In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Westergracht Vastgoed B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft een parkeerovereenkomst waarin bedingen zijn opgenomen die door de kantonrechter als oneerlijk zijn beoordeeld. De rechter heeft vastgesteld dat de bedingen in de algemene voorwaarden van Westergracht de consument kunnen binden aan onredelijke schadevergoedingen, wat in strijd is met de consumentenbescherming. De kantonrechter heeft de vordering van Westergracht afgewezen, omdat de bedingen niet eerlijk zijn en de consument niet binden. De rechter heeft ook geoordeeld dat Westergracht de proceskosten moet betalen, maar deze zijn vastgesteld op nihil aan de kant van de gedaagde, die niet is verschenen. De uitspraak volgt op een tussenvonnis van 4 april 2025, waarin Westergracht de gelegenheid kreeg om haar standpunt te verduidelijken. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat de mogelijkheid voor Westergracht om schadevergoeding te vorderen, gebaseerd op de bedingen, de consument in een nadelige positie plaatst. De uitspraak is openbaar gemaakt en onderstreept de noodzaak voor eerlijke voorwaarden in overeenkomsten met consumenten.