijn lichaam en zijn hoofd vast. Zij legden [slachtoffer] eerst op zijn buik op de grond van de laadruimte [20] , waarbij [slachtoffer] voelde dat hij strak tegen de grond werd gehouden. [21] Daarna moest [slachtoffer] op de grond in de bus gaan zitten. De mannen doorzochten zijn kleding. Daarbij pakten zij zijn sleutels en zijn telefoon uit zijn zakken en deden zijn telefoon uit. [22] [slachtoffer] verklaart in zijn aanvullende verhoor dat hij eigenlijk meteen iets over zijn hoofd kreeg dat strak zat. [23] Ook werd er iets in zijn mond gedaan. Het leek op een plastic bal die werd vastgezet. [24] Toen [slachtoffer] aangaf dat hij niet kon ademen, werd het voorwerp uit zijn mond gehaald. Tegelijkertijd werden handboeien om [slachtoffer] ’s polsen aangebracht. [25]
Kort nadat [slachtoffer] in de bus werd getrokken reed de bus weg. Dit voelde hij door beweging en bochten die werden gemaakt. [26]
Op enig moment tijdens de rit werd het voorwerp van [slachtoffer] ’s hoofd gehaald. De mannen zeiden tegen hem dat het een
‘prank’was. [slachtoffer] zag dat de mannen met hun telefoons bezig waren, alsof zij berichten aan het versturen waren. Uit [slachtoffer] ’s verklaring volgt dat hij bang was en hoopte dat het snel voorbij zou zijn. [27] Toen de mannen doorhadden dat zij achtervolgd werden door de politie, zei één van de mannen dat [slachtoffer] moest kijken of iemand hem gebeld had.. [28] Ook hoorde [slachtoffer] de mannen tegen de bestuurder zeggen dat hij niet naar
die plekmoest gaan. [29] De mannen zeiden tegen [slachtoffer] dat hij geen domme dingen moest doen, dat hij moest meewerken en dat ze wisten waar zijn broertje op de crèche zit. Zij zouden anders naar hem toegaan. [30] Toen de telefoon van [slachtoffer] weer werd aangezet bleek dat zijn moeder hem had gebeld. Omdat de mannen hem daartoe dwongen, belde [slachtoffer] zijn moeder terug om te zeggen dat hij voor de grap was meegenomen. [31]
Camerabeelden voorafgaand aan de ontvoering
Het dossier bevat een aantal processen-verbaal waarin de op 10 januari 2023 opgenomen beelden van verschillende camera’s die zich in de nabijheid van de plaats delict bevinden door verbalisanten zijn bekeken en beschreven.
Op de terechtzitting van 13 februari 2024 is een aantal van voornoemde camerabeelden ook bekeken.
Om 07:36:20 uur komt een vrouw, die loopt uit de richting van de Tweede Jan Steenstraat ( [nummers 1] ), zichtbaar in beeld. Deze vrouw is later geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ). [medeverdachte 6] steekt de Van Woustraat over en loopt in het verlengde van de Tweede Jan Steenstraat in de richting van de hogere nummering ( [nummers 2] ). Om 07:42:14 komt [medeverdachte 6] de Tweede Jan Steenstraat vanaf de hoge nummering uitlopen in de richting van de Van Woustraat en steekt over om in de richting van de Tweede Jan Steenstraat lagere nummering uit beeld te verdwijnen.
Om 07:48:46 uur komt [medeverdachte 6] weer het beeld in lopen vanuit de Tweede Jan Steenstraat, steekt de straat weer over en vervolgt haar weg terug de Tweede Jan Steenstraat in de richting van de hoge nummering. [32]
Om 07:50:05 uur is te zien dat een grijze Citroën C3 de Tweede Jan Steenstraat in komt rijden vanaf de Van Woustraat. Het voertuig wordt tien seconden later gevolgd door een witte bestelbus Fiat Talento en vijf seconden later komt een witte Citroën C3 in beeld.
De verbalisant die de beelden heeft bekeken, heeft in het proces-verbaal opgemerkt dat het onderzoeksteam er gelet op de uitkomsten van nader onderzoek van uitgaat dat deze drie voertuigen de Citroën C3 grijs met kenteken [kenteken 2] , de Fiat Talento met kenteken [kenteken 1] en de Citroën C3 wit met kenteken [kenteken 3] betreffen. [33]
Hoewel het kenteken van één van de drie voertuigen, te weten de grijze Citroën C3 met kenteken [kenteken 2] niet door een getuige op camerabeelden of anderszins bij de plaats delict is waargenomen, gaat de rechtbank ervan uit dat de op de beelden waargenomen grijze Citroën C3, de Citroën C3 met kenteken [kenteken 2] betreft. Daarvoor is het volgende van belang.
Uit het dossier volgt dat de bij de ontvoering gebruikte Fiat Talento met kenteken [kenteken 1] is gehuurd bij [verhuurbedrijf] te Amsterdam. Verdachte (hierna ook: [verdachte] ) heeft deze bestelbus en drie andere voertuigen, waaronder een Citroën C3 voorzien van kenteken [kenteken 3] en een Citroën C3 voorzien van kenteken [kenteken 2] op 8 januari 2023 omstreeks 12.30 uur bij [verhuurbedrijf] opgehaald. [34]
Bij de beschrijving van de beelden van een camera van een bedrijf gevestigd aan de Tweede Jan Steenstraat [nummer 1] te Amsterdam is om 08:36:47 uur de witte Citroën met kenteken [kenteken 3] door de verbalisant waargenomen. [35] Tevens volgt uit verstrekte ANPR-gegevens dat de gebruikte Fiat Talento bus met kenteken [kenteken 1] , de Citroën C3 voorzien van kenteken [kenteken 3] en de Citroën C3 voorzien van kenteken [kenteken 2] op 10 januari 2023 om 07:41 uur alle drie zijn geregistreerd op de Europaboulevard, komende uit de richting van de A10 gaande in de richting van het Europaplein. Deze locatie is hemelsbreed ongeveer 2 kilometer verwijderd van de plaats delict en de rijrichting is hemelsbreed in de richting van de plaats delict. [36] De boordcomputer van de Citroën C3 met kenteken [kenteken 2] heeft op 9 januari 2023 om 23:32 uur en op 10 januari 2023 om 10:33 uur en om 10:49 uur een zendmast aangestraald die valt onder de netwerkmeting van [adres 3] te Langbroek, de plek waar [slachtoffer] naartoe gebracht zou worden. [37] De rechtbank houdt het er voor, gelet op het voorgaande, dat de op de beelden waargenomen grijze Citroën, de Citroën met kenteken [kenteken 2] betreft. Dit voertuig zal daarom verder in dit vonnis met kenteken [kenteken 2] worden aangeduid.
Om 07:50:40 uur is op de beelden van camera A te zien dat de Fiat Talento op het trottoir voor perceel [huisnummer] parkeert. [38] De witte Citroën gaat naast de bus staan en staat langere tijd stil. [39]
Om 07:54:00 uur komt een persoon in beeld die loopt bij de achterzijde van de bus en die de linker laaddeur opent. Dit blijkt [medeverdachte 6] te zijn.
Om 07:54:15 uur is te zien dat een tweede persoon aan komt lopen die de linker laaddeur weer sluit. Beiden verdwijnen rechts van de bus uit beeld. [40] De rechtbank heeft deze beelden ter terechtzitting van 13 februari 2024 en (zoals medegedeeld ter terechtzitting van 5 maart 2024) in raadkamer bekeken. De rechtbank heeft op deze beelden waargenomen dat er licht en beweging in de laadruimte te zien is op het moment dat de linker laaddeur open is.
Om 07:57 uur komt een man het portiek Tweede Jan Steenstraat [nummer 2] inlopen en neemt plaats op de trap. [41] Uit bevindingen van de politie volgt dat deze man qua huidskleur, vorm van de kaak en neus sterke gelijkenissen vertoont met verdachte. [42] Op 28 februari 2023 om 21:48 uur, kort na een in een uitzending van Opsporing Verzocht getoonde still van deze man, is een gesprek opgenomen tussen [verdachte] en zijn vriendin [naam vriendin verdachte] . Tijdens dit gesprek heeft [verdachte] onder meer het volgende gezegd:

Ik hoop alleen niet, dat iemand, die een hekel aan mij heeft.. (gelach) ... die dat ziet en gaat bellen.”, “Maar goed dat ben ik gewoon, met mijn kop”, “Jij herkent mij, want jij kent mij”, “Vaker met me pan op tv geweest”.[naam vriendin verdachte] bevestigt dat zij [verdachte] herkent. [43]
Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat deze man op de beelden, ook wel aangeduid als NN5, medeverdachte [verdachte] betreft. NN5 zal daarom verder in het vonnis worden aangeduid als [verdachte] .
Tot 08:18:00 uur loopt [verdachte] een paar keer weg vanaf en terug naar het portiek. Hij heeft om 07:59:30 uur en 08:18:00 uur een wit zakje in zijn hand. [44] De rechtbank acht het aannemelijk dat het [verdachte] is geweest die het witte zakje op de ring-deurbel van nummer [huisnummer] heeft geplakt. Op enig moment geeft [verdachte] een fluitsignaal. [45]
Rond 08:32:00 uur komt een tot op heden onbekend gebleven persoon, ook wel NN4 genoemd, in beeld. NN4 gaat op een vrijgekomen parkeerplek tegenover perceel [nummer 1] staan. [46] Om 08:36:47 uur komt de witte Citroën C3 met kenteken [kenteken 3] aan rijden en parkeert op de plek waar NN4 staat te wachten. NN4 stapt vervolgens als bijrijder in deze Citroën. [47]
Camerabeelden van en na de ontvoering
Rond 08:37:07 uur loopt een persoon (naar later bleek: aangever [slachtoffer] ) richting de fietsenstalling rechts naast de bus. [48] [medeverdachte 6] stapt vervolgens uit via de bijrijderskant van de Fiat Talento bus. Zij loopt voor de bus langs en kijkt dan in de richting van portiek [nummer 2] waar [verdachte] zit. Er lijkt communicatie te zijn met [verdachte] . [49]
Om 08:37:50 uur lopen [slachtoffer] en [medeverdachte 6] met een ladder naar de achterzijde van de bus. [50] In een geluidsopname is volgens de verbalisant op dat moment een vrouwenstem te horen die zegt: "
Is lang, dan zetten we hem er schuin in? Ja". [51]
Om 08:37:56 uur is te zien dat [slachtoffer] de linker achterdeur van de bus opent en dat er onmiddellijk twee mannen, ook wel aangeduid als NN1 en NN2, uit de bus komen die hem overmeesteren en in de laadruimte van de bus duwen. Deze mannen zijn later geïdentificeerd als medeverdachten [medeverdachte 3] respectievelijk [medeverdachte 2] . Bovendien zijn zij degenen die in de laadruimte van het busje zaten toen de politie de bus op de Rijksweg A27 een stopteken gaf en zijn aangehouden. Deze mannen op de beelden zullen daarom verder in het vonnis worden aangeduid als [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] .
Op het moment dat [slachtoffer] de deur opent is te zien dat [medeverdachte 6] haar linkerhand al richting de rechter oksel van [slachtoffer] brengt. Zelfs als [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] [slachtoffer] vastgrijpen is nog te zien dat [medeverdachte 6] [slachtoffer] vastgrijpt bij zijn rechterarm. [52] Te zien is dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] [slachtoffer] richting de bus trekken en [medeverdachte 6] [slachtoffer] daartoe vastpakt. [slachtoffer] belandt, nadat hij wordt vastgepakt, in een worsteling met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Op dit moment is te horen dat iemand, vermoedelijk [slachtoffer] , hard schreeuwt: "serieus?”, gevolgd door paniekerig hulpgeroep. [53] In die worsteling wordt [slachtoffer] in de laadruimte van de bus gebracht door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 6] pakt de ladder van de grond en schuift deze kennelijk door de zijdeur de bus in. [54]
Rond 08:38:30 uur ziet de verbalisant NN4 als bestuurder in de Citroën C3 stappen en NN3 wegrennen in de richting van de witte bus waar [slachtoffer] in werd getrokken. NN3 stapt in de bus als bestuurder. [55] NN3 is later geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 1] en tevens aangehouden als bestuurder van de bij de ontvoering gebruikte bus. NN3 zal gelet daarop verder in het vonnis worden aangeduid als [medeverdachte 1] .
Rond 08:38:32 uur loopt [verdachte] voor de witte C3 langs in de richting van de Hemonystraat. [medeverdachte 6] loopt kort daarna dezelfde richting op. Vervolgens rijdt de bus met hoge snelheid weg richting de Hemonystraat/Amsteldijk. Ook de witte Citroën C3 komt in beeld en rijdt dezelfde kant op. [56]
De telefoons van het merk Samsung
Na de aanhouding van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben verbalisanten in de Fiat [kenteken 1] verschillende telefoons aangetroffen, waaronder twee telefoons van het merk Samsung, type A032F-DS. In de fouillering van [medeverdachte 2] is een derde telefoon aangetroffen van het merk Samsung, type A032F-DS. De telefoons beschikten alle drie over de applicatie ‘Signal’. De telefoon die werd aangetroffen in de cabine op de bijrijdersstoel had als telefoonnummer [telefoonnummer 1] en als Signal-naam ‘ Portugal ’, de telefoon uit de fouillering van medeverdachte [medeverdachte 2] met telefoonnummer [telefoonnummer 2] had als Signal-naam ‘ Spanje ’ en de telefoon die werd aangetroffen in de laadruimte met telefoonnummer [telefoonnummer 3] had als Signal-naam ‘ Frankrijk ’. [57]
De telefoons maakten alle drie deel uit van een groeps-chat in de applicatie Signal, genaamd ‘ Holland ’. [58] Deze groep bestond uit vijf leden die allemaal werden aangeduid met een Europees land. Naast de leden met de bijnamen Spanje , Frankrijk en Portugal , zoals hiervoor genoemd, bestond de groep uit nog twee andere leden die gebruik maakten van de bijnamen België en Holland , met als telefoonnummers respectievelijk [telefoonnummer 4] en + [telefoonnummer 5] . [59]
De simkaarten van alle vijf telefoons zijn op 5 januari 2023 tussen 09:51 uur en 10:10 uur geactiveerd. Op diezelfde dag is van alle vijf telefoonnummers het beltegoed opgewaardeerd. [60]
In de telefoons zijn verschillende chat-gesprekken in de applicatie Signal aangetroffen. [61] Naast de berichten die in de groepschat ‘ Holland ’ zijn verstuurd, zijn er diverse één op één chat gesprekken tussen de deelnemers gevoerd.
De verbalisant merkt op dat in de telefoons Portugal en Spanje geen verzonden berichten te zien zijn, terwijl uit de één op één chats met het toestel Frankrijk en de groeps-chat Holland blijkt dat op eerdere momenten wel degelijk berichten verzonden en ontvangen zijn. [62]
In onderstaand schema is een gedeelte van de verstuurde en ontvangen Chat-berichten, zowel in de groepschat ‘ Holland ’ als de één op één berichten, weergeven. [63]
Signal chat
Datum
Tijd
(uur)
Verzender
Ontvanger
Inhoud
Groeps-chat Holland
10-1-2023
02:36
Holland
Groeps-chat
Heren pak je rust.
Good night
(halve smiley salute)
Groeps-chat Holland
10-1-2023
06:40
Portugal
Groeps-chat
Goede morgen heren
Hoe laat gaan jullie rijden
Vanaf amstelveen rijden he
Groeps-chat Holland
10-1-2023
06:58
Holland
Groeps-chat
Gm heren
Camera obscuralaan [nummer 4]
Frankrijk - Portugal
10-1-2023
07:58
Frankrijk
Portugal
Sesesese
Busje komt zo
(5 maal lachende huilende smiley)
Frankrijk - Portugal
10-1-2023
08:07
Frankrijk
Portugal
Zodra hij komt zeg awo
Frankrijk - Portugal
10-1-2023
08:07
Portugal
Frankrijk
Sws
Frankrijk - Portugal
10-1-2023
08:23
Portugal
Frankrijk
Mpp lang men
Frankrijk - Portugal
10-1-2023
08:24
Frankrijk
Portugal
Ja man
Moest hij niet
Op school zijn
?
