ECLI:NL:RBAMS:2024:7294

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
13/195407-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en bedreiging met ernstige gevolgen voor het slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en bedreiging van een slachtoffer, aangeduid als [persoon 1]. De verdachte heeft in de periode van 1 maart 2024 tot en met 14 juni 2024 herhaaldelijk en op verschillende manieren contact gezocht met het slachtoffer, ondanks dat deze duidelijk had gemaakt geen contact te willen. De verdachte heeft via sociale media zoals WhatsApp, Facebook en TikTok veelvuldig berichten gestuurd, die niet alleen als ongewenst, maar ook als bedreigend en intimiderend werden ervaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer en haar vrienden heeft bedreigd met ernstige geweldsdelicten, wat heeft geleid tot angst en onrust bij het slachtoffer.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. W.L.M. van Poll, gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 122 dagen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en antisociale persoonlijkheidstrekken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is, maar dat dit niet afdoet aan de ernst van de feiten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, wat heeft geleid tot een veroordeling voor belaging en bedreiging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Parketnummer: 13/195407-24
Datum uitspraak: 28 november 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1996 in [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen en verblijvende op het adres [adres 1] , Kliniek van de [naam kliniek].

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.L.M. van Poll en van wat de verdachte en zijn raadsman mr. J.J. Mul naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2024 tot en met 14 juni 2024 te Amsterdam en/of Almere, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [persoon 1] , door
- veelvuldig berichten te sturen naar die [persoon 1] via Whatsapp, en/of
- veelvuldig berichten te sturen naar die [persoon 1] via Facebook(-Messenger), en/of
- veelvuldig berichten te sturen naar die [persoon 1] via TikTok, en/of
- de privé-omgeving en/of zakelijke omgeving van die [persoon 1] te benaderen,
- die voornoemde [persoon 1] herhaaldelijk te benaderen op haar werk en/of openbare plekken,
(telkens) met het oogmerk die [persoon 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2. hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2024 tot en met 14 juni 2024 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, [persoon 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [persoon 1] en/of familie en/of vrienden van die [persoon 1] (middels/via een bericht en/of video-bestand/fragment en/of (een) geluidsopname(s)) de volgende woorden toegevoegd:
- “ Ik ga je bek vol spuiten, ik wil je voelen”, en/of
- “ Ik ga een mes in haar kut steken”, en/of
- “ Ik ga een kogel door haar kop schieten”, en/of
  • “ [persoon 2] gaat je doodmaken muther fuckker, kankerhond. Wat dacht je van jezelf mother fuckker”, en/of
  • “Je hele familie gaat dood jij vuile kankerhond. Motherfucker ik ga je verstrooien jij kankerhond”, en/of
  • Maak je klaar ik voer mijn ding op. Ik ga je liquideren jij mother fuckker. Ik ga kanker verschimmelen om het met mijn lul in je te spuiten kanker hond.”, en/of
  • “motherfuckker kankerhoer, ik ga je bij je boobys fuckken en met glijmiddel in je mond schieten jij Kankerhond”,
in elk geval een of meer woord(en) van gelijke dreigende aard en/of strekking.

3.Waardering van het bewijs

Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit en het standpunt van de verdachte als volgt verwoord. De verdachte ontkent het slachtoffer via Tiktok en Facebook al dan niet via nepaccounts berichten te hebben gestuurd om haar tot iets te dwingen of haar vrees aan te jagen. Hij ontkent ook dat hij haar bedreigingen heeft gestuurd. Hij heeft haar alleen maar liefdesverklaringen en lieve berichtjes gestuurd. De verdachte heeft uit bescherming van het slachtoffer berichten, videobestanden dan wel geluidsopnamen met bedreigingen en schunnige teksten naar [persoon 3] en [persoon 4] gestuurd. Hij beschuldigde hen ervan het slachtoffer seksueel te misbruiken en wilde het misbruik stoppen. [persoon 3] heeft bevestigd dat hij dreigende berichten heeft ontvangen van de verdachte. Toen het slachtoffer die berichten vervolgens van [persoon 3] ontving, moet haar duidelijk zijn geweest dat die berichten niet aan haar maar aan [persoon 3] en aan [persoon 4] gericht waren.
