Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Waardering van het bewijs
4.De bewezenverklaring
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.Motivering van de straf en maatregel
8.Verbeurdverklaring
9.De vorderingen tot schadevergoeding
10.De schadevergoedingsmaatregel
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
12.Beslissing
- verklaart het impliciet subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar; het bewezenverklaarde levert op
- verklaart de verdachte [verdachte] strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
- beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering, in voorlopige hechtenis en in een instelling voor klinische observatie bestemd ingevolge een bevel tot observatie is doorgebracht, bij de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
- wijst de vordering van [nabestaande 1] toe tot € 20.000,- (twintigduizend euro), bestaande uit vergoeding van de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (28 oktober 2023) tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [nabestaande 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (28 oktober 2023) tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [nabestaande 1] ten aanzien van de vordering tot materiële-schadevergoeding niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- wijst de vordering voor het overige af;
- legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [nabestaande 1] aan de staat € 20.000,- (twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 oktober 2023) tot de dag van volledige betaling, te betalen. Als de verdachte niet betaalt en verhaal niet mogelijk is, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 91 (éénennegentig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte aan een van deze betalingsverplichtingen aan [nabestaande 1] dan wel aan de staat heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
- veroordeelt de verdachte ook in de kosten die [nabestaande 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil;
- wijst de vordering van [nabestaande 2] toe tot € 20.000,- (twintigduizend euro), bestaande uit vergoeding van de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (28 oktober 2023) tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [nabestaande 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (28 oktober 2023) tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering voor het overige af;
- legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [nabestaande 2] aan de staat € 20.000,- (twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 oktober 2023) tot de dag van volledige betaling, te betalen. Als de verdachte niet betaalt en verhaal niet mogelijk is, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 91 (éénennegentig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte aan een van deze betalingsverplichtingen aan [nabestaande 2] dan wel aan de staat heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
- veroordeelt de verdachte in de kosten die [nabestaande 2] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden overgemaakt op een ten behoeve van [nabestaande 2] te openen rekening met een BEM-clausule;
- wijst de vordering van [nabestaande 4] toe tot een bedrag van € 22.605,06 (tweeëntwintigduizend zeshonderdvijf euro en zes cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan de schade tot de dag van volledige betaling, bestaande uit vergoeding van de materiële schade (€ 5.105,06) en immateriële schade (€ 17.500,-);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [nabestaande 4] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [nabestaande 4] ten aanzien van de vordering tot materiële-schadevergoeding voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- wijst de vordering voor het overige af;
- legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [nabestaande 4] aan de staat € 22.605,06 (tweeëntwintigduizend zeshonderdvijf euro en zes cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan de schade tot de dag van volledige betaling, te betalen. Als de verdachte niet betaalt en verhaal niet mogelijk is, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 100 (honderd) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte aan een van deze betalingsverplichtingen aan [nabestaande 4] dan wel aan de staat heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
- bepaalt dat de wettelijke rente ten aanzien van de immateriële-schadevergoeding op 28 oktober 2023 en ten aanzien van de materiële-schadevergoeding op 7 november 2023 ingaat;
- veroordeelt de verdachte in de kosten die [nabestaande 4] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil;
- wijst de vordering van [nabestaande 3] toe tot een bedrag van € 17.500,- (zeventienduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (28 oktober 2023) tot de dag van volledige betaling, bestaande uit vergoeding van immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [nabestaande 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering voor het overige af;
- legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [nabestaande 3] aan de staat € 17.500,- (zeventienduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 oktober 2023) tot de dag van volledige betaling, te betalen. Als de verdachte niet betaalt en verhaal niet mogelijk is, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 82 (tweeëntachtig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte aan een van deze betalingsverplichtingen aan [nabestaande 3] dan wel aan de staat heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten die [nabestaande 3] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart [nabestaande 5] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
- bepaalt dat de [nabestaande 5] de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- compenseert de proceskosten van de [nabestaande 5] en de verdachte, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt;
- verklaart [nabestaande 6] niet-ontvankelijk in haar vordering;
- bepaalt dat de [nabestaande 6] de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- compenseert de proceskosten van de [nabestaande 6] en de verdachte, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt;
- verklaart [nabestaande 7] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
- bepaalt dat de [nabestaande 7] de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- compenseert de proceskosten van de [nabestaande 7] en