Om hal 9
Frankrijk - Portugal
10-1-2023
08:25
Portugal
Frankrijk
Dadelijk is hij vrij hahahah
Frankrijk - Portugal
10-1-2023
08:26
Frankrijk
Portugal
Je wilt graag dat hij vrij is
(4 maal lachende huilende smiley)
Frankrijk - Portugal
10-1-2023
08:26
Portugal
Frankrijk
Nooit
Frankrijk - Spanje
10-1-2023
08:44
Frankrijk
Spanje
Niks meer zeggen
Frankrijk - Portugal
10-1-2023
08:46
Frankrijk
Portugal
Wie rijdt
?
Frankrijk - Spanje
10-1-2023
08:46
Spanje
Frankrijk
Vraag Portugal
Groeps-chat Holland
10-1-2023
08:47
Frankrijk
Groeps-chat
Yooo
Wie tijd de bus?
Groeps-chat Holland
10-1-2023
08:47
Holland
Groeps-chat
Portugal rijd
Groeps-chat Holland
10-1-2023
08:47
Belgie
Groeps-chat
Henk
Waar miet ik heen
Groeps-chat Holland
10-1-2023
08:48
Holland
Groeps-chat
Belgie
Ga naar huis
Groeps-chat Holland
10-1-2023
08:48
Holland
Groeps-chat
Je krijgt later instructies
Groeps-chat Holland
10-1-2023
08:48
Belgie
Groeps-chat
Snelweg audi op gooise
Groeps-chat Holland
10-1-2023
08:49
Spanje
Groeps-chat
Alles komt goed
Focus nu
Groeps-chat Holland
10-1-2023
08:49
Belgie
Groeps-chat
Ik bleef nog staan kijken
Frankrijk - Spanje
10-1-2023
08:52
Frankrijk
Spanje
Laat holland met regelen
(bericht met een hartje geliked door spanje )
Frankrijk - Portugal
10-1-2023
08:57
Frankrijk
Portugal
Rij rustig
Frankrijk - Portugal
10-1-2023
08:58
Portugal
Frankrijk
Ik moet snel
Groeps-chat Holland
10-1-2023
09:01
Holland
Groeps-chat
Houdt je aan de snelheid
Er staat een waggie bij traject utrecht
Yo
Frankrijk - Spanje
10-1-2023
09:02
Spanje
Frankrijk
Moet broer
Hij rijd mpp hard
Frankrijk - Portugal
10-1-2023
09:17
Portugal
Frankrijk
( Portugal heeft Frankrijk gebeld)
Frankrijk - Portugal
10-1-2023
09:18
Frankrijk
Portugal
Qe zeg is een prank
Ga niet naar die plek
Groeps-chat Holland
10-1-2023
09:31
Holland
Groeps-chat
Ik ben er
Groeps-chat Holland
10-1-2023
10:09
Belgie
Groeps-chat
Alles goed?
Groeps-chat Holland
10-1-2023
10:15
Holland
Groeps-chat
Nee
Ik probeer te bereiken
Geen reactie
Groeps-chat Holland
10-1-2023
10:17
Belgie
Groeps-chat
Ze moesten der allang zijn
Groeps-chat Holland
10-1-2023
10:18
Belgie
Groeps-chat
Portugal ging twijfel hij zei me rij dje bus ik zei hem ik
weet niet waar ik heen moet jij moet rijden
Groeps-chat Holland
10-1-2023
10:18
Holland
Groeps-chat
Ik ga uit doen
Groeps-chat Holland
10-1-2023
10:18
Holland
Groeps-chat
We praten straks
Groeps-chat Holland
10-1-2023
10:18
Belgie
Groeps-chat
Oke
Na de aanhouding van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op de A27 op 10 januari 2023 om 09.20 uur [64] en na de berichten van ‘ Holland ’ in de groep-chat op genoemde datum om 10.18 uur: “
ik ga uit doen” en “
we praten straks” met de reactie van ‘ België ’ “
oke”, heeft in de groepschat geen communicatie meer plaatsgevonden.
In het toestel genaamd ‘ Spanje ’ werd in een openstaande applicatie een afbeelding aangetroffen waarbij GPS-coördinaten waren vermeld van de wijk waar de Tweede Jan Steenstraat zich bevindt. [65] Uit onderzoek blijkt dat het toestel op 9 januari 2023 heeft gezocht naar het [school] te Amsterdam, waar [slachtoffer] op school zit. Ook is op het adres [adres 3] gezocht. Op 10 januari 2023 heeft het toestel een zoekvraag naar het adres Camera Obscuralaan [nummer 4] te Amstelveen ingevoerd. [66]
In het toestel genaamd ‘ Frankrijk ’ werd een afbeelding met een gepinde locatie aangetroffen, te weten ‘ [adres 3] ’. [67] Uit nader onderzoek aan de hard- en software van het toestel bleek dat er vanaf 9 januari 2023 tussen 21:36 uur en 22:31 uur meermalen met het toestel was gezocht op het adres [adres 3] dan wel [adres 3] . [68]
Vakantiehuis [adres 3] te Langbroek
Een zoekslag op internet heeft uitgewezen dat het adres [adres 3] , het adres [adres 3] in Langbroek betreft. Op dit adres is een vakantiehuis voor acht personen gevestigd [69] , dat blijkens de verklaring van de eigenaresse van het vakantiehuis op
5 januari 2023 voor de periode van 9 januari 2023 tot en met 13 januari 2023 door een zekere [ medeverdachte 4] , voor zes personen, is gehuurd. Zij heeft daarbij haar adres, e-mailadres en telefoonnummer aan de eigenaresse doorgegeven. [70]
Blijkens de logging van de bewegingsmelder van de woning zijn er gedurende de huurperiode van [ medeverdachte 4] op de volgende momenten bewegingen in het huis geweest [71] :
  • op 9 januari 2023 tussen 15:12 uur en 15:27 uur;
  • tussen 9 januari 2023 22:30 uur en 10 januari 2023 01:45;
  • op 10 januari 2023 tussen 09:36 uur en 10:33 uur, en
  • op 10 januari 2023 tussen 18:54 uur en 19:09 uur.
Op 9 januari 2023 om 23:32 uur heeft de boordcomputer van de eerder genoemde Citroën C3 met kenteken [kenteken 3] gebruik gemaakt van een cell-id die voorkomt op de netwerkmeting van het adres [adres 3] te Langbroek. Datzelfde geldt voor de boordcomputer van de Citroën C3 met kenteken [kenteken 2] op 9 januari 2023 om 23:32 uur en op 10 januari 2023 om 10:33 uur en om 10:49 uur. [72]
Het telefoonnummer + [telefoonnummer 5] , toebehorende aan het toestel genaamd ‘ Holland ’ heeft op 10 januari 2023 om 10:13 uur en om 10:47 uur gebruik gemaakt van een cell-id die voorkomt op de netwerkmeting van [adres 3] te Langbroek. [73]
Van de bemonstering van de drinkrand van een beker die is aangetroffen in het vakantiehuis [adres 3] , en die voordat het huis aan [ medeverdachte 4] werd verhuurd nog niet in de gootsteen stond [74] , is een enkelvoudig DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel komt overeen met het DNA-profiel van [verdachte] . Het DNA-profiel van de bemonstering is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer, kort gezegd, [verdachte] de donor is dan wanneer dit niet zo is. Op basis hiervan concludeert de rechtbank dat [verdachte] de donor is van het celmateriaal op de drinkrand van de beker en daarmee dat hij in de woning op het adres [adres 3] is geweest. [75]
Bij wie waren de bij de groepschat ‘ Holland ’ betrokken telefoons in gebruik?
Zoals genoemd maakten de deelnemers van de groeps-chat in de applicatie Signal gebruik van bijnamen (ieder een Europees land). De politie heeft onderzoek verricht naar wie gekoppeld kon worden aan deze bijnamen en daarmee aan de bij de ontvoering gebruikte telefoons.
[medeverdachte 2] gebruikt de naam Spanje
Het toestel genaamd Spanje is bij de fouillering van [medeverdachte 2] aangetroffen. Op meerdere dagen en binnen een tijdsbestek van maximaal een uur, heeft het toestel gebruik gemaakt van cell-id's die op dezelfde locatie zijn gevestigd of cell-id's
die zich in de (directe) omgeving van elkaar bevinden als waar het telefoonnummer
[telefoonnummer 6] , in gebruik bij [medeverdachte 2] , gebruik van heeft gemaakt. Op basis van die gegevens, in combinatie met de inhoud van de verstuurde chatberichten in de applicatie Signal voor en gedurende de ontvoering en de rol die [medeverdachte 2] bij de ontvoering had, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] de gebruiker is van het toestel genaamd ‘ Spanje ’. [76]
[medeverdachte 3] gebruikt de naam Frankrijk
Het toestel genaamd Frankrijk is in de laadruimte van de bestelbus gevonden na de aanhouding van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] heeft in de laadruimte gezeten waar het toestel is aangetroffen. Bij de fouillering van [medeverdachte 2] , die ook in de laadruimte heeft gezeten, is een identieke telefoon gevonden (het ligt niet voor de hand dat hij gebruik maakt van twee van zulke telefoons). Het telefoonnummer van [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 7] ) maakt op meerdere tijdstippen en locaties gebruik van cell-id’s die (zeer) kort hiervoor gebruikt zijn door het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van het toestel Frankrijk . [77] Op basis van het voorgaande, in combinatie met de inhoud van de verstuurde chatberichten in de applicatie Signal voor en gedurende de ontvoering en de rol die [medeverdachte 3] bij de ontvoering had, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 3] de gebruiker is van het toestel genaamd ‘ Frankrijk ’.
[medeverdachte 1] gebruikt de naam Portugal
De telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 1] , genaamd Portugal , is aangetroffen op de bijrijdersstoel in de cabine van de Fiat Talento waarvan [medeverdachte 1] de bestuurder was. Het doosje behorend bij de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 1] is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1] . [78] Het telefoonnummer [telefoonnummer 8] , in gebruik bij [medeverdachte 1] [79] , heeft op meerdere tijdstippen gebruik gemaakt van cell-id's die kort hiervoor gebruikt zijn door het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [80] Op basis van het voorgaande, in combinatie met de inhoud van de verstuurde chatberichten in de applicatie Signal voor en gedurende de ontvoering en de rol die [medeverdachte 1] bij de ontvoering had, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] de gebruiker is van het toestel genaamd ‘ Portugal ’.
NN4 gebruikt de naam België
NN4 is de persoon die een parkeerplaats vrijhield vlak voor de ontvoering. Hij is aanwezig geweest op de plaats delict. Uit de chatgesprekken in de applicatie Signal volgt dat deelnemer België om 08:47 uur, dus net na de ontvoering in de groeps-chat twee keer vraagt waar hij heen moet. Ook stuurde België om 08:49 uur in de groeps-chat het bericht dat niemand ging bellen en dat hij nog bleef staan kijken.
Vanaf 09:48 uur versturen alleen België en Holland nog berichten in de groepschat ‘ Holland ’. Deelnemers Portugal , Frankrijk en Spanje , geïdentificeerd als respectievelijk [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn op dat moment al aangehouden. België vraagt om 09:50 uur of ‘ze er nog niet zijn’ en zegt dat ze er al lang hadden moeten zijn. Om 10:18 uur stuurt België het bericht dat Portugal ging twijfelen en zei dat België de bus moest rijden. België stuurt vervolgens het bericht dat hij niet wist waar hij heen moest rijden en dat Portugal moest rijden.
De rechtbank houdt het bij deze stand van zaken er voor dat NN4 ‘ België ’ is.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft zich zowel op de terechtzittingen voor wat betreft de feiten als tijdens eerdere verhoren bij de politie en bij de rechter-commissaris steeds beroepen op zijn zwijgrecht.
4.3.2.
De overwegingen van de rechtbank
De door de verdediging gevoerde verweren
De verdediging heeft, zoals eerder genoemd, drie verweren met betrekking tot het bewijs gevoerd:
  • niet kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker van het toestel genaamd ‘ Holland ’ is,
  • de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 6] mag niet tot het bewijs worden gebruikt,
  • verdachte kan op basis van het dossier niet als medepleger van het ten laste gelegde feit worden aangemerkt.
De rechtbank zal deze verweren achtereenvolgens bespreken.
Is [verdachte] de gebruiker van het toestel genaamd ‘ Holland ’?
Inleiding
Na de aanhouding van medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn in de Fiat Talento, gekentekend [kenteken 1] , met welk voertuig de ontvoering van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden, twee mobiele telefoons van het merk Samsung type A03 Core aangetroffen. Eén mobiele telefoon van genoemd merk is aangetroffen in de fouillering van een van de medeverdachten.
Uit onderzoek naar deze drie telefoons is gebleken dat een groep-chat onder de naam
Hollandin de applicatie van Signal is aangemaakt met vijf deelnemers. Het telefoonnummer [telefoonnummer 9] is opgeslagen onder de naam Holland . [81] Holland lijkt een sturende en leidende rol te hebben bij de ontvoering.
De verdediging heeft de stelling ingenomen dat [verdachte] niet Holland is. De rechtbank begrijpt dit standpunt aldus dat [verdachte] niet de gebruiker is geweest van de mobiele telefoon van het merk Samsung Galaxy A03 Core Model A023F/DS met imeinummer [imeinummer 1] en met een op 5 januari 2023 geactiveerde simkaart waaraan het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 9] is verbonden.
Het politieonderzoek
Gezien de bevindingen zoals verwoord in het proces-verbaal betreffende [verdachte] [82] is het zeer waarschijnlijk dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer [telefoonnummer 9] waarmee onder de naam Holland deel is genomen aan de Signal groep-chat. Dit oordeel is onder meer gebaseerd op de vaststelling dat het nummer [telefoonnummer 9] op meerdere dagen en op verschillende locaties zich in de (directe) omgeving van de Citroën C4 gekentekend [kenteken 4] en het nummer [telefoonnummer 10] bevindt.
Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] op zijn naam genoemde Citroën C4 met kenteken [kenteken 4] heeft gehuurd voor de periode van 3 januari 2023 10:58 uur tot
6 januari 2023 19:00 uur. [83] Deze Citroën C4 is voorzien van een telematica module met imeinummer [imeinummer 2] . [84] Uit onderzoek is verder gebleken dat deze C4 oranje van kleur is. [85] Uit telecomregistraties en verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 6] valt af te leiden dat zij voor de avond/nacht van 8 januari 2023 – 9 januari 2023 een auto nodig had en deze heeft kunnen lenen van [verdachte] voor een reis naar Apeldoorn en weer terug. Het betrof de oranje Citroën C4 met kenteken [kenteken 4] . [86] Deze C4 met kenteken [kenteken 4] is langer dan 6 januari 2023 gehuurd geweest. De eigenaar van [verhuurbedrijf] tevens verhuurder van genoemde Citroën C4 heeft de vraag niet kunnen beantwoorden wanneer de C4 daadwerkelijk is teruggebracht. [87]
Uit verkregen gegevens van [verhuurbedrijf] autoverhuur, gevestigd aan het [adres 5] in Amsterdam, volgt dat [verdachte] beschikt over het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 10] , hierna ook aangeduid als de (privé-) telefoon van [verdachte] . [88]
Uit onderzoek aan de hand van verkeersgegevens van het nummer [telefoonnummer 10] en het imeinummer van de telematica module van de C4 [imeinummer 2] in de periode van 3 januari 2023 tot en met 10 januari 2023 en betalingen vanaf de betaalrekening van [verdachte] voor parkeertransacties in de periode van 3 januari 2023 tot en met 9 januari 2023 waarbij een aantal van die transacties tevens telecomregistraties zijn van het nummer [telefoonnummer 10] van [verdachte] , volgt de vaststelling dat [verdachte] in de periode van 3 januari 2023 tot en met 10 januari 2023 de gebruiker is geweest van de Citroën C4 met kenteken [kenteken 4] . [89]
Standpunt Openbaar Ministerie
Holland geeft op de opmerking van Portugal in de groeps-chat naar
Amstelveente rijden, het adres waar voorafgaand aan de ontvoering wordt verzameld:
Gm heren Camera obscuralaan 60. Verdachte [verdachte] verblijft regelmatig bij zijn vriendin [naam vriendin verdachte] op de [adres vriendin verdachte] . De huisnummers Camera Obscuralaan [nummer 4] en [nummer 3] bevinden zich in dezelfde flat en delen een zelfde portiek. Daaruit is het vermoeden ontstaan dat verdachte [verdachte] Holland zou zijn. Dat verdachte [verdachte] ook daadwerkelijk als Holland kan worden aangemerkt, blijkt uit verder onderzoek naar telefoongegevens.