Het oordeel van de rechtbank
Belaging
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (ook wel stalking genoemd) verschillende factoren van belang zijn: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. [1]
De rechtbank stelt op grond van de tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte, die naar eigen zeggen verliefd was geworden op het slachtoffer, heeft het slachtoffer en haar vrienden in de ten laste gelegde periode naast volgens hem een liefdesverklaring en lieve berichten, veel bedreigende, beledigende en seksueel getinte (tekst, video- en spraak)berichten gestuurd, terwijl hem onder anderen door het slachtoffer duidelijk was gemaakt was dat zij niet van hem en zijn berichten gediend was. De berichten die de verdachte naar de vrienden van het slachtoffer heeft gestuurd waarin zij werden bedreigd, zijn uiteindelijk ook bij het slachtoffer terechtgekomen. Op 8 juni 2024 heeft de verdachte het slachtoffer benaderd toen hij op een evenement was waar het slachtoffer optrad. Op 14 juni 2024 heeft het slachtoffer uiteindelijk aangifte gedaan.
Uit de berichten die de verdachte stuurde, komt naar voren dat de verdachte op indringende, intensieve, obsessieve wijze heeft geprobeerd met het slachtoffer in contact te komen. De verdachte heeft erkend dat het slachtoffer, haar moeder en vrienden hem hebben laten weten dat het slachtoffer niet gediend was van zijn toenaderingen. De gevolgen die de gedragingen van de verdachte in het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer teweeggebracht hebben, zijn dat het slachtoffer angstig is geworden, slecht of niet kan slapen en haar normale werk niet kan doen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging heeft schuldig gemaakt.
Bedreiging
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, verkrachting of zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk van de bedreiging op de hoogte is geraakt en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij of zij het leven zou kunnen verliezen, zou kunnen worden verkracht dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. [2]
De rechtbank heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van de bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het bedreigen van [persoon 1] . Ten aanzien van het door de raadsman gevoerde verweer dat de verdachte het slachtoffer zelf niet heeft bedreigd, overweegt de rechtbank het volgende. Uit het dossier blijkt dat de verdachte vooral schunnige teksten naar het slachtoffer heeft gestuurd en dat de ernstige bedreigingen met name gericht waren tegen haar vrienden. Verder heeft de verdachte zich in de berichten aan het slachtoffer in verontrustende termen uitgelaten over haar vrienden, wat – gezien de combinatie aan berichten die de verdachte heeft gestuurd – op haar bedreigend moet zijn overgekomen. De verdachte heeft ook bekend dat hij de in de tenlastelegging vermelde (bedreigende) teksten heeft geschreven en aan de vrienden van het slachtoffer heeft gestuurd nadat het slachtoffer hem op social media had geblokkeerd. De vrienden van het slachtoffer hebben deze berichten vervolgens doorgestuurd naar het slachtoffer, die aldus van de inhoud ervan op de hoogte is geraakt. Het kan ook niet anders dan dat het de juist bedoeling van de verdachte was dat de berichten haar zouden bereiken, met name nu zij de verdachte op social media had geblokkeerd en de verdachte desondanks bleef doorgaan met het sturen van berichten. Daarmee heeft de verdachte dan ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer daadwerkelijk op de hoogte zou raken van die bedreigingen. Dat de uitingen met name naar de vrienden toe bedreigend waren, doet hier – gezien de hiervoor genoemde combinatie van schunnige en bedreigende teksten – niet aan af. De aard van de ten laste gelegde uitlatingen van de verdachte leveren in de gegeven omstandigheden dan ook een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, verkrachting en zware mishandeling van het slachtoffer op.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank verklaart op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage staan bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan met dien verstande dat
hij in de periode van 1 maart 2024 tot en met 14 juni 2024 te Amsterdam en/of Almere, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [persoon 1] , door
veelvuldig berichten te sturen naar die [persoon 1] via WhatsApp, en
veelvuldig berichten te sturen naar die [persoon 1] via Facebook(-Messenger), en
veelvuldig berichten te sturen naar die [persoon 1] via TikTok, en
de privé-omgeving van die [persoon 1] te benaderen,
die voornoemde [persoon 1] benaderen op een openbare plek,
telkens met het oogmerk die [persoon 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2. hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 maart 2024 tot en met 14 juni 2024 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, [persoon 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [persoon 1] en vrienden van die [persoon 1] (middels/via een bericht en/of video-bestand/fragment en/of (een) geluidsopname(s)) de volgende woorden toegevoegd:
3. “Ik ga je bek vol spuiten, ik wil je voelen”, en
4. “Ik ga een mes in haar kut steken”, en
5. “Ik ga een kogel door haar kop schieten”, en
6. “ [persoon 2] gaat je doodmaken motherfucker, kankerhond. Wat dacht je van jezelf motherfucker”, en
7. “Je hele familie gaat dood jij vuile kankerhond. Motherfucker ik ga je verstrooien jij kankerhond”, en
8. “Maak je klaar ik voer mijn ding op. Ik ga je liquideren, jij motherfucker. Ik ga kanker verschimmelen om het met mijn lul in je te spuiten kankerhond.”, en
9. “motherfucker kankerhoer, ik ga je bij je booby’s fucken en met glijmiddel in je mond schieten jij kankerhond”,
in elk geval een of meer woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
5.
Strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van de verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van het pro Justitia-rapport van 14 augustus 2024 en de aanvulling daarop van 20 oktober 2024, opgemaakt door prof. dr. D.J. Vinkers, psychiater. De deskundige komt in het rapport tot de conclusie dat er bij de verdachte sprake is van een posttraumatischestress-stoornis, een stoornis in gebruik van alcohol en antisociale-persoonlijkheidstrekken en dat dit ook zo ten tijde van het tenlastegelegde het geval was. De deskundige heeft het volgende bevonden. Er waren destijds veel stressoren bij de verdachte; zijn broer was een jaar daarvoor bij een tragisch verkeersongeval overleden, zijn vriendin had de relatie beëindigd, hij had schulden en was gestopt met zijn werk. Zijn realiteitstoetsing was – in enige mate, maar niet volledig – aangetast en hij was niet goed meer in staat om zich op een adequate manier te gedragen. Er was echter geen sprake van een volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Zo was bijvoorbeeld geen sprake van hallucinaties of van een (uitgekristalliseerde) waan met betrekking tot het slachtoffer. De verdachte stelde zich grensoverschrijdend op in zijn gedrag hetgeen ook werd veroorzaakt door zijn antisociale-persoonlijkheidstrekken. De verdachte had in enige mate nog wel controle over zijn gedrag en gedachten; hij hield behandeling af, dronk alcohol en externaliseerde de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag.
De deskundige adviseert om beide ten laste gelegde feiten in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank concludeert op grond van de bevindingen en het onderbouwde advies van de deskundige en het verhandelde ter zitting dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte moeten worden toegerekend.
Er is geen (andere) omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 122 dagen plus 3 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd (meldplicht bij reclassering, opname in een zorginstelling; ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname); begeleid wonen of maatschappelijke opvang; contactverbod met het slachtoffer; meewerken aan middelencontrole) en een locatieverbod voor het adres [locatie] . De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht te bevelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte verzocht in het geval één of beide feiten worden bewezenverklaard hem te veroordelen tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en bij een voorwaardelijk deel van zijn straf niet te bepalen dat de verdachte klinisch zal worden behandeld in een forensische instelling. De verdachte is het niet eens met de adviezen van de psychiater en reclassering om hem (langdurig) klinisch te behandelen. De verdachte is de laatste maand opgenomen geweest op de FPA van [naam kliniek] in Heerlen. Hij heeft een sterke ontslagwens hij wil therapie vanuit huis volgen. Hij wil buiten zijn leven weer oppakken met school en werk. Hij zegt geleerd te hebben van deze zaak; hij wil niet meer opnieuw vastzitten en zal nooit meer berichten sturen.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging en bedreiging van [persoon 1] , de vrouw op hij verliefd was, maar die hem duidelijk had gemaakt niets van hem te moeten hebben. Hij heeft haar in de periode van maart tot en met medio juni 2024 veelvuldig lastiggevallen door haar (vaak indirect via haar vrienden) (vreemde en dreigende) berichten te sturen en haar te benaderen. De verdachte heeft zo de grens van het toelaatbare overschreden en daarmee een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, bij wie hij aldus gevoelens van onrust en angst heeft veroorzaakt.