De identificatie bestaat uit een drietrapsraket: het nummer [telefoonnummer 10] , het imeinummer van een Citroën C4 en het telefoonnummer van Holland [telefoonnummer 9] zijn met elkaar vergeleken. Eerst kon worden vastgesteld dat verdachte [verdachte] gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 10] . Daarnaast bleek dat verdachte [verdachte] een paar dagen voor de ontvoering een Citroën C4 heeft gehuurd en opgehaald bij verhuurbedrijf [verhuurbedrijf] . Vanaf de rekening van [verdachte] zijn verschillende betalingen geweest voor parkeertransacties voor deze Citroën C4. Bij een aantal parkeertransacties zijn ook telecomregistraties waaruit blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 10] van [verdachte] zich op het moment van betaling in de directe omgeving daarvan bevindt. Daarnaast bleek aan die Citroën C4 een imeinummer te zijn gekoppeld. Het imeinummer en het telefoonnummer [telefoonnummer 10] maken in de periode van 3-10 januari 2023 gebruik van dezelfde zendmasten.
Het telefoonnummer van Holland [telefoonnummer 9] bevindt zich op meerdere dagen en op verschillende locaties in de directe omgeving van de Citroën C4 samen met waar de telefoon met het andere telefoonnummer van [verdachte] [telefoonnummer 10] zich bevindt. Bovendien maakt het telefoonnummer [telefoonnummer 9] , waaronder in de nachtelijke uren, gebruik van zendmasten die vallen onder één van de verblijfplaatsen van [verdachte] . Op basis daarvan kan worden vastgesteld dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de Samsung met Signal-naam Holland . In de privételefoon heeft verdachte op WhatsApp bovendien een profielfoto van een Hollandse leeuw. Verdachte is ook degene die zich als NN5 gedurende de ontvoering in het portiek tegenover de woning van het slachtoffer heeft bevonden. Vanaf die plek kon hij de gehele ontvoering volgen en coördineren.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ter zitting verwezen naar hetgeen hij bij gelegenheid van de pro-formazitting van 12 september 2023 heeft betoogd, onder verwijzing naar het proces-verbaal van bevindingen betreffende [verdachte] is Holland [90] , namelijk dat het politieteam op grond van gestapelde en (daarop) voortbordurende aannames concludeert dat het aannemelijk is dat [verdachte] in de Signal-chatgroep de gebruiker Holland is. De raadsman wijst erop dat een deel van die aannames niet redengevend zijn voor genoemde conclusie en dat een tweetal aannames wel iets kunnen zeggen, namelijk dat Holland op momenten op 5, 6 en 7 januari 2023 in de omgeving van de door [verdachte] in de periode van 3 tot en met 10 januari gehuurde Citroën C4 is, en dat Holland op momenten op 5 en 6 januari 2023 in de omgeving van de vermeende telefoon of verblijfplaatsen van [verdachte] is. Voor dit alles geldt dat het bij aannames blijft en dat daaruit niet zonder meer kan volgen dat [verdachte] de gebruiker Holland is.
Bij pleidooi heeft de verdediging naar voren gebracht dat [verdachte] geen leidinggevende rol heeft gehad bij de ontvoering en dat hij geen Holland is. Een analyse van de zendmasten en de bewegingen van de gebruiker Holland geven duidelijk aan dat het aannemelijk is dat Holland een andere persoon is dan [verdachte] . De verdediging heeft daarbij verwezen naar een per e-mail van 4 maart 2024 aan rechtbank en Openbaar Ministerie overgelegde bijlage:
Pascua - [verdachte] Vergelijking Holland - [verdachte] zendmasten(hierna aangeduid als: de bijlage).
Repliek en dupliek
Het Openbaar Ministerie heeft bij repliek de door de verdediging overgelegde bijlage aangevuld, de precieze tijdstippen vermeld, enkele kanttekeningen erbij gemaakt en het volgende overwogen.
Op 5 januari 2023 maakt de telefoon van [verdachte] gebruik van een zendmast aan de Eerste Nassaustraat, de zendmast bij zijn woning. Kennelijk ligt zijn telefoon thuis. De telefoon van Holland wordt aangeschaft op de Hugo de Grootkade. Waaruit zou blijken dat [verdachte] niet Holland is, wordt niet duidelijk gemaakt door de raadsman.
Die middag maakt de telefoon van [verdachte] om 16:38 uur gebruik van de zendmast op de Dam, die van Holland om 18:05 uur op de Amsteldijk en om 18:38 uur maakt de telefoon van [verdachte] weer gebruik van de zendmast op de Dam: in het geheel geen afwijkende beweging voor een persoon die in bezit is van twee telefoons.
Wat de verdediging zegt is dat de telefoons van [verdachte] en Holland
omstreeksdezelfde tijdstippen op andere plekken zijn, maar de telefoon van [verdachte] wordt op
5 januari 2023 om half vijf en half zeven vergeleken met de telefoon van Holland om zes uur.
Op 6 januari 2023 om half 2 maakt de telefoon van [verdachte] gebruik van een zendmast aan de Max Havelaarlaan te Amstelveen, de zendmast bij één van zijn verblijfplaatsen, bij zijn vriendin. Om 02:05 uur maakt de telefoon van Holland gebruik van de zendmast aan de Laan van de Helende Meesters, eveneens in Amstelveen, om 02:38 uur maakt de telefoon van [verdachte] gebruik van een zendmast op de Dam.
In de bijlage wordt een onjuiste conclusie getrokken omdat de raadsman voor het gemak data die meer dan een half uur uit elkaar liggen, gelijk trekt met de woordspeling
omstreekshetzelfde tijdstip.
De raadsman trekt overigens ook een onjuiste conclusie ten aanzien van de zendmasten. In de laatste tabel worden kilometers genoemd; de raadsman trekt een rechte lijn van de ene zendmast naar de andere en zegt dan dat de ene telefoon en de andere telefoon zoveel kilometer uit elkaar liggen. Dat is een valkuil die in de zittingszaal vaker wordt gemaakt. Een zendmast is geen GPS-coördinaat. Als je tussen twee zendmasten in staat, kun je van de ene of de andere zendmast gebruik maken of van allebei. Dit verweer snijdt derhalve geen hout. De kruisanalyse en identificatie dat [verdachte] Holland is, die is opgebouwd uit verschillende pijlers, wordt niet weerlegd.
Bij dupliek heeft de raadsman een reactie gegeven op de door het Openbaar Ministerie overgelegde kruisanalyse. Deze is gebaseerd op het in het onderzoek opgemaakte overzicht en de door de verdediging bij pleidooi overgelegde bijlage. In dupliek heeft de verdediging tot en met de zesde tabel een standpunt ingenomen en voor de overige tabellen afgerond met een tweetal conclusies inhoudende (i) dat de zendmastgegevens steun bieden voor een langere plaatsbepaling van [telefoonnummer 10] en dat dat toestel op grotere afstand is tot [telefoonnummer 9] , en (ii) dat de zendmastgegevens innerlijk tegenstrijdig zijn.
Oordeel rechtbank
De rechtbank neemt tot uitgangspunt de door het Openbaar Ministerie bij repliek overgelegde en toegelichte kruisanalyse bestaande uit veertien tabellen waar de verdediging in dupliek op heeft gereageerd. De rechtbank heeft dit overzicht zo nodig aangevuld met zendmastgegevens van het imeinummer van de telematica module in de door [verdachte] gehuurde C4, de auto ( [imeinummer 2] ), waar [verdachte] vanaf 3 januari 2023 gebruik van kon maken. Bij de beoordeling van de laatste tabel heeft de rechtbank rekening gehouden met zendmastgegevens van het imeinummer van de telematica module van de Citroën C3 met kenteken [kenteken 2] ( [imeinummer 4] ). De rechtbank zal hierna per tabel beoordelen of het al dan niet aannemelijk is dat [verdachte] de gebruiker is van [telefoonnummer 9] , zijnde de telefoon die wordt aangeduid als Holland .
Tabel 1: 5 januari 2023
09:58:47: [telefoonnummer 10] zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam
09:59:49: [telefoonnummer 9] zendmast Hugo de Grootkade 18-28 Amsterdam
De verdediging heeft in de bijlage opgemerkt dat op 5 januari 2023 omstreeks 09:54 [telefoonnummer 10] gebruik maakt van de zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam (nabij huis [verdachte] ) en [telefoonnummer 9] de zendmast Hugo de Grootkade 18-28 Amsterdam gebruikt en dat de afstand tussen beide zendmasten meer dan 1 kilometer bedraagt.
Het Openbaar Ministerie merkt bij deze tabel op dat de telefoon van [verdachte] kennelijk thuis ligt. De telefoon van Holland wordt aangeschaft op de Hugo de Grootkade. Waaruit zou blijken dat [verdachte] niet Holland is, wordt niet duidelijk gemaakt.
De verdediging stelt vast dat [verdachte] en Holland op verschillende plekken zijn. Die conclusie deelt het Openbaar Ministerie, maar daaruit zou niet volgen dat [verdachte] niet Holland is. Waarom niet, maakt het Openbaar Ministerie niet duidelijk. Dat [verdachte] zijn telefoon (de rechtbank verstaat en leest: thuis) laat en zelf mogelijk ergens anders is, is op niets gebaseerd. Het is in ieder geval het eerste aanknopingspunt dat [verdachte] en Holland vanaf het eerste moment andere bewegingen/aanstralingen hebben.
De rechtbank stelt het volgende vast. Uit de zendmastgegevens van de Citroën C4 [imeinummer 2] volgt dat deze op de ochtend van 5 januari vanaf 09:09:14 – 10:12:45 beweegt vanaf de Oranjebaan near nr. 6 Amstelveen via de Haarlemmerweg Amsterdam naar de Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam. Uit de zendmastgegevens van de [telefoonnummer 10] volgt dat deze om 07:29:23 en om 09:29:03 van de zendmast Oranjebaan near nr. 6 Amstelveen en om 09:58:47 van de zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam gebruik maakt. De [telefoonnummer 9] maakt na activering van de Signal telefoons op 5 januari 2023 tussen 09:54:46 en 10:06:03 gebruik van de zendmast Hugo de Grootkade 18-28 Amsterdam. De rechtbank kan het Openbaar Ministerie volgen in zijn standpunt dat de afstand tussen de zendmasten Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam en Hugo de Grootkade 18-28 Amsterdam, kennelijk meer dan 1 kilometer, geen indicatie vormt voor de afstand tussen beide telefoons. Als je tussen twee zendmasten in staat, kan het zijn dat van de ene of de andere zendmast gebruik wordt gemaakt.
Uit deze gegevens volgt dat het niet is uitgesloten dat het [verdachte] is die gebruik maakt van de [telefoonnummer 9] , maar deze kunnen onvoldoende de conclusie dragen dat het aannemelijk is dat dit zo is.
Tabel 2: 5 januari 202316:38:12: [telefoonnummer 10] zendmast Dam 9 Amsterdam
17:41:45: [imeinummer 2] zendmast Ferdinand Bolstraat 89-93 Amsterdam
18:05:14: [telefoonnummer 9] zendmast Amsteldijk 35 Amsterdam
18:14:05: [imeinummer 2] zendmast Eerste Sweelinckstraat 10 Amsterdam
18:38:12: [telefoonnummer 10] zendmast Dam 9 Amsterdam
Opmerking: de betrokken zendmasten Ferdinand Bolstraat, Amsteldijk en Eerste Sweelinckstraat Amsterdam vallen onder de netwerkmeting van de plaats delict: Tweede Jan Steenstraat Amsterdam
De verdediging heeft in de bijlage opgemerkt dat [telefoonnummer 10] op 5 januari 2023 omstreeks 18:05 gebruik maakt van de zendmast Dam 9 Amsterdam en [telefoonnummer 9] de zendmast Amsteldijk 35 Amsterdam en dat de afstand tussen beide zendmasten meer dan 4 kilometer bedraagt.
Het Openbaar Ministerie merkt op dat het door de verdediging in opgenoemde bijlage vermelde tijdstip van 18:05 waarop [telefoonnummer 10] van de zendmast Dam Amsterdam gebruikt maakt, onjuist is.
De [telefoonnummer 10] maakt om 16:38 en 18:38 gebruik van de zendmast Dam Amsterdam en de [telefoonnummer 9] om 18:05 van de zendmast Amsteldijk 35. Dat is in het geheel geen afwijkende beweging voor een persoon die in het bezit is van twee telefoons.
De verdediging merkt op dat het standpunt van het Openbaar Ministerie inhoudt dat [verdachte] eerst op de Dam is, dan naar de Amsteldijk gaat (voor de voorverkenning) en dan weer teruggaat naar de Dam. De zendmastlijsten bieden geen steun voor die gelijktijdige beweging van [verdachte] met Holland . De zendmastlijsten geven begin- en eindmoment van aanstraling weer. In de zendmastlijsten van [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ) is een constante aanstraling op de Dam te zien voor een langere periode: van 5 januari 2023, 16:38 consistent tot 6 januari 2023, 12:31. Anders gezegd: [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ) beweegt helemaal niet, terwijl Holland ergens anders is en niet aanstraalt op de Dam waar [verdachte] is. Dit geldt ook voor tabel 4.
De rechtbank is van oordeel dat uit het gegeven dat [telefoonnummer 10] van 5 januari 2023, 12:38 tot 6 januari 2023, 12:31 kennelijk aaneensluitend de zendmast op de Dam aanstraalt en derhalve niet beweegt, en de gegevens dat [telefoonnummer 9] en [imeinummer 2] (C4 gehuurd door [verdachte] ) zendmasten aanstralen die vallen onder de netwerkmeting van de plaats delict, het aannemelijk is dat het [verdachte] is die op 5 januari 2023 de gebruiker is van [telefoonnummer 9] tussen 17:41 en 18:14 en een voorverkenning uitvoert van de plaats delict.
De rechtbank betrekt daarbij zowel hier als hierna de vaststelling dat gesteld noch gebleken is dat een ander dan [verdachte] gebruik maakt van de door [verdachte] gehuurde C4, met uitzondering van het uitlenen van dit voertuig aan [medeverdachte 6] in de avond/nacht van 8-9 januari 2023.
Tabel 3: 6 januari 202301:32:50: [telefoonnummer 10] zendmast Max Havelaarlaan 633 Amstelveen
02:05:14: [telefoonnummer 9] zendmast Laan van de Helende meesters 421 Amstelveen
03:38:12: [telefoonnummer 10] zendmast Dam 9 Amsterdam
Opmerking: de betrokken zendmasten in Amstelveen vallen onder de netwerkmeting van de Camera Obscuralaan te Amstelveen; gebleken is dat mw. [naam vriendin verdachte] , de vriendin van verdachte [verdachte] , staat ingeschreven op het adres [adres vriendin verdachte] .
De verdediging heeft in de betreffende bijlage opgemerkt dat [telefoonnummer 10] omstreeks 02:05 de zendmast Dam Amsterdam gebruikt en [telefoonnummer 9] de zendmast Laan van de Helende Meesters Amstelveen en dat de afstand tussen beide zendmasten meer dan 17 kilometer gebruikt.
Het Openbaar Ministerie merkt hierbij op dat [telefoonnummer 10] om half twee gebruik maakt van de zendmast aan de Max Havelaarlaan Amstelveen, de zendmast bij één van zijn verblijfplaatsen, bij zijn vriendin. Om 02:05 maakt [telefoonnummer 9] gebruik van de zendmast Laan van de Helende Meesters, eveneens in Amstelveen. Om 02:38 maakt [telefoonnummer 10] gebruik van de zendmast Dam Amsterdam.
De verdediging merkt op dat de zendmastlijsten tegenstrijdig zijn:
[telefoonnummer 10] maakt bij een uitgaand gesprek om 01:32 gebruik van de zendmast op de Max Havelaarlaan Amstelveen, uit de internetdata moet volgen dat [telefoonnummer 10] de zendmast op de Dam Amsterdam aanstraalt. Op grond van deze tegenstrijdigheid kan, zonder nader onderzoek, onmogelijk met de benodigde zekerheid waarde worden toegekend aan de zendmastgegevens.
De rechtbank stelt vast dat onderlinge vergelijking van de door het Openbaar Ministerie op 1 maart 2023 aan de verdediging overgelegde Excel-bestanden die betrekking hebben op [telefoonnummer 10] inderdaad tegenstrijdigheden opleveren. De rechtbank is echter van oordeel dat uit het gegeven dat [telefoonnummer 9] op 6 januari 2023, 02:05:14 de zendmast Laan van de Helende Meesters 421 Amstelveen gebruikt, de vriendin van [verdachte] , [naam vriendin verdachte] staat ingeschreven op de [adres vriendin verdachte] en de Laan van de Helende Meesters 421 Amstelveen onder de netwerkmeting van Camera Obscuralaan te Amstelveen valt [91] , het aannemelijk is dat [verdachte] de gebruiker is van [telefoonnummer 9] .