Uit het dossier komt naar voren dat het in de periode waarin de verdachte zich obsessief met het slachtoffer bezighield, niet goed met hem ging. De rechtbank houdt er rekening mee dat het bewezenverklaarde de verdachte slechts in verminderde mate is toe te rekenen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de bedreigingen en de impact op het slachtoffer, een gevangenisstraf een passende en geboden reactie is. Daarnaast is het belangrijk dat aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd zodat hij onder toezicht van de reclassering komt en er voorwaarden worden opgelegd die voorkomen dat de verdachte zich opnieuw aan stalking zal schuldig maken.
De verdachte is op 14 juni 2024 aangehouden en zit sinds 17 juni 2024 in voorlopige hechtenis. Op 15 oktober 2024 is de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst. Een van de voorwaarden waaraan de verdachte moet voldoen, is dat hij zich moest laten opnemen in een forensische zorginstelling op de afdeling FPA van de Ambulant Heerlen Kliniek van de [naam kliniek] in Heerlen voor een jaar of zoveel korter als de behandelaren/reclassering nodig vinden.
Reclasseringsrapport
De reclassering (GGZ Reclassering Fivoor) heeft in haar rapport van 11 november 2024 het volgende over de verdachte gerapporteerd. De reclassering ziet mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Wel dient hierbij opgemerkt te worden dat de haalbaarheid van deze interventies beperkt is. De verdachte lijkt zelf de regie over zijn behandeling en resocialisatietraject te willen voeren. Na eerst vele malen contact te hebben gehad met de rapporteur over de plaatsing in de FPA Radix, toont hij nu weerstand tegen de behandeling en blijft hij constant zijn wens tot ontslagwens dan wel tot overplaatsing herhalen. De verdachte komt hierin dwingend over en lijkt het moeilijk te vinden om geduld te betrachten aangaande zijn verzoeken. Onduidelijk is of hij dit doet vanuit zijn houding, of omdat het gehele proces voor hem onduidelijk is en hij het niet kan overzien. De kliniek blijft de verdachte motiveren tot het aangaan van de behandeling. Opmerkelijk is dat de verdachte, ondanks zijn ontslagwens en het ontbreken van inzicht in de noodzaak tot behandeling, tot op heden op de FPA verblijft. Hij doet dit naar eigen zeggen omdat dit moet van de rechter en omdat hij niet wil terugkeren naar de penitentiaire inrichting. Een dergelijke externe motivatie acht de reclassering erg dun wanneer er veel van de verdachte verwacht wordt binnen een (klinisch) behandeltraject. De verdachte is echter niet eerder langdurig klinisch behandeld voor zijn problematiek en de reclassering is van mening dat aan hem de mogelijkheid moet worden geboden om van een dergelijke interventie te profiteren. GGZ Reclassering Fivoor schat de kans op recidive en letselschade in als hoog. Het psychosociaal functioneren en de houding van de verdachte worden gezien als primaire criminogene factoren. De uitkomsten van de SASH, de in het pro Justitia-rapport beschreven ‘rode vlaggen’ en de eerdere meldingen van agressief gedrag dragen bij aan het als hoog inschatte risico. Een langdurige klinische behandeling in een forensisch setting is geïndiceerd. Een eventuele voorwaardelijk detentie dient ondersteunend te zijn aan de haalbaarheid van de klinische behandeling. Bij een relatief korte voorwaardelijke straf zal de verdachte makkelijker de keuze maken om zijn straf uit te zitten, waardoor hij onbehandeld naar buiten komt. Medewerking aan een behandeling in een voorwaardelijk kader is immers vrijwillig. Een terugkeer naar het huis van moeder is absoluut niet wenselijk gezien de kwetsbaarheid van moeder en eerdere incidenten. Van belang is dat er na de klinische behandeling ingezet wordt op een resocialisatietraject middels begeleid wonen en ambulante behandeling. Tevens zijn middelencontroles geïndiceerd om inzicht te krijgen in het gebruik van middelen (of de abstinentie hiervan) en welke invloed dit heeft op het gedrag van de verdachte. Het risico op recidive, letselschade en het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De verdachte heeft er destijds bewust voor gekozen om de behandeling te staken en het uitzitten van de voorwaardelijke straf als risico te aanvaarden.
Het pro Justitia-rapport
Het hiervoor genoemde pro Justitia-rapport houdt onder meer in dat de verdachte een matig hoog risico heeft op recidive van gewelddadig en/of grensoverschrijdend gedrag, met name als hij niet (adequaat) wordt behandeld. Als hij wel wordt behandeld voor zijn PTSS en alcoholmisbruik, dan wordt het risico op recidive als matig ingeschat. Het risico op geweld is bij behandeling laag en het recidivegevaar van belaging matig. Geadviseerd wordt om de verdachte een behandeling op te leggen bij een forensische instelling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. De start van deze behandeling zou klinisch moeten plaatsvinden in een forensische instelling, waarbij er hooguit een matig verhoogd beveiligingsniveau nodig is. Vervolgens zou aan de hand van het beloop kunnen worden besloten of de verdachte in staat is om weer bij zijn moeder te gaan wonen of dat het beter is dat hij begeleid gaat wonen.
De rechtbank is alles afwegend van oordeel dat een gevangenisstraf 122 dagen met aftrek van voorarrest, gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met daaraan verbonden de door reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een locatieverbod geboden is.
Een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, zoals door de officier van justitie gevorderd, acht de rechtbank vanwege de houding van de verdachte onvoldoende om het recidivegevaar en het gevaar van onttrekking aan de voorwaarden te voorkomen. De verdachte is niet gemotiveerd en lijkt een klinische behandeling niet nodig te vinden. Bij een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden acht de rechtbank de kans groot dat verdachte er voor kiest de gevangenisstraf te gaan uitzitten zodat hij zich niet klinisch hoeft laten te behandelen, waardoor de verdachte onbehandeld blijft. De rechtbank laat daarbij ook meewegen dat de officier van justitie heeft opgemerkt dat het Openbaar Ministerie in het begin van het traject heeft afgezien van een dubbelrapportage omdat de verdachte zich destijds welwillend heeft opgesteld, maar dat bij de huidige opstelling van de verdachte eerder zou zijn ingestoken op een tbs met voorwaarden, om te voorkomen dat de verdachte onbehandeld terugkeert in de maatschappij.
Dadelijk uitvoerbaar
Hoewel de bewezenverklaring niet een gedraging bevat die onmiskenbaar is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van het slachtoffer en zowel bedreiging als belaging niet zonder meer kan worden gekarakteriseerd als een misdrijf ‘dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen’ als bedoeld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht beveelt de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van 14c lid 6 van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen reclasseringstoezicht. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening ermee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zal plegen.