Tabel 4: 6 januari 202309:51:19: [telefoonnummer 10] zendmast Dam 9 Amsterdam
10:05:14: [telefoonnummer 9] zendmast Ferdinand Bolstraat 89-93 Amsterdam
10:11:47: [imeinummer 2] zendmast Amsteldijk 35 Amsterdam
10:38:12: [telefoonnummer 10] zendmast Dam 9 Amsterdam
Opmerking: de rechtbank begrijpt dat zendmasten Ferdinand Bolstraat 89-93 en Amsteldijk 35 Amsterdam vallen onder de netwerkmeting van de plaats delict: Tweede Jan Steenstraat Amsterdam
De verdediging heeft in de bijlage opgemerkt dat [telefoonnummer 10] omstreeks 10:05 zendmast Dam 9 Amsterdam en [telefoonnummer 9] zendmast Ferdinand Bolstraat 89-93 gebruikt en dat de afstand tussen beide zendmasten meer dan 4 kilometer bedraagt.
Het Openbaar Ministerie en de verdediging hebben bij deze tabel geen nadere opmerking gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat uit het gegeven dat zowel [telefoonnummer 9] als [imeinummer 2] in een kort tijdsbestek twee zendmasten gebruiken die onder de netwerkmeting van de plaats delict vallen en in aanmerking nemende dat [telefoonnummer 10] van 5 januari 2023, 16:38 tot 6 januari 2023 12:31 constant gebruik maakt van de zendmast Dam 9 Amsterdam en kennelijk gedurende twintig uur niet van zendmast wisselt en derhalve niet beweegt, dat [verdachte] de gebruiker is van [telefoonnummer 9] .
Tabel 5: 6 januari 202316:39:58: [telefoonnummer 10] zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam
16:42:21: [imeinummer 2] zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam
17:44:20: [telefoonnummer 9] zendmast Haarlemmerweg 315-321 Amsterdam
17:44:58: [telefoonnummer 9] zendmast Haarlemmerweg 315-321 Amsterdam
17:44:59: [telefoonnummer 9] zendmast Haarlemmerweg 315-321 Amsterdam
18:05:14: [telefoonnummer 9] zendmast Schipholweg 275 Badhoevedorp
18:31:05: [telefoonnummer 10] zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam
18:46:38: [imeinummer 2] zendmast Edisonstraat 6 Kudelstaart
De verdediging heeft in de bijlage opgemerkt dat [telefoonnummer 10] omstreeks 18:05 uur de zendmast Eerste Nassaustraat 7 (nabij huis [verdachte] ) gebruikt en [telefoonnummer 9] de zendmast Schipholweg 275 Badhoevedorp en dat de afstand tussen beide zendmasten meer dan 16 kilometer bedraagt.
Het Openbaar Ministerie en de verdediging hebben bij deze tabel geen nadere opmerking gemaakt.
De rechtbank stelt allereerst vast dat uit de zendmastlijst [telefoonnummer 10] volgt dat dit nummer na de hiervoor genoemde periode dat deze telefoon gebruik maakt van de zendmast Dam 9 Amsterdam, van 6 januari 2023, 12:31 tot 7 januari 2023, 18:31 constant gebruik maakt van de zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam. Gelet op het gegeven dat [telefoonnummer 10] om 16:39:58 en [imeinummer 2] om 16:42:21 gebruik maakt van de zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam, het gegeven dat [telefoonnummer 10] meer dan vierentwintig uur gebruik maakt van de zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam, het gegeven dat [imeinummer 2] om 18:46:38 gebruik maakt van de zendmast Edisonstraat 6 Kudelstaart en [telefoonnummer 9] vanaf 17:44:20 in beweging is met een laatst geregistreerd zendmastgebruik op de Schipholweg Badhoevedorp, acht de rechtbank het aannemelijk dat het [verdachte] is die gebruik maakt van [telefoonnummer 9] . De rechtbank betrekt daarbij de vaststelling dat gesteld noch gebleken is dat een ander dan [verdachte] gebruik maakt van de door [verdachte] gehuurde C4, met uitzondering van het uitlenen van dit voertuig aan [medeverdachte 6] in de avond/nacht van 8-9 januari 2023. Tevens neemt de rechtbank in aanmerking dat [verdachte] samen met [naam] twee kinderen heeft en dat [naam] staat ingeschreven op het adres: [adres 6] .
Tabel 6: 7 januari 202300:31:05: [telefoonnummer 10] zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam
02:05:14: [telefoonnummer 9] zendmast Edisonstraat 6 Kudelstaart
00:31:05: [telefoonnummer 10] zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam
09:13:19: [imeinummer 2] zendmast Edisonstraat 6 Kudelstaart
De verdediging heeft in de bijlage opgemerkt dat [telefoonnummer 10] omstreeks 02:05 gebruik maakt van de zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam (nabij huis [verdachte] ) en [telefoonnummer 9] gebruik maakt van zendmast Edisonstraat 6 Kudelstaart. De afstand tussen beide zendmasten bedraagt meer dan 27 kilometer.
Het Openbaar Ministerie en de verdediging hebben bij deze tabel geen nadere opmerking gemaakt.
De rechtbank stelt allereerst vast dat uit de zendmastlijst met betrekking tot [telefoonnummer 10] volgt dat deze telefoon van 6 januari 2023, 12:31 tot 7 januari 2023, 18:31 constant gebruik maakt van de zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam. De rechtbank is van oordeel, gelet op het feit dat zowel [telefoonnummer 9] in de nacht en [imeinummer 2] in de vroege ochtend gebruik maken van de zendmast Edisonstraat 6 Kudelstaart, het aannemelijk is dat [verdachte] de gebruiker is van [telefoonnummer 9] . De rechtbank betrekt daarbij, hier en hierna, de vaststelling dat [verdachte] samen met [naam] twee kinderen heeft en dat [naam] staat ingeschreven op het adres: [adres 6] .
Tabel 7: 7 januari 202309:37:25: [telefoonnummer 10] zendmast Amsteldijk 35 Amsterdam
09:44:21: [telefoonnummer 10] zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam
09:45:12: [telefoonnummer 10] zendmast Gerrit van der Veenstraat 36 Amsterdam
10:00:44: [telefoonnummer 10] zendmast Hondecoeterstraat 8 Amsterdam
10:01:02: [imeinummer 2] zendmast Hondecoeterstraat 8 Amsterdam
10:05:14: [telefoonnummer 9] zendmast Jacob Obrechtstraat 92 Amsterdam
09:44:21: [telefoonnummer 10] zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam
Opmerking: de zendmasten Hondecoeterstraat 8 en Jacob Obrechtstraat 92 Amsterdam vallen onder de netwerkmeting van het [adres 5] te Amsterdam, tevens de locatie waar autoverhuurbedrijf [verhuurbedrijf] is gevestigd.
De verdediging merkt in de bijlage op dat [telefoonnummer 10] omstreeks 09:37 gebruik maakt van de zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam en [telefoonnummer 9] van zendmast Jacob Obrechtstraat 92 Amsterdam. De afstand tussen beide zendmasten bedraagt meer dan 4 kilometer.
Het Openbaar Ministerie merkt bij deze tabel op dat de verdediging stelt dat [telefoonnummer 10] om 09:37 de zendmast op de Eerste Nassaustraat gebruikt. Dat is pas het geval om 10:31:05. De [telefoonnummer 10] verplaatst zich tussen 09:37 en 10:00 uur in de richting van de [telefoonnummer 9] .
De verdediging heeft nog opgemerkt dat het door haar genoemde tijdstip klopt: tussen 08:31:05 en 12:31:05 bevindt de telefoon van [verdachte] zich aan de eerste Nassaustraat te Amsterdam.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van tegenstrijdige gegevens inzake [telefoonnummer 10] . Als gezegd, volgt uit de zendmastlijst met betrekking tot [telefoonnummer 10] dat deze telefoon van 6 januari 2023, 12:31 tot 7 januari 2023, 18:31 gebruik maakt van de zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam. De rechtbank is echter van oordeel dat het gegeven dat [imeinummer 2] en [telefoonnummer 9] om 10:01 respectievelijk 10:05 gebruik maken van twee zendmasten (Hondecoeterstraat 8 en Jacob Obrechtstraat 92 Amsterdam) die vallen onder de netwerkmeting van het [adres 5] Amsterdam, de locatie waar autoverhuur [verhuurbedrijf] is gevestigd, het aannemelijk is dat het [verdachte] is die gebruik maakt van [telefoonnummer 9] . De rechtbank betrekt daarbij de vaststelling dat gesteld noch gebleken is dat een ander dan [verdachte] gebruik maakt van de door [verdachte] gehuurde C4, met uitzondering van het uitlenen van dit voertuig aan [medeverdachte 6] in de avond/nacht van 8-9 januari 2023. Tevens neemt de rechtbank in aanmerking dat bij [verhuurbedrijf] vier voertuigen zijn gehuurd waarvan er drie bij de ontvoering zijn gebruikt. [verdachte] heeft op zondag 8 januari 2023 omstreeks 12:30 uur, onder afgifte van vier schadeformulieren van de vier voertuigen met de betreffende kentekens, de vier sleutels van de gehuurde voertuigen opgehaald. [92]
Tabel 8: 7 januari 202317:31:09: [telefoonnummer 10] zendmast Arent Krijtstraat 48 Diemen
18:03:09: [imeinummer 2] zendmast Edisonstraat Kudelstaart
18:05:14: [telefoonnummer 9] zendmast Edisonstraat Kudelstaart
18:31:11: [telefoonnummer 10] zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam
De verdediging merkt in de bijlage op dat [telefoonnummer 10] omstreeks 18:05 gebruik maakt van zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam en [telefoonnummer 9] van zendmast Edisonstraat Kudelstaart. De afstand tussen beide zendmasten bedraagt meer dan 27 kilometer.
Het Openbaar Ministerie heeft in opgenoemde tabel tot uiting gebracht dat de stelling van de verdediging dat [telefoonnummer 10] om 18:05 gebruik zou maken van zendmast Eerste Nassaustraat Amsterdam onjuist is en dat dit pas het geval is om 18:31:11. Om 17:31:09 maakt [telefoonnummer 10] gebruik van zendmast Arent Krijtstraat Diemen.
De verdediging heeft bij dupliek geen opmerking gemaakt bij deze tabel anders dan te stellen, zo begrijpt de rechtbank, dat de conclusie voor deze en voor elke verdere tabel geldt dat (i) de zendmastgegevens steun bieden voor een langere plaatsbepaling van [telefoonnummer 10] en dat dat toestel op grote afstand is tot [telefoonnummer 9] , en (ii) dat de zendmastgegevens innerlijk tegenstrijdig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het gegeven dat [imeinummer 2] en [telefoonnummer 9] om 18:03 respectievelijk 18:05 gebruik maken van dezelfde zendmast, te weten Edisonstraat Kudelstaart, het aannemelijk is dat het [verdachte] is die gebruik maakt van [telefoonnummer 9] .
Tabel 9: 8 januari 20237 januari 2023:
23:08:36-23:43:24 [imeinummer 2] zendmast Van Hogendorpstraat 93 Amsterdam
8 januari 2028:
01:09:29: [telefoonnummer 10] zendmast Jacob van Maerlantstraat 4 Almere
02:05:14: [telefoonnummer 9] zendmast Van Hogendorpstraat 93 Amsterdam
03:09:29: [telefoonnummer 10] zendmast Jacob van Maerlantstraat 4 Almere
De verdediging merkt in de bijlage op dat op 8 januari 2023 omstreeks 02:05:14 [telefoonnummer 10] gebruik maakt van zendmast Jacob van Maerlantstraat 4-44 Almere en [telefoonnummer 9] gebruik maakt van zendmast Laan van de Helende Meesters Amstelveen. De afstand tussen beide zendmasten bedraagt meer dan 36 kilometer
Het Openbaar Ministerie heeft in bovenstaande tabel tot uitdrukking gebracht dat het niet klopt dat [telefoonnummer 10] om 02:05:14 gebruik maakt van zendmast Jacob van Maerlantstraat 4-44 Almere. Dat is het geval om 01:09:29 en om 03:09:29.
De verdediging heeft bij dupliek geen opmerking gemaakt bij deze tabel anders dan te stellen, zo begrijpt de rechtbank, dat de conclusie voor deze en voor elke verdere tabel geldt dat (i) de zendmastgegevens steun bieden voor een langere plaatsbepaling van [telefoonnummer 10] en dat dat toestel op grote afstand is tot [telefoonnummer 9] , en (ii) dat de zendmastgegevens innerlijk tegenstrijdig zijn.
De rechtbank stelt allereerst vast dat [telefoonnummer 10] van 7 januari 2023 19:09:29 tot 8 januari 2023 19:09:29 aaneensluitend gebruik maakt van de zendmast Jacob van Maerlantstraat 4-44 Almere en derhalve niet beweegt. De rechtbank is van oordeel dat gelet op [imeinummer 2] die op 7 januari 2023 tussen 23:08:36 en 23:43:24 gebruik maakt van zendmast Van Hogendorpstraat 93 Amsterdam en [telefoonnummer 9] om 02:05:14 gebruik maakt van dezelfde zendmast, het aannemelijk is dat [verdachte] gebruik maakt van [telefoonnummer 9] . De rechtbank betrekt daarbij de vaststelling dat gesteld noch gebleken is dat een ander dan [verdachte] gebruik maakt van de door [verdachte] gehuurde C4, met uitzondering van het uitlenen van dit voertuig aan [medeverdachte 6] in de avond/nacht van 8-9 januari 2023. Verder wijst de rechtbank er op dat [telefoonnummer 9] op 7 januari 2023 gebruik maakt van de zendmast Edisonstraat 6 Kudelstaart en op 8 januari 2023 om 10:05:14 van de zendmast Laan van de Helende Meesters 421 Amstelveen. Zoals eerder vermeldt heeft [verdachte] met [naam] twee kinderen en zij staat met de kinderen ingeschreven op het adres [adres 6] . Ook is eerder vermeld dat de vriendin van [verdachte] , [naam vriendin verdachte] , ingeschreven staat op de [adres vriendin verdachte] en de Laan van de Helende Meesters 421 Amstelveen onder de netwerkmeting van Camera Obscuralaan te Amstelveen valt. [93] De rechtbank acht het onaannemelijk dat de [telefoonnummer 9] in zulk een kort tijdsbestek meermalen van gebruiker zou zijn gewisseld.
Tabel 10: 8 januari 202309:09:29: [telefoonnummer 10] zendmast Jacob van Maerlantstraat 4 Almere
10:05:14: [telefoonnummer 9] zendmast Laan van de Helende meesters 421 Amstelveen
11:09:29: [telefoonnummer 10] zendmast Jacob van Maerlantstraat 4 Almere
De verdediging heeft in de bijlage opgemerkt dat omstreeks 10:05 [telefoonnummer 10] gebruik maakt van zendmast Jacob van Maerlantstraat 4 Almere en [telefoonnummer 9] van zendmast Laan van de Helende Meesters 421 Amstelveen. De afstand tussen beide zendmasten bedraagt meer dan 29 kilometer.
Het Openbaar Ministerie heeft bij deze tabel geen specifieke opmerking gemaakt.
De verdediging heeft bij dupliek geen opmerking gemaakt bij deze tabel anders dan te stellen, zo begrijpt de rechtbank, dat de conclusie voor deze en voor elke verdere tabel geldt dat (i) de zendmastgegevens steun bieden voor een langere plaatsbepaling van [telefoonnummer 10] en dat dat toestel op grote afstand is tot [telefoonnummer 9] , en (ii) dat de zendmastgegevens innerlijk tegenstrijdig zijn.
De rechtbank stelt allereerst vast dat [telefoonnummer 10] van 7 januari 2023 19:09:29 tot 8 januari 2023 19:09:29 aaneensluitend gebruik maakt van de zendmast Jacob van Maerlantstraat 4-44 Almere en derhalve niet beweegt. Gelet op het gegeven dat [telefoonnummer 9] om 10:05:14 gebruik maakt van de zendmast Laan van de Helende meesters 421 Amstelveen en gelet op het feit dat de vriendin van [verdachte] , [naam vriendin verdachte] , staat ingeschreven op de [adres vriendin verdachte] en de Laan van de Helende Meesters 421 Amstelveen onder de netwerkmeting van Camera Obscuralaan te Amstelveen valt [94] , vindt de rechtbank het aannemelijk dat het [verdachte] is die van [telefoonnummer 9] gebruik maakt.
Tabel 11: 9 januari 202301:09:36: [telefoonnummer 10] zendmast Amsteldijk 35 Amsterdam
02:05:14: [telefoonnummer 9] zendmast Eleanor Rooseveltlaan 2-112 Amstelveen
10:05:14: [telefoonnummer 9] zendmast Eleanor Rooseveltlaan 2-112 Amstelveen
10:16:38: [imeinummer 2] zendmast De Boelelaan 1100 Amsterdam
De verdediging heeft in de bijlage opgemerkt dat omstreeks 02:05 en 10:05 [telefoonnummer 10] gebruik maakt van de zendmast Amsteldijk 35 Amsterdam en [telefoonnummer 9] van de zendmast Eleanor Rooseveltlaan 2-112. De afstand tussen beide zendmasten bedraagt 7 kilometer.
Het Openbaar Ministerie heeft bij deze tabel geen specifieke opmerking gemaakt.
De verdediging heeft bij dupliek geen opmerking gemaakt bij deze tabel anders dan te stellen, zo begrijpt de rechtbank, dat de conclusie voor deze en voor elke verdere tabel geldt dat (i) de zendmastgegevens steun bieden voor een langere plaatsbepaling van [telefoonnummer 10] en dat dat toestel op grote afstand is tot [telefoonnummer 9] , en (ii) dat de zendmastgegevens innerlijk tegenstrijdig zijn.
De rechtbank stelt allereerst vast dat [telefoonnummer 10] volgens de zendmastenlijst van 8 januari 2023 19:09:36 tot 9 januari 2023 13:09:36 aaneensluitend gebruik maakt van de zendmast Amsteldijk 35 Amsterdam en derhalve niet beweegt. De rechtbank is van oordeel, gelet op het gegeven dat [telefoonnummer 9] om 02:05:14 en om 10:05:14 gebruik maakt van zendmast Eleanor Rooseveltlaan 2-112 Amstelveen en het gegeven dat [imeinummer 2] om 10:16:38 gebruik maakt van zendmast De Boelelaan 1100 Amsterdam, het aannemelijk is dat [verdachte] de gebruiker is van [telefoonnummer 9] .
Gelet op het gegeven dat [telefoonnummer 9] op beide momenten gebruik maakt van de zendmast Eleanor Rooseveltlaan 2-112 Amstelveen en gelet op het feit dat de vriendin van [verdachte] , [naam vriendin verdachte] , staat ingeschreven op de [adres vriendin verdachte] en de Eleanor Rooseveltlaan 2-112 Amstelveen onder de netwerkmeting van Camera Obscuralaan te Amstelveen valt [95] , vindt de rechtbank het aannemelijk dat het [verdachte] is die van [telefoonnummer 9] gebruik maakt.
Tabel 12: 9 januari 202309:37:00: [imeinummer 2] zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam
10:16:38: [imeinummer 2] zendmast De Boelelaan 1100 Amsterdam
11:09:36: [telefoonnummer 10] zendmast Amsteldijk 35 Amsterdam
12:09:08: [imeinummer 2] zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam
12:26:30: [telefoonnummer 9] zendmast Admiraal de Ruijterweg 302-304 Amsterdam
12:54:27: [imeinummer 2] zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam
13:09:36: [telefoonnummer 10] zendmast Amsteldijk 35 Amsterdam
De verdediging heeft in de bijlage opgemerkt dat tussen 11:00 en 12:23 [telefoonnummer 10] gebruik maakt van de zendmast Amsteldijk 35 en [telefoonnummer 9] van de zendmast Admiraal de Ruijterweg 302-304 Amsterdam. De afstand tussen beide zendmasten bedraagt meer dan 5 kilometer.
Het Openbaar Ministerie heeft met betrekking tot de door de verdediging genoemde tijdstippen (11:00 en 12:23) de vraag gesteld wat verstaan moet worden onder ‘omstreeks’.
De verdediging heeft bij dupliek geen opmerking gemaakt bij deze tabel anders dan te stellen, zo begrijpt de rechtbank, dat de conclusie voor deze en voor elke verdere tabel geldt dat (i) de zendmastgegevens steun bieden voor een langere plaatsbepaling van [telefoonnummer 10] en dat dat toestel op grote afstand is tot [telefoonnummer 9] , en (ii) dat de zendmastgegevens innerlijk tegenstrijdig zijn.
De rechtbank stelt allereerst vast dat [telefoonnummer 10] volgens de zendmastenlijst van 8 januari 2023 19:09:36 tot 9 januari 2023 13.09.36 aaneensluitend gebruik maakt van de zendmast Amsteldijk 35 Amsterdam en derhalve niet beweegt. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de gegevens van [imeinummer 2] en de gegevens van [telefoonnummer 9] , het aannemelijk is dat [verdachte] de gebruiker is van [telefoonnummer 9] .
Tabel 13: 9 januari 202312:26:30: [telefoonnummer 9] zendmast Admiraal de Ruijterweg 302-304
12:54:27: [imeinummer 2] zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam
14:54:27: [imeinummer 2] zendmast Wiardi Beckmanstraat 1 Breukelen
15:26:59: [imeinummer 2] zendmast Watertorenweg 1 Werkhoven
18:09:36: [imeinummer 2] zendmast Eerste Nassaustraat 7 Amsterdam
19:40:28: [telefoonnummer 10] zendmast Westhavenweg Amsterdam
20:26:30: [telefoonnummer 9] zendmast Parnassusweg 220 Amsterdam
21:50:01: [telefoonnummer 10] zendmast Meibergdreef 9 Amsterdam
De verdediging heeft in de bijlage opgemerkt dat, zo begrijpt de rechtbank, [telefoonnummer 9] omstreeks 20:26 gebruik maakt van zendmast Parnassusweg 220 Amsterdam en [telefoonnummer 10] van zendmast Westhavenweg Amsterdam.
Het Openbaar Ministerie heeft bij deze tabel opgemerkt dat de zendmasten Max Havelaarlaan 633 Amstelveen en Eleanor Rooseveltlaan 2-112 Amstelveen vallen onder de netwerkmeting van de [adres vriendin verdachte] te Amstelveen.
De verdediging heeft bij dupliek geen opmerking gemaakt bij deze tabel anders dan te stellen, zo begrijpt de rechtbank, dat de conclusie voor deze geldt dat (i) de zendmastgegevens steun bieden voor een langere plaatsbepaling van [telefoonnummer 10] en dat dat toestel op grote afstand is tot [telefoonnummer 9] , en (ii) dat de zendmastgegevens innerlijk tegenstrijdig zijn.
De rechtbank stelt vast dat [telefoonnummer 10] na een langere periode gebruik te hebben gemaakt van zendmast Amsteldijk 35 Amsterdam na 13:09:36 achtereenvolgens gebruik maakt van zendmast Dolingadreef 71 Amsterdam (14:19:32), zendmast Kortvoort 1 Amsterdam (16:39:14), zendmast Coenhavenweg 8 Amsterdam (17:40:18), zendmast Westhavenweg Amsterdam (19:40:28) en zendmast Meibergdreef Amsterdam en vanaf inmiddels 10 januari 2023 zendmast Max Havelaarlaan 633 Amstelveen (02:25:48, 04:25:48 en 06:25:48). [telefoonnummer 9] maakt om 04:26:30 gebruik van zendmast Eleanor Rooseveltlaan 2-112 Amstelveen. Deze beide zendmasten in Amstelveen vallen onder de netwerkmeting van Camera Obscuralaan Amstelveen en gebleken is dat de vriendin van [verdachte] , [naam vriendin verdachte] , staat ingeschreven op het adres [adres vriendin verdachte] . De rechtbank leidt uit bovenstaande gegevens van [imeinummer 2] , het onderzoek aan de telefoon van [ medeverdachte 4] [96] , de verklaring van de verhuurster van het vakantiehuis [adres 3] Langbroek [97] af, dat [verdachte] in de middag van 9 januari 2023 genoemd vakantiehuis samen met [ medeverdachte 4] heeft bezocht. Hieruit volgt dat [verdachte] die middag niet de gebruiker was van [telefoonnummer 10] . Dit leidt tot de conclusie dat [verdachte] die middag niet beschikte over [telefoonnummer 10] . Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en gelet op de vermelde zendmastgegevens, vindt de rechtbank het aannemelijk dat [verdachte] de gebruiker is van [telefoonnummer 9] .
Tabel 14: 10 januari 202404:25:48: [telefoonnummer 10] zendmast Max Havelaarlaan 633 Amstelveen
04:26:30: [telefoonnummer 9] zendmast Eleanor Rooseveltlaan 2-112 Amstelveen
06:25:48: [telefoonnummer 10] zendmast Max Havelaarlaan 633 Amstelveen
De verdediging heeft in de bijlage opgemerkt dat omstreeks 04:26 [telefoonnummer 10] gebruikt maakt van zendmast Max Havelaarlaan Amstelveen en [telefoonnummer 9] van zendmast Eleanor Rooseveltlaan 2-112 Amstelveen. De afstand tussen beide zendmasten bedraagt 1 kilometer.
Het Openbaar Ministerie heeft in repliek meer in het algemeen opgemerkt dat als je tussen twee zendmasten in staat je van de ene of de andere zendmast gebruik kunt maken of van allebei.
De verdediging heeft bij dupliek geen opmerking gemaakt bij deze tabel anders dan te stellen, zo begrijpt de rechtbank, dat de conclusie ook voor deze geldt dat (i) de zendmastgegevens steun bieden voor een langere plaatsbepaling van [telefoonnummer 10] en dat dat toestel op grote afstand is tot [telefoonnummer 9] , en (ii) de zendmastgegevens innerlijk tegenstrijdig zijn.
De rechtbank stelt vast dat op de ochtend van 10 januari 2023 drie van de vier voertuigen, waarvan [verdachte] op 8 januari 2023 rond 12:30 uur bij [verhuurbedrijf] aan het [adres 5] te Amsterdam de sleutels heeft opgehaald [98] ANPR hits hebben tussen 07:41:44 en 07:41:49 op de Europaboulevard Amsterdam. [99] Hieraan voorafgaand is vastgesteld dat de Citroën met kenteken [kenteken 3] om 02:52:36 gebruik maakt van een zendmast die voorkomt op de netwerkmeting van de Camera Obscuralaan te Amstelveen. De Citroën met kenteken [kenteken 2] maakt om 07:03:55 gebruik van een zendmast op de Omroepweg 11 te Almere. Om 08:39:06 maakt het imeinummer van [kenteken 3] gebruik van een zendmast die voorkomt op de netwerkmeting van de Tweede Jan Steenstraat te Amsterdam, te weten de plaats delict. Om 09:17:44 maakt dit imeinummer van [kenteken 3] gebruik van een zendmast op Echtenstein 128-189 Amsterdam. Gezien het feit dat België door Holland naar huis is gestuurd en België aangeeft op de Gooiseweg te rijden (08.48:
snelweg audi op gooise) is het aannemelijk dat België op dat moment gebruik maakt van de [kenteken 3] . [100]
De rechtbank stelt met betrekking tot opgenoemde tabel vast dat zendmast Max Havelaarlaan 633 Amstelveen en zendmast Eleanor Rooseveltlaan 2-112 Amstelveen vallen onder de netwerkmeting van Camera Obscuralaan Amstelveen en gebleken is dat de vriendin van [verdachte] , [naam vriendin verdachte] , staat ingeschreven op het adres [adres vriendin verdachte] . [101] De rechtbank stelt verder vast dat [verdachte] op de ochtend van 10 januari 2023 vanaf 07:50 aanwezig was in de Tweede Jan Steenstraat en dat hij om 07:57 uur in het portiek van Tweede Jan Steenstraat [nummer 2] voor de eerste keer komt lopen en plaats neemt. Uit de navolgende gegevens leidt de rechtbank af dat het [verdachte] is die vanaf 08:40:45 gebruik maakt van de Citroën C3 met kenteken [kenteken 2] . Het imeinummer van deze auto ( [imeinummer 3] ) maakt op dat tijdstip gebruik van zendmast Amsteldijk 35 Amsterdam. Om 09:31 meldt Holland in de Signal chatgroep:
“Ik ben er”. [102] Uit de logging van de bewegingsmelder van het vakantiehuisje [adres 3] Langbroek volgt een beweging om 09:36:45. Het imeinummer van [kenteken 2] ( [imeinummer 4] ) maakt om 10:33:27 gebruik van zendmast Watertorenweg 1 Werkhoven. [telefoonnummer 9] maakt op 10 januari 2023 om 10:13:53 en 10:47:15 gebruik van zendmast Watertorenweg 1 Werkhoven. Het is een feit van algemene bekendheid dat Langbroek en Werkhoven dicht bij elkaar liggen.
ConclusieOp grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] de gebruiker is van [telefoonnummer 9] : in ieder geval vanaf de middag na de ingebruikname van dat toestel op 5 januari 2023 tot en met het laatste moment waarop in de Signal chatgroep is gecommuniceerd op 10 januari om 10:18 uur als Holland meldt:
‘ik ga uit doen’en
‘we praten straks’, en België antwoordt met:
‘oké’. [103]
Kan de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 6] tot het bewijs worden gebruikt?
Standpunten van de verdediging en het Openbaar Ministerie
De verdediging heeft geconcludeerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 6] niet voor het bewijs kan worden gebruikt nu de verdediging [medeverdachte 6] als getuige heeft willen horen, zij aanvankelijk de indruk heeft gewekt bij gelegenheid van een getuigenverhoor bij de rechter-commissaris te zullen verklaren, maar op enig moment via haar raadsman heeft laten weten zich geheel te verschonen van het beantwoorden van vragen. Tegen die achtergrond komt, zo stelt de verdediging, het Vidgen-verweer in beeld en leidt dit tot de voornoemde conclusie. In ieder geval kan de verklaring van [medeverdachte 6] niet voor het bewijs worden gebezigd om daaruit af te leiden dat [verdachte] een leidinggevende of sturende rol bij en opzet op de ontvoering heeft gehad.
Nu duidelijk is dat [verdachte] niet Holland is, is de verklaring van [medeverdachte 6] in die zin een doorslaggevend bewijsmiddel. Het ontbreekt echter verder aan voldoende steunbewijs om aan de verklaring van [medeverdachte 6] enige waarde toe te kennen.
Het Openbaar Ministerie heeft gesteld dat de verdediging de gelegenheid heeft gehad het ondervragingsrecht uit te oefenen. Uit Vidgen volgt dat het gaat om het geval waarbij de uitoefening van het ondervragingsrecht nutteloos is geweest, nu [medeverdachte 6] zich heeft kunnen verschonen. Een veroordeling alleen op deze verklaring zou onverenigbaar kunnen zijn met de waarborgen van een eerlijk proces. Een veroordeling van [verdachte] is echter niet
‘solely or to a decisive extent’gebaseerd op de getuigenverklaring van [medeverdachte 6] : deze verklaring is niet de enige basis voor een veroordeling. Er zijn vele vormen van steunbewijs: de beelden, de OVC-gesprekken, de tapgesprekken, de historische verkeersgegevens, de gegevens van de autoverhuurmaatschappij, het DNA-bewijs op de mok in het vakantiehuis en de inhoud van de Signalberichten. Er is derhalve veel en zeer sterk steunbewijs zodat de belastende verklaring niet als
‘decisive’moet worden behandeld en het gebruik daarvan dus niet in strijd is met artikel 6 EVRM.
In reactie op het standpunt van het Openbaar Ministerie heeft de verdediging naar voren gebracht dat het standpunt dat wel sprake is geweest van het uitoefenen van het ondervragingsrecht, geen steun vindt in de rechtspraak van de Hoge Raad en het EHRM. De verdediging deelt evenmin het standpunt dat sprake is van voldoende steunbewijs. De historische verkeersgegevens van Holland en de Signalberichten kunnen niet aan [verdachte] worden toegerekend. Dan blijven over de beelden, de OVC-gesprekken, de tapgesprekken, gegevens van de autoverhuurmaatschappij en het DNA-bewijs op een mok in het vakantiehuis. Voor al deze bewijsmiddelen geldt dat deze niet
‘veel’en
‘sterk’zijn voor de bewuste en nauwe samenwerking bij de ontvoering. De verklaring van [medeverdachte 6] is wel
‘veel’en
‘sterk’nu zij heeft verklaard alles in opdracht van [verdachte] te hebben gedaan. Haar verklaring is dus evident een belangrijk bewijsmiddel voor het medeplegen en daarvoor is geen enkel steunbewijs in het dossier.