De rechtbank betrekt daarbij dat de verdachte blijkens het proces-verbaal van bevindingen (pagina 78 tot en met 80 van het dossier) geen onbekende voor de politie is. Er zijn diverse meldingen gedaan die voornamelijk verband houden met geweld, verbale agressie en dreigementen. Op 15 mei 2023 heeft de politie een melding gekregen dat de verdachte in het portiek van zijn woning met een mes aan het zwaaien was. De verdachte was onder invloed en op zijn bed werd een groot slagersmes aangetroffen. Op 6 april 2021 heeft de politie de melding gekregen dat de verdachte zijn broer aanviel en agressief was tegen zijn vriendin. In deze registratie wordt verwezen naar een registratie van 4 juli 2018 waarin staat dat de verdachte bekend is met agressieproblemen, zorgmijdend is en zijn moeder en vriendin vaak zou mishandelen. In de jaren daarvoor (2014 tot en met en 2016) is de verdachte in aanraking met de politie gekomen in verband met eenvoudige mishandeling en in die periode is hij daarvoor ook veroordeeld.
Uit de Screening Assessment for Stalking and Harassment (SASH), een instrument dat is ontwikkeld om te helpen prioriteren in stalkingzaken en te bepalen bij welke zaken er meer kans op fysiek geweld is komt naar voren dat het ‘niveau van ongerustheid’ bij verdachte hoog is en dat er dringend een ingrijpende aanpak nodig is.
In het reclasseringsrapport van 17 juni 2024 staat dat de verdachte in 2014 voor het eerst is veroordeeld wegens huiselijk geweld. Hierna is hij nog tweemaal veroordeeld wegens geweldsdelicten die in 2015 en 2017 gepleegd zijn. Hij heeft toen reclasseringstoezicht opgelegd gekregen. In het reclasseringsdossier komt naar voren dat er tijdens het toezicht meerdere agressie-incidenten zijn voorgevallen. De reclassering schrijft in haar rapport van 11 november 2024 dat de kans op recidive en letselschade als hoog wordt ingeschat. Het psychosociaal functioneren en de houding van de verdachte worden door de reclassering gezien als primaire criminogene factoren. De uitkomsten van de SASH, de in het pro Justitia-rapport beschreven ‘rode vlaggen’ en de eerdere meldingen van agressief gedrag dragen bij aan het als hoog inschatte risico.
Opheffen geschorste bevel tot voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst. Aangezien ter zake van de feiten waarvoor het bevel tot voorlopige hechtenis is verleend geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd van langere duur dan de reeds door de verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd – 122 dagen –, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De in beslag genomen telefoon

Onder de verdachte is een telefoon (Oppo CPH2483) in beslag genomen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de telefoon wordt verbeurdverklaard.
De telefoon behoort aan de verdachte toe. Aangezien met behulp van deze telefoon het bewezenverklaarde is begaan, wordt de telefoon verbeurdverklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Belaging.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, verkrachting en zware mishandeling.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart de verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden en 122 (honderdtweeëntwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt de volgende bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
De veroordeelde moet zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij GGZ Reclassering Mondriaan of soortgelijke instelling, [adres 2] . De veroordeelde moet zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt
Opname in een zorginstelling
De veroordeelde moet zich laten opnemen in Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) Radix van [naam kliniek] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname, die reeds is gestart, duurt nog een jaar of zoveel korter als de behandelaren/reclassering nodig vinden. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
De veroordeelde moet zich aansluitend aan de opname in de zorginstelling laten behandelen door een nog nader te bepalen forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend na het klinische behandeltraject. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde moet zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich – na goedkeuring door de rechter – laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De veroordeelde moet aansluitend aan de opname verblijven in een zorginstelling in een nog nader te bepalen vorm van begeleid of beschermd wonen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Meewerken aan middelencontrole
De veroordeelde moet meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om inzicht te krijgen in het middelengebruik of de abstinentie hiervan. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Contactverbod
De veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [persoon 1] , geboren op [geboortedag 2] 2001 in [geboorteplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Locatieverbod
De veroordeelde bevindt zich niet op de [locatie] noch binnen een straal van 100 meter van de woning [locatie] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden (met uitzondering van het contact- en locatieverbod) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verklaart verbeurd: een telefoon (Oppo CPH2483).
Het op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Bode, voorzitter,
mrs. B.C. Langendoen en C.C.J. Maas-van Es, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 november 2024.
[...]

Voetnoten

1.HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095.
2.HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0096, HR 22 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW6181 en HR 10 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:24.