Oordeel rechtbankMet de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het standpunt van het Openbaar Ministerie dat in dit geval wel sprake is geweest van het uitoefenen van het ondervragingsrecht, geen steun meer vindt in de rechtspraak van de Hoge Raad. De rechtbank overweegt bij wijze van inleiding het volgende.
Tot aan de uitspraak van het EHRM in de zaak Vidgen tegen Nederland in 2012 en het arrest van de Hoge Raad in 2013 gold als uitgangspunt dat in het licht van het EVRM het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal voor zover inhoudende een niet ter terechtzitting afgelegde, de verdachte belastende verklaring niet zonder meer ongeoorloofd is en in het bijzonder niet onverenigbaar met artikel 6, lid 1, en lid 3, aanhef en onder d, EVRM. Van onverenigbaarheid als hiervoor bedoeld is in ieder geval geen sprake indien de verdediging in enig stadium van het geding, hetzij op de terechtzitting hetzij daarvoor, de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen. Van de verdediging mag in de regel het nodige initiatief daartoe worden verwacht. De enkele omstandigheid dat een getuige die voor een rechter is opgeroepen en aldaar is verschenen, weigert een verklaring af te leggen, brengt niet mee dat inbreuk wordt gemaakt op het door artikel 6, lid 3, aanhef en onder d, EVRM gewaarborgde recht. Van ongeoorloofdheid als hiervoor bedoeld is geen sprake indien genoemde gelegenheid heeft ontbroken, doch die verklaring in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. [104]
Uit de uitspraak van het EHRM in de zaak Vidgen tegen Nederland [105] volgt, in lijn met eerdere uitspraken van het EHRM (Unterpertinger tegen Oostenrijk van 24 november 1986 en Lucà tegen Italië van 7 februari 2001) dat een verklaring van een niet ondervraagde getuige, als zij het enige of het doorslaggevende bewijs vormt, niet aan een veroordeling ten grondslag mag worden gelegd: de zogenoemde
sole or decisive rule’.
De Hoge Raad heeft nadien het volgende overwogen. In het licht van de uitspraak van het EHRM van 10 juli 2012 (Vidgen tegen Nederland) moet thans worden geoordeeld dat in een geval als het onderhavige, waarin de op verzoek van de verdediging opgeroepen en ter terechtzitting verschenen getuige heeft geweigerd antwoord te geven op de hem gestelde vragen, de verdachte niet het bij artikel 6, derde lid aanhef en onder d, EVRM voorziene recht heeft kunnen uitoefenen die getuige te (doen) horen omtrent diens niet ter terechtzitting afgelegde, de verdachte belastende verklaring. Dat betekent dat in zo'n situatie er geen sprake van is dat de verdediging in enig stadium van het geding, hetzij op de terechtzitting hetzij daarvoor, de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen. [106]
De Hoge Raad heeft onder verwijzing naar de uitspraak van het EHRM in Schatschaschwili tegen Duitsland van 15 december 2015 en de daarin genoemde ‘
sole or decisive rule’het volgende overwogen. In de situatie dat de getuige zich van het geven van een getuigenis of van het beantwoorden van bepaalde vragen verschoont en de getuige dientengevolge weigert antwoord te geven op de vragen die de verdediging hem stelt of doet stellen, ontbreekt een behoorlijke en effectieve mogelijkheid tot ondervraging. Het oordeel dat verklaringen van een dergelijke getuige bruikbaar zijn voor het bewijs, nu de betrokkenheid van de verdachte niet in beslissende mate op die verklaringen is gebaseerd maar in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen en dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van de verklaringen van de getuige die door de verdachte zijn betwist, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. [107]
De rechtbank stelt vast dat de verdediging op de regiezitting van 12 september 2023 het verzoek heeft gedaan tot het horen van medeverdachte [medeverdachte 6] als getuige en dat de rechtbank dat verzoek heeft toegewezen. Uit het proces-verbaal van de rechter-commissaris van 15 december 2023 in de strafzaak tegen onder meer [verdachte] volgt, dat het verhoor van [medeverdachte 6] stond gepland voor 30 november 2023, maar dat dit niet is doorgegaan omdat [medeverdachte 6] via haar raadsman op 22 november 2023 heeft laten weten geen vragen te zullen beantwoorden en een beroep op haar verschoningsrecht te zullen doen.
“De raadslieden van de verdachten en de officier van justitie hebben mij laten weten dat het verhoor kan worden geannuleerd”,aldus de rechter-commissaris.
Bij de gelijktijdig maar niet gevoegde inhoudelijke behandeling van de strafzaken tegen onder meer [verdachte] en [medeverdachte 6] heeft laatstgenoemde aan de hand van de door haar op 24 maart 2023 op haar initiatief afgelegde verklaring bij de politie een nagenoeg gelijkluidende verklaring ter terechtzitting afgelegd. De rechtbank stelt vast dat de verdediging van [verdachte] ter zitting niet heeft verzocht [medeverdachte 6] als getuige te mogen horen. Daarmee kan niet gezegd worden dat de verdediging het nodige initiatief heeft getoond, gebruik te kunnen maken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid tot ondervraging van een getuige ter terechtzitting.
De Hoge Raad heeft onlangs het volgende overwogen. In gevallen waarin de rechter voor het bewijs gebruik wil maken van een door een getuige afgelegde verklaring, terwijl de verdediging – ondanks het nodige initiatief – niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om ten aanzien van die getuige het ondervragingsrecht uit te oefenen, moet de rechter nagaan of het proces als geheel eerlijk is verlopen. Het vereiste dat de verdediging het “nodige initiatief” neemt, houdt in dat de verdediging de wens kenbaar maakt dat zij het ondervragingsrecht wil uitoefenen en dat zij daartoe een stellig en duidelijk verzoek doet tot het oproepen en horen van een concreet aangeduide persoon als getuige. Behoudens bijzondere situaties zoals het overlijden van de getuige, is pas sprake van het “nodige initiatief” als het betreffende getuigenverzoek tegenover de zittingsrechter en dus op de terechtzitting is gedaan. Dat houdt ermee verband dat de zittingsrechter – als de rechter die oordeelt over het bewijs – een eigen verantwoordelijkheid draagt voor de volledigheid van het onderzoek van de zaak en voor de behandeling en de beoordeling van de strafzaak overeenkomstig de eisen van een eerlijk proces. Dit vereiste van een verzoek dat op de terechtzitting wordt gedaan, strekt daarnaast tot een ordentelijke procesvoering. Hieruit volgt dat het voor het “nodige initiatief” doorgaans niet volstaat dat een getuigenverzoek uitsluitend voorafgaand aan de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting bij de rechter-commissaris is gedaan. In het geval dat de verdediging voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting de rechter-commissaris heeft verzocht een getuige op te roepen voor verhoor, maar deze niet daartoe is overgegaan, ligt het dus op de weg van de verdediging – als de wens tot ondervraging nog bestaat – om bij de zittingsrechter eenzelfde verzoek te doen. De zittingsrechter is bij zijn beslissing over dat verzoek niet gebonden aan de eerder door de rechter-commissaris genomen beslissing of aan de gronden waarop die eerdere beslissing berust. Het staat de verdediging ook vrij om het verzoek dat tot de zittingsrechter wordt gericht, te onderbouwen met andere of nadere redenen dan het eerder tot de rechter-commissaris gerichte verzoek. In het geval dat de rechter-commissaris op verzoek van de verdediging is overgegaan tot het oproepen van een getuige maar desondanks de ondervragingsgelegenheid niet kon worden gerealiseerd, ligt het eveneens op de weg van de verdediging dat zij bij de zittingsrechter kenbaar maakt of de wens tot ondervraging nog bestaat en, zo ja, dat zij daartoe – tenzij op voorhand vaststaat dat, bijvoorbeeld als gevolg van overlijden, een ondervragingsgelegenheid niet meer kan worden gerealiseerd – een verzoek tot het horen van de persoon als getuige doet. Als de verdediging meent dat door de rechter-commissaris onvoldoende inspanningen zijn gedaan om de ondervragingsgelegenheid te realiseren, ligt het in de rede dat de verdediging ten behoeve van de zittingsrechter toelicht welke andere inspanningen daartoe nog zouden kunnen worden geleverd. [108]
De rechtbank stelt vast, dat de verdediging bij de inhoudelijke gelijktijdige maar niet gevoegde behandeling van de strafzaak tegen onder meer [verdachte] en [medeverdachte 6] niet het initiatief heeft getoond om andermaal te verzoeken [medeverdachte 6] als getuige te mogen horen, ditmaal ter terechtzitting. Dit had in de reden gelegen nu [medeverdachte 6] ter terechtzitting nagenoeg in lijn met haar politieverklaring opnieuw belastend over [verdachte] heeft verklaard, en een eerdere mogelijkheid tot ondervraging van haar als getuige uiteindelijk niet tot stand is gekomen.
Eerlijk proces
De verdediging heeft bij pleidooi het standpunt ingenomen dat de voor [verdachte] belastende verklaring van [medeverdachte 6] onbetrouwbaar is en heeft dit standpunt met voorbeelden onderbouwd. De verdediging heeft daar de conclusie aan verbonden dat reeds om deze reden de verklaring van [medeverdachte 6] niet tot het bewijs kan worden gebezigd en voldoende steunbewijs ontbreekt om aan de verklaring van [medeverdachte 6] enige waarde toe te kennen.
Bij dupliek heeft de verdediging, zo begrijpt de rechtbank, gesteld dat een eventuele veroordeling van [verdachte]
‘sole or to a decisive extent’op de verklaring van [medeverdachte 6] zal moeten worden gebaseerd nu er onvoldoende, niet veel en sterk, steunbewijs is, terwijl de verklaring van [medeverdachte 6] wel veel en sterk is.
De rechtbank begrijpt dit standpunt van de verdediging dat daarmee de vraag wordt gesteld of [verdachte] een eerlijk proces heeft gehad indien een veroordeling voor het medeplegen van de ontvoering van [slachtoffer] onder de genoemde omstandigheden gebaseerd wordt op de verklaring van [medeverdachte 6] .
De rechtbank is zich bewust van haar verplichting om na te gaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces en of sprake is van een
‘overall fairness’.
In dit nagaan houdt de rechtbank rekening met de drie stappen, zoals die zijn beschreven in de uitspraak van het EHRM van 15 december 2015 in Schatschaschwili tegen Duitsland onder verwijzing naar de uitspraak van het EHRM van 15 december 2011 in Al-Khawaja en Tahery tegen het Verenigd Koninkrijk. Deze drie stappen hebben betrekking op:
(i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt,
(ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijk onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en
(iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid.
Hiervoor heeft de rechtbank de reden weergegeven waardoor de verdediging het ondervragingsrecht ten aanzien van [medeverdachte 6] niet heeft kunnen uitoefenen. Daarbij moet worden aangetekend dat de verdediging heeft nagelaten om opnieuw om een dergelijk getuigenverhoor, ditmaal tere terechtzitting, te verzoeken.
Over het gewicht van de politieverklaring van [medeverdachte 6] binnen het geheel van het voorhanden bewijs, overweegt de rechtbank als volgt. Anders dan de verdediging heeft gesteld, is de rechtbank hiervoor tot het oordeel gekomen dat [verdachte] de gebruiker is geweest van de telefoon met nummer [telefoonnummer 9] die onder de naam Holland deel heeft genomen aan de Signal chatgroep. Uit de bij proces-verbaal van bevindingen verstrekte Signal chats volgt, naar het oordeel van de rechtbank, dat het [verdachte] is die de leiding en de coördinatie heeft in de voorbereiding op en de uitvoering van de ontvoering van [slachtoffer] . Zo spreekt hij in de nacht van 10 januari 2023 (02:36) de groep toe met de woorden:
“heren pak je rust”.In de vroege ochtend van 10 januari 2023 (06:58) is het [verdachte] die het verzameladres doorgeeft:
“ Camera Obscuralaan [nummer 4] ”.De rechtbank begrijpt dit adres in de wetenschap dat de vriendin van [verdachte] , [naam vriendin verdachte] staat ingeschreven op het adres [adres vriendin verdachte] en nummer [nummer 4] deel uit maakt van dezelfde ingang. Het is [verdachte] die op 10 januari 2023 (08:47-08:48-08:52) bepaalt wie de bus rijdt, wie naar huis moet gaan en of België het adres (de rechtbank begrijpt: het adres van het vakantiehuis in Langbroek) wel of niet mag krijgen. België krijgt van [verdachte] tot twee keer toe (08:48 en 08:52) de instructie naar huis te gaan en de indruk ontstaat dat [verdachte] in de groeps-chat ook tegen België zegt (08:48):
“je krijgt later instructies”. Het is [verdachte] die, zo begrijpt de rechtbank, met name de bestuurder van de bus de instructie geeft zich te houden aan de snelheid omdat er trajectcontrole is bij Utrecht. [109]
Gelet op hetgeen over de telefoon [telefoonnummer 9] ( Holland ) is overwogen, gaat de rechtbank ervan uit dat [verdachte] op 4 januari 2023 (20:18), 5 januari 2023 (18:05) en 7 januari 2023 (09:37) voorverkenningen heeft uitgevoerd in de Tweede Jan Steenstraat (plaats delict).
Zoals hiervoor bij de bespreking van de telecomgegevens reeds is overwogen, gaat de rechtbank ervan uit dat [ medeverdachte 4] op verzoek van [verdachte] het vakantiehuis in Langbroek heeft gehuurd en dat [verdachte] met [ medeverdachte 4] in de middag van 9 januari 2023 naar Langbroek is gegaan om het huis in gebruik en de sleutel in ontvangst te nemen. Vaststaat dat [verdachte] op 8 januari 2023 rond 12:30 uur bij [verhuurbedrijf] aan het [adres 5] te Amsterdam de sleutels van vier auto’s (twee bussen en twee personenauto’s) heeft opgehaald, waarvan er drie (een bus en twee personenauto’s) zijn gebruikt bij de ontvoering van [slachtoffer] en waarvan [verdachte] één personenauto heeft gebruikt nadat [slachtoffer] was weggevoerd in een gehuurde bus en daarmee is gereisd naar het vakantiehuis in Langbroek dat de beoogde bestemming was voor de ontvoerde [slachtoffer] .
Over het verplaatsen van drie van de vier gehuurde voertuigen op de vroege ochtend van 10 januari 2023 naar de Tweede Jan Steenstraat te Amsterdam is het volgende vast komen te staan. De Citroën C3 met kenteken [kenteken 2] gebruikt om 07:03:55 de zendmast op de Omroepweg in Almere en uit ANPR gegevens volgt een ANPR-registratie van de Citroën C3 met kenteken [kenteken 3] op Oranjebaan Amstelveen om 07:13:36. Het imeinummer van de Citroën C3 met kenteken [kenteken 2] ( [imeinummer 3] ) gebruikt om 07:30:11 een zendmast die voorkomt op de netwerkmeting van de Camera Obscuralaan te Amstelveen. Tussen 07:41:44 en 07:41:49 zijn er meerdere ANPR registraties van de [kenteken 3] , de [kenteken 2] en de Fiat Talento met kenteken [kenteken 1] op de Europaboulevard Amsterdam. Op beelden is te zien dat een witte en grijze Citroën C3 en een witte Fiat Talento om 07:50:05-07:50:21 de Tweede Jan Steenstraat inrijden. [110]
Zoals hiervoor overwogen is [verdachte] op 10 januari 2023 van 07:50:05 tot 08:40:45 aanwezig in de Tweede Jan Steenstraat (plaats delict), neemt hij meermalen positie in het portiek van de Tweede Jan Steenstraat [nummer 2] , schuin tegenover de woning van [slachtoffer] op nummer [nummer 5] . Op beelden is te zien dat om 08:37:15 [slachtoffer] bij het fietsenrek staat voor zijn woning en dat [medeverdachte 6] uitstapt uit de Fiat Talento (passagierszijde) en voor de bus naar links naar de bestuurderszijde loopt en kijkt in de richting van het portiek van de Tweede Jan Steenstraat [nummer 2] , waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat er communicatie is tussen [verdachte] en [medeverdachte 6] die erop duidt dat de jongen bij het fietsenrek de juiste jongen is, nadat eerder door [verdachte] een fluitsignaal is gegeven en het niet [slachtoffer] betrof. De rechtbank leidt uit deze beelden af dat het [verdachte] is die [medeverdachte 6] instructie geeft ten aanzien van de beoogde persoon. De rechtbank gaat op basis van de camerabeelden en de verklaring van de getuige [getuige] , wonende [adres 7] , ervan uit dat het [verdachte] is die de videodeurbel van laatstgenoemde woning afplakt om te voorkomen dat deze beelden kan opnemen van de ontvoering. [111]
Tot slot, eveneens eerder overwogen, verlaat [verdachte] de plaats delict en verplaatst hij zich vanaf 08:40:45 met de Citroën C3 met kenteken [kenteken 2] vanuit Amsterdam naar [adres 3] te Langbroek. In de Signal chatgroep meldt hij om 09:31:
“ik ben er”,en de bewegingsmelder van genoemd vakantiehuis in Langbroek registreert een beweging om 09:36:45, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat het in de bedoeling lag om [slachtoffer] naar dit vakantiehuis te brengen. De boordcomputer van de Citroën C3 met kenteken [kenteken 2] met imeinummer [imeinummer 5] gebruikt op 10 januari 2023 om 08:40:45 de zendmast Amsteldijk Amsterdam en om 10:33:27 en 10:49:14 zendmast Watertorenweg Werkhoven. [telefoonnummer 9] ( Holland ) gebruikt op 10 januari 2023, om 10:13 en 10:47 eveneens zendmast Watertorenweg Werkhoven. [112] Uit deze gegevens volgt onomstotelijk dat [verdachte] van de plaats delict naar het vakantiehuis is gereisd in de wetenschap dat [slachtoffer] daar naartoe gebracht zou worden.
Ten aanzien van het betoog van de verdediging dat de verklaring van [medeverdachte 6] niet voor het bewijs kan worden gebezigd, nu de verdediging effectief geen gebruik heeft kunnen maken van haar ondervragingsrecht, overweegt de rechtbank het volgende.
[medeverdachte 6] is uiteindelijk niet bij de rechter-commissaris als getuige gehoord. Hiervoor is het procesverloop ter zake weergegeven. De verdediging heeft derhalve niet de gelegenheid gehad om de door [medeverdachte 6] tegenover de politie afgelegde en voor [verdachte] belastende verklaring op zijn betrouwbaarheid te kunnen toetsen. De rechtbank stelt wel vast dat de verdediging heeft nagelaten om andermaal te verzoeken om [medeverdachte 6] als getuige te horen, ditmaal ter terechtzitting, nu zij heeft nagelaten bij gelegenheid van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen onder meer [verdachte] en [medeverdachte 6] om een dergelijk verhoor te verzoeken. Dit had, zoals eerder overwogen, in de reden gelegen nu [medeverdachte 6] ter zitting een nagenoeg gelijkluidende [verdachte] belastende verklaring heeft afgelegd als die zij eerder tegenover de politie had afgelegd.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat gegeven het feit dat de verdediging niet de gelegenheid heeft gehad haar tegenover de politie afgelegde en voor [verdachte] belastende verklaring op zijn betrouwbaarheid te kunnen toetsen, dit niet in de weg hoeft te staan aan het gebruik van deze verklaring voor de bewijsvoering, nu de betrokkenheid van [verdachte] bij het ten laste gelegde niet slechts volgt uit deze verklaring maar in meer dan voldoende mate steun vindt in andere wettige bewijsmiddelen. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Medeplegen
Standpunt verdediging en Openbaar MinisterieHet verweer van de verdediging dat verdachte niet als medepleger kan worden beschouwd van de ten laste gelegde ontvoering is vooral gebaseerd op het door de verdediging ingenomen standpunt dat verdachte niet ‘ Holland ’ is én dat het niet aannemelijk is dat [medeverdachte 6] een geloofwaardige verklaring heeft afgelegd en van het bewijs dient te worden uitgesloten. Bij die stand van zaken beperkt de mate van betrokkenheid van verdachte zich volgens de verdediging slechts tot twee feitelijke handelingen, te weten de aanwezigheid op de plaats delict met zicht op de ontvoering en het ophalen van voertuigen bij verhuurbedrijf [verhuurbedrijf] . Deze betrokkenheid van verdachte levert hoogstens medeplichtigheid op, maar dit is niet ten laste gelegd.
Volgens het Openbaar Ministerie kan verdachte als medepleger van de ten laste gelegde ontvoering worden aangemerkt.
Hiervoor heeft de rechtbank vastgesteld dat (i) [verdachte] de gebruiker is van [telefoonnummer 9] en daarmee ‘ Holland ’ is en (ii) dat de verklaring van [medeverdachte 6] kan worden gebruikt voor de bewijsvoering. Tegen de achtergrond van deze vaststellingen zal de rechtbank – mede in het licht van de overige onderzoeksbevindingen – de betrokkenheid van verdachte beschouwen.
Oordeel rechtbankDe rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Uit het dossier volgt dat bij de ontvoering van [slachtoffer] meerdere personen betrokken waren. Zij hebben voor de ontvoering een groot aantal voorbereidingen getroffen. Zo is er een paar dagen voor de ontvoering een vakantiehuis geboekt waar [slachtoffer] naartoe gebracht zou worden, zijn er diverse voertuigen gehuurd en zijn er speciaal voor de ontvoering bestemde telefoons aangeschaft waarin met elkaar chatcontact is gehouden aangaande de ontvoering.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte in de bus tijdens de ontvoering aanwezig was dan wel dat hij één van de overige feitelijke handelingen heeft verricht zoals deze ten laste zijn gelegd.
Desalniettemin kan op basis van het dossier wel worden vastgesteld dat verdachte een buitengewoon cruciale rol bij de ontvoering heeft gehad. Zo heeft de rechtbank hiervoor vastgesteld dat verdachte ‘ Holland ’ is en in die hoedanigheid degene is geweest die de leiding en de coördinatie had in de voorbereiding op en de uitvoering van de ontvoering van [slachtoffer] . Verdachte heeft kort voor de ontvoering de daarbij gebruikte voertuigen bij de autoverhuurder opgehaald en na afloop twee voertuigen weer teruggebracht. Verdachte heeft zijn medeverdachten de nacht voor de ontvoering bevolen hun rust te pakken, hij bepaalde wie de bus reed en of ‘ België ’ het adres van het gehuurde vakantiehuis waar [slachtoffer] naartoe gebracht zou worden zou krijgen en op verzoek van verdachte is dit vakantiehuis (door iemand anders) gehuurd. Verdachte was op 10 januari 2023 tussen 07:50 uur en 08:40 uur op de plaats delict aanwezig, heeft zijn positie in het portiek van de Tweede Jan Steenstraat [nummer 2] , schuin tegenover de woning van [slachtoffer] ingenomen en heeft [medeverdachte 6] een fluitsignaal gegeven toen zij [slachtoffer] kon gaan aanspreken. Ook heeft verdachte een videodeurbel van een woning op de Tweede Jan Steenstraat [nummer 5] afgeplakt om te voorkomen dat er beelden van de ontvoering mee konden worden opgenomen. Tenslotte is verdachte vanaf de plaats delict naar voornoemd vakantiehuis gereden, er vanuit gaande dat [slachtoffer] daarnaartoe gebracht zou worden.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Dat het oogmerk van verdachte en/of zijn medeverdachten gericht was om een ander te dwingen iets wel of niet te doen, zoals vereist is bij gijzeling, is op basis van het dossier niet komen vast te staan. Dat betekent dat verdachte van de ten laste gelegde (medeplegen van) gijzeling zal worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen waarnaar in rubriek 4.3.1. is verwezen bewezen dat verdachte:
op 10 januari 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd, door:
- de fiets van die [slachtoffer] te blokkeren met een ladder en
- aan die [slachtoffer] te vragen om te helpen de ladder achterin een bus (Fiat Talento met kenteken [kenteken 1] ) te tillen en
- ( terwijl die [slachtoffer] om hulp en “Nee!” schreeuwt) met kracht die [slachtoffer] die bus in te duwen en trekken en voorkomen dat hij weg kan komen en
- de polsen van die [slachtoffer] te boeien (met handboeien) en
- een hand over de mond van die [slachtoffer] te doen en die [slachtoffer] een
gagball in de mond te doen en
- een doek of (geblindeerde) skibril over het hoofd en de ogen van die [slachtoffer] te trekken/binden
en de ogen van die [slachtoffer] te bedekken en
die [slachtoffer] op zijn buik in de laadruimte van de bus te leggen en die [slachtoffer] op de vloer van de laadruimte in bedwang te houden en die [slachtoffer] zittend tegen de cabinedeur van die laadruimte te zetten en
- de sleutels en telefoon van die [slachtoffer] af te nemen en
- die [slachtoffer] te dwingen mee te rijden en
- toen de moeder van die [slachtoffer] belde die [slachtoffer] (op dwingende wijze) te zeggen dat hij geen domme dingen moest doen en
- die [slachtoffer] mee te nemen naar een vakantiehuis (te weten op [adres 3] te Langbroek) als beoogde ontvoeringsplaats voor die [slachtoffer] .

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaar. Verder vordert het openbaar ministerie oplegging van een maatregel tot vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in de vorm van een contactverbod met het slachtoffer en een gebiedsverbod rondom de woning aan de [adres slachtoffer] voor de duur van 5 (vijf) jaar met een vervangende hechtenis van 1 (één) week per overtreding.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging vindt de eis van de officier van justitie disproportioneel en veel te hoog in relatie tot straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de zaak
Op 10 januari 2023 in de vroege ochtend spreekt een vrouw met een ladder een vijftienjarige jongen aan op de Tweede Jan Steenstraat te Amsterdam. Zij vraagt of hij wil helpen om de ladder in de laadruimte van een busje te zetten. Dat doet hij en vrijwel meteen daarna trekken twee verdachten hem op een gewelddadige manier in het busje en wordt hij ontvoerd. Verschillende omstanders en buurtbewoners zien en horen dit. De rechtbank vindt dit een zeer schokkende gebeurtenis vanwege de impact op het jeugdige slachtoffer en vanwege de gevoelens van onveiligheid die hierdoor zijn aangewakkerd, ook in de buurt waar het is gebeurd.
In totaal heeft het slachtoffer 40 minuten in de bus gezeten met een gag-ball in zijn mond, handboeien om en iets voor zijn ogen waardoor het zicht hem wordt ontnomen. Tijdens de rit moest hij met zijn moeder bellen, die hij angstig aan de telefoon kreeg en tegen wie hij moest veinzen dat alles okay was en dat het slechts om een grap zou gaan. Dit alles moet een zeer angstige en vernederende situatie zijn geweest. Toen het busje werd staande gehouden en de jongen de bus uit kwam liep hij wankel en was hij erg ontdaan.
Namens het slachtoffer is bij het uitoefenen van het spreekrecht tot uitdrukking gebracht dat hij de ontvoering nog steeds onwerkelijk vindt en niet te bevatten. Zo is namens hem ter zitting verklaard: “
Vanaf die dag is het voor mij een gevecht om het normale leven weer op te pakken. Dat lukt mij eigenlijk niet. Ik voel mij nog steeds erg onveilig, ook in mijn eigen straat. Het veilige gevoel dat ik en mijn gezin hadden is voorgoed verdwenen. Geen enkele straf kan ons dit veilige gevoel nog ooit teruggeven.” Hieruit blijkt de ongelooflijke impact die deze ontvoering op het slachtoffer heeft gemaakt.
De rechtbank heeft geen motief vast kunnen stellen en daar ook geen rekening mee kunnen houden. Dat er een aanleiding moet zijn geweest voor de ontvoering van [slachtoffer] lijkt onmiskenbaar. De verdachten hebben echter hun verantwoordelijkheid niet genomen en hebben geen openheid van zaken gegeven.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 28 maart 2024. Hieruit blijkt dat de laatste veroordeling van verdachte in 2015 was. Dat was voor een vermogensdelict.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 1 februari 2024. De reclassering heeft gerapporteerd dat het recidiverisico als gemiddeld wordt ingeschat en het risico op onttrekking van verdachte als laag. De reclassering vindt interventies of toezicht niet nodig. Bij een bewezenverklaring adviseert de reclassering tot oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. Wel adviseert de reclassering voortzetting van het contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachten en van het locatieverbod (te controleren door de politie).
Vergelijkbare zaken
Het wettelijk strafmaximum voor een wederrechtelijke vrijheidsberoving is acht jaar. De rechtbank heeft gekeken naar welke straffen in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Wat daarbij opvalt is dat rechtbanken en gerechtshoven voor een wederrechtelijke vrijheidsberoving uiteenlopende straffen opleggen: van taakstraffen tot lange(re) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Uitzonderlijk in deze zaak is enerzijds dat het om een minderjarig slachtoffer gaat. Dat werkt strafverzwarend. Anderzijds gaat in andere zaken een wederrechtelijke vrijheidsberoving vaak gepaard met mishandeling of bedreiging met een wapen. In dit geval is dat gelukkig niet aan de orde geweest. Door doortastend en snel optreden van de politie heeft de ontvoering in deze zaak niet langer dan 40 minuten geduurd. Het plan van de ontvoerders om hem naar een vakantiehuis te brengen met geblindeerde ramen is daarom niet uitgevoerd. Dit zal dan ook niet meewegen in de strafmaat.
Recent nog heeft de rechtbank Amsterdam in het onderzoek Catanzaro (o.a. ECLI:NL:RBAMS:2024:1319) straffen opgelegd van 30 en 33 maanden voor een ontvoering waarbij het slachtoffer urenlang is rondgereden, naar verschillende locaties is gebracht en waarbij flink geweld is toegepast en het slachtoffer is bedreigd met een vuurwapen en hij gedwongen is goederen af te staan.
In het licht van onder andere deze uitspraken vindt de rechtbank de vordering van de officier van justitie veel te hoog en zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van 36 (zesendertig) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Verdachte had het overzicht over wat er moest gebeuren en wie er op welk moment bij moest worden betrokken. Uit het chatverkeer van de gezamenlijke appgroep valt op te maken dat verdachte de anderen aanstuurt, zegt wat er moet gebeuren en een leidende rol heeft. Ook in de voorbereiding van de ontvoering en in het bedenken ervan vervult hij een centrale rol. Hij wordt dan ook het zwaarst gestraft.
Daarnaast wordt een maatregel tot vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38v Sr opgelegd in de vorm van een contactverbod met het slachtoffer voor een periode van drie jaar met vervangende hechtenis van een week per overtreding. De rechtbank vindt het geen toegevoegde waarde hebben om daarnaast nog een gebiedsverbod ex artikel 38v Sr op te leggen.
Voorlopige hechtenis
Verdachte is op 8 maart 2023 in verzekering en op 10 maart 2023 in bewaring gesteld. Op 20 maart 2023 is de gevangenhouding van verdachte bevolen voor de duur van 90 dagen. Op 12 september 2023 is de voorlopige hechtenis geschorst met ingang van 13 september 2023 tot aan de datum van de einduitspraak in eerste aanleg. Dit betekent dat de voorlopige hechtenis weer herleeft met ingang van de datum van de einduitspraak in eerste aanleg.
Dat laatste is ook wat de officier van justitie wil. De raadsman heeft daarentegen verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis voort te zetten onder dezelfde voorwaarden. Aldus heeft de verdediging een nieuw schorsingsverzoek gedaan. Ter onderbouwing hiervan heeft de verdediging gewezen op verdachtes werkperspectief en toekomsttraject.
Aangezien de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van langere duur oplegt, de voorlopige hechtenis van verdachte sinds 13 september 2023 is geschorst en verdachte sindsdien de tijd heeft gehad om zich voor te bereiden op een detentie, ziet de rechtbank – in het licht van de gegeven onderbouwing – geen reden om de voorlopige hechtenis na de einduitspraak opnieuw te schorsen. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.

9.Beslag

9.1.
De in beslag genomen voorwerpen
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Verdovende mid (Hennep) PL1300-2023007331-6311022
Verdovende mid (Hennep) PL1300-2023007331-6311026
Verdovende mid (Hennep) PL1300-2023007331-6311027
Google Pixel PL1300-2023007331-6311006
Apple iPhone 8 (A1905) PL1300-2023007331-6310973
Onbekend Gps Baken PL1300-2023007331-6310983
9.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen henneptoppen dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
De Google Pixel telefoon dient ook te worden onttrokken aan het verkeer. Hoewel de politie deze telefoon nog niet heeft kunnen onderzoeken, is bekend dat met dit type telefoon vaak versleuteld wordt gecommuniceerd om strafbare feiten te plegen. Het ongecontroleerde bezit van een Google Pixel telefoon is daarom volgens de officier van justitie in strijd met het algemeen belang en de wet.
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de in beslag genomen iPhone verbeurd te verklaren, nu met deze telefoon gesprekken dan wel chats zijn gevoerd die betrekking hadden op de planning van het strafbare feit.
Het in beslag genomen baken kan aan de beslagene worden teruggegeven.
9.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de in beslag genomen iPhone aan verdachte terug te geven.
9.4.
Oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen iPhone behoort aan verdachte toe. Het voorwerp dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is voorbereid/begaan.
Teruggave aan verdachte
Gelet op de verdenking, het aantreffen en in beslag nemen van de henneptoppen en de bepalingen ter zake het onttrekken aan het verkeer, had het op de weg van de politie gelegen verdachte te vragen afstand van de henneptoppen te doen en bij het uitblijven daarvan verdachte hiervoor te vervolgen. Nu dit niet is gebeurd en artikel 36d Sr nadrukkelijk bepaalt dat de in beslag genomen voorwerpen alleen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, als deze aan verdachte toebehoren, van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit zijn aangetroffen én kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, terwijl dit laatste niet vastgesteld kan worden, kan de rechtbank niet anders dan beslissen dat de henneptoppen moeten worden teruggegeven aan verdachte.
De rechtbank kan niet vaststellen dat er een relatie bestaat tussen de in beslag genomen Google Pixel telefoon en het bewezenverklaarde feit. Het enkele feit, zoals door de officier van justitie gesteld, dat het hier om een telefoon gaat waarmee ook versleuteld en heimelijk kan worden gecommuniceerd om strafbare feiten te plegen, betekent - zonder nadere onderbouwing die ontbreekt - nog niet dat deze telefoon daar ook voor is gebruikt en dus dat het ongecontroleerde bezit in strijd is met het algemeen belang en de wet. Deze telefoon moet dan ook worden teruggegeven aan verdachte.
De rechtbank zal teruggave van het baken aan verdachte gelasten, nu deze aan verdachte toebehoort en niet is gebleken dat deze in relatie staat tot enig strafbaar feit.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

10.1.
De vorderingen
Als benadeelde partijen hebben in dit strafproces schadevergoeding gevorderd:
  • het slachtoffer [slachtoffer] ,
  • de moeder van het slachtoffer [benadeelde partij (moeder slachtoffer)] .
Hun vorderingen tot schadevergoeding hebben betrekking op verschillende soorten schade, waaronder ook zogenoemde shockschade.
[slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 1.500,00 aan vergoeding van materiële schade (toekomstige medische (reis- en parkeer)kosten) en € 12.500,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ter onderbouwing van zijn vordering heeft de benadeelde partij het volgende aangevoerd.
De materiële schade betreft toekomstige kosten. De gestelde kosten zijn nog niet gemaakt. Deze schadepost is opgenomen voor het geval hoger beroep wordt ingesteld. De benadeelde partij gaat er vanuit dat hij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in dit deel van zijn vordering.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de benadeelde partij aangevoerd dat hij als gevolg van de ontvoering angsten heeft ontwikkeld en moeite heeft mensen te vertrouwen. Hierdoor wordt hij belemmerd in zijn bewegingsvrijheid. Hij heeft een doorverwijzing van de huisarts gekregen naar Levvel, zodat hij kan worden behandeld voor zijn psychische klachten. Ter onderbouwing hiervan heeft de benadeelde partij een kopie van de doorverwijzing overgelegd.
[benadeelde partij (moeder slachtoffer)]
De benadeelde partij [benadeelde partij (moeder slachtoffer)] vordert € 1.800,00 aan vergoeding van materiële schade (toekomstige medische (reis- en parkeer)kosten en kapotte telefoon) en € 7.500,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ter onderbouwing van haar vordering heeft de benadeelde partij het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de benadeelde partij het volgende aangevoerd. De medische (reis- en parkeer)kosten betreffen toekomstige kosten. De gestelde kosten zijn nog niet gemaakt. Deze schadepost is enkel opgenomen voor het geval er hoger beroep wordt ingesteld. De benadeelde partij gaat er vanuit dat zij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in dit deel van haar vordering. [slachtoffer] had ten tijde van de ontvoering een IPhone 10X bij zich. De benadeelde partij heeft deze telefoon aangeschaft. Nadat de telefoon kapot is gegaan, heeft de benadeelde partij een IPhone 12 voor [slachtoffer] gekocht. De schade wordt begroot op € 300,00 en de benadeelde partij kan deze schade ex artikel 6:107 lid 1 sub a BW als verplaatste schade vorderen.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de benadeelde partij gesteld dat zij grote angst heeft gehad over of haar zoon terug zou komen en hoe zij hem terug zou krijgen. Als gevolg hiervan is zij gediagnosticeerd met post traumatische stressklachten en ondergaat zij daarvoor behandeling bij een psycholoog gericht op traumaverwerking. Ter onderbouwing hiervan heeft de benadeelde partij een kopie van een e-mail van een klinisch psycholoog-psychotherapeut overgelegd. De benadeelde partij verzoekt primair de immateriële schade als shockschade toe te wijzen en subsidiair om de vordering toe te wijzen analoog aan de criteria van shockschade op grond van artikel 6:106 sub b BW (aantasting in de persoon anderszins).
10.2.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het immateriële deel van de vordering van [slachtoffer] voldoende is onderbouwd en hoofdelijk kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer] dient volgens de officier van justitie in het materiële deel van zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu die kosten nog niet zijn gemaakt.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij [benadeelde partij (moeder slachtoffer)]
Het materiële deel van de vordering van [benadeelde partij (moeder slachtoffer)] dat ziet op de kapotte telefoon, kan hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij dient in het deel dat ziet op de toekomstige kosten niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu die kosten nog niet zijn gemaakt.
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in het immateriële deel van de vordering, omdat vergoeding van shockschade niet in dit strafgeding kan worden gevorderd.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer]
Materiële schade
De rechtbank verklaart de benadeelde partij, in lijn met wat namens de benadeelde partij daarover zelf naar voren is gebracht, niet-ontvankelijk in zijn vordering voor wat betreft de materiële schade. Toekomstige schade is – gelet op de aard ervan – niet eenvoudig vast te stellen, ook omdat in dit geval enige (deskundige) onderbouwing ontbreekt. Dit deel van de vordering vereist dan ook nader onderzoek en leent zich daarom niet voor behandeling in het strafproces.
Immateriële schade
Artikel 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten in geval van:
a. oogmerk om zodanige schade toe te brengen;
b. aantasting in de persoon door (i) het oplopen van lichamelijk letsel, door (ii) schade in zijn eer of goede naam of (iii) op andere wijze;
c. bepaalde gevallen van aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
Van de onder 6:106 onder b sub iii BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Gezien de aard en de ernst van wat de benadeelde partij zelf heeft moeten ondergaan, is evident dat artikel 6:106 onder b sub iii BW een grondslag biedt voor vergoeding van immateriële schade die de benadeelde partij als slachtoffer van een ernstig misdrijf heeft opgelopen. Dat het hier gaat om een gebeurtenis die bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok heeft veroorzaakt, acht de rechtbank alleszins begrijpelijk en aannemelijk geworden. Het feit dat de benadeelde partij nog aan de start staat van zijn behandeltraject en het bestaan van geestelijk letsel daarom nog niet door een deskundige is vastgesteld, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank stelt daarom vast dat aan de benadeelde partij door het primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Op grond van artikel 6:106 BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 5.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Dit gedeelte van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader(s) betaalt/betalen, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de eventueel op grond van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering toe te passen gijzeling op 60 dagen.
[benadeelde partij (moeder slachtoffer)]
Materiële schade
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor wat betreft de toekomstige kosten, in lijn met wat namens de benadeelde partij daarover zelf naar voren is gebracht, niet-ontvankelijk in haar vordering. Toekomstige schade is – gelet op de aard ervan – niet eenvoudig vast te stellen, ook omdat in dit geval enige (deskundige) onderbouwing ontbreekt. Dit deel van de vordering vereist dan ook nader onderzoek en leent zich daarom niet voor behandeling in het strafproces.
De rechtbank wijst de gevorderde kosten met betrekking tot de telefoon af, nu het causale verband tussen het bewezen verklaarde feit en de gestelde schade aan de telefoon niet is komen vast te staan, zodat niet aangenomen kan worden dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden.
Immateriële schade
Recht op vergoeding van immateriële schade zoals hiervoor onder artikel 6:106 onder b sub (iii) BW bedoeld, bestaat ook als door het waarnemen van het strafbare feit of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok bij de benadeelde partij is teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit, wat zich met name zal kunnen voordoen indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het ten laste gelegde is gedood of gewond (zogenoemde ‘shockschade’).
De Hoge Raad heeft op 28 juni 2022 een lijn uitgezet voor de beoordeling van verzoeken tot vergoeding van shockschade. De Hoge Raad heeft in dit arrest overwogen dat iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt - afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden – ook onrechtmatig kan handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweeg brengt. Het recht op vergoeding van schade die is veroorzaakt door het onrechtmatig teweegbrengen van een hevige emotionele schok is beperkt tot de schade die volgt uit geestelijk letsel. Voor de toewijzing van schadevergoeding ter zake van dat geestelijk letsel is vereist dat het bestaan van dat geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld. In de rechtspraak over schokschade is in dat verband steeds overwogen dat dit in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar.
De rechtbank sluit haar ogen niet voor het feit dat de ontvoering van haar zoon een impact op de benadeelde partij als moeder heeft gehad en misschien nog wel steeds heeft. Die erkenning kan alleen geen grond voor aansprakelijkheid voor shockschade zijn, nu niet gesteld of gebleken is dat [slachtoffer] gewond is geraakt door de ontvoering. Reeds hierom is toewijzing van de vordering ten aanzien van de shockschade niet aan de orde.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat de persoon van de benadeelde in artikel 6:106 BW onder b degene betreft die zelf is getroffen door de onrechtmatige daad [113] , zodat ten aanzien van naasten in het wettelijk systeem geen plaats is voor vergoeding van schade in de vorm van aantasting in de persoon die
geenshockschade is. Ook voor zover de vordering ziet op toekenning van geleden immateriële schade op de grondslag van de aantasting in de persoon op andere wijze (zoals bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW), wordt deze – nu het gaat om een vordering van een naaste en niet van het primaire slachtoffer zelf – afgewezen.
De gevorderde shockschade wordt afgewezen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zegge zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van
3 (zegge drie) jaren
op
geenenkele wijze - direct of indirect -
contactzal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 (zegge één week)voor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Verklaart verbeurd:
4. Apple IPhone 8 (A1905) PL1300-2023007331-6310973.
Gelast de teruggave aan
[verdachte]van:
1. Verdovende mid (Hennep) PL1300-2023007331-6311022
2. Verdovende mid (Hennep) PL1300-2023007331-6311026
3. Verdovende mid (Hennep) PL1300-2023007331-6311027
5. Google Pixel PL1300-2023007331-6311006.
6. Onbekend Gps Baken PL1300-2023007331-6310983.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 5.000,00 (zegge vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (te weten 10 januari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 5.000,00 (zegge vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (te weten 10 januari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 60 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of zijn mededaders aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij vervalt.
Verklaart [benadeelde partij (moeder slachtoffer)] niet-ontvankelijk in haar vordering (voor wat betreft de toekomstige medische (reis- en parkeer)kosten).
Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.R. Hofstee, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 mei 2024.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige, rubriek 3, p. 11.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, rubriek 3, p. 14 en 15.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, rubriek 3, p. 18.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, rubriek 3, p. 15.
6.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 1.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige, rubriek 3, p. 2.
8.Proces verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 4.
9.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 6.
10.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 6 en 7.
11.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 27.
12.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 7.
13.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 57 en 58.
14.Proces-verbaal van bevindingen tactische doorzoeking [kenteken 1] , rubriek 5, p. 88.
15.Proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (Fiat [kenteken 1] ), rubriek 8, p. 74 .
16.Proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (Fiat [kenteken 1] ), rubriek 8, p. 74 .
17.Proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (Fiat [kenteken 1] ), rubriek 8, p. 74 .
18.Proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (Fiat [kenteken 1] ), rubriek 8, p. 73 en 74 .
19.Proces-verbaal aangifte, rubriek 2, p. 1 en 2.
20.Proces-verbaal van verhoor aangever, rubriek 2, p. 9 en 10.
21.Proces-verbaal van verhoor aangever, rubriek 2, p. 10.
22.Proces-verbaal van verhoor aangever, rubriek 2, p. 14.
23.Proces-verbaal van verhoor aangever, rubriek 2, p. 11.
24.Proces-verbaal van verhoor aangever, rubriek 2, p. 8.
25.Proces-verbaal van verhoor aangever, rubriek 2, p. 12.
26.Proces-verbaal van verhoor aangever, rubriek 2, p. 10.
27.Proces-verbaal van verhoor aangever, rubriek 2, p. 13 en proces-verbaal aangifte, rubriek 2, p. 2.
28.Proces-verbaal van verhoor aangever, rubriek 2, p. 14.
29.Proces-verbaal van verhoor aangever, rubriek 2, p. 15.
30.Proces-verbaal van verhoor aangever, rubriek 2, p. 13.
31.Proces-verbaal van verhoor aangever, rubriek 2, p. 14 en 15.
32.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 448 en 449.
33.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 449 en 450.
34.Proces-verbaal van verhoor getuige, rubriek 3, p. 24-26 en proces-verbaal van verhoor getuige, rubriek 3, p. 35 en proces verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 184.
35.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 66.
36.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 195 en 196.
37.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 267 en 268.
38.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 451.
39.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 452.
40.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 453.
41.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 453.
42.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 284.
43.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 285.
44.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 453 en 455.
45.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] van 24 maart 2023, persoonsdossier [medeverdachte 6] , p. 26 en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 83 .
46.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 65.
47.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 66.
48.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 12 en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 456.
49.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 13 en 14 en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 456.
50.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 15 en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 456.
51.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 456.
52.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 456.
53.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 16.
54.proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 18 en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 456.
55.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 68 en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 19.
56.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 68-71 en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 457.
57.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 57-58.
58.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 58.
59.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 112 en 114.
60.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 98.
61.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 120.
62.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 121.
63.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5. p. 123 tot en met 129.
64.Processen-verbaal van aanhouding verdachte, persoonsdossiers [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , p. 6.
65.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 59
66.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 116.
67.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 118.
68.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 116.
69.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 236.
70.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 239 en 241.
71.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 256.
72.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 267 en 268.
73.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 267 en 268.
74.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 401 en 402.
75.Een geschrift, te weten een rapport DNA-onderzoek, rubriek 8, p. 6-10.
76.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 179 en 180 en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5 p. 181-182.
77.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 168 en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 169-170.
78.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 467.
79.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 470-471.
80.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 467-469.
81.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 154.
82.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 153 e.v.
83.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 184.
84.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 156.
85.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 195 e.v.
86.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] van 24 maart 2023, persoonsdossier [medeverdachte 6] , p. 27.
87.Proces-verbaal van verhoor getuige, rubriek 3, p. 36.
88.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 201 en 202.
89.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 153 e.v.
90.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 153-164.
91.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 163.
92.proces verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 183-185 en proces-verbaal van verhoor getuige, rubriek 3, p. 24-26.
93.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 163.
94.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 163.
95.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 163.
96.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 315-322 en 378-394.
97.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 239-240 en 265.
98.Proces-verbaal van verhoor getuige, rubriek 3, p. 24-26 en proces-verbaal van verhoor getuige, rubriek 3, p. 27-49 en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 183-194.
99.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 560 en 561.
100.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 565.
101.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 162 en 163.
102.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 656.
103.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 657.
104.Hoge Raad 1 februari 1994, ECLI:NL:HR:1994:AB7528.
105.EHRM 10 juli 2012, ECLI:NL:XX:2012:BX3071.
106.Hoge Raad 29 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5539.
107.Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016.
108.Hoge Raad 7 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1516.
109.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 653-677.
110.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5 p. 443-463; en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 539-574, m.n. 560 en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 49 en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 197 e.v. en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 201-202.
111.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 9-23 m.n. p. 13, proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 62, proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 72-87 en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 643-463 m.n. 456.
112.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 256 en 257 en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 653-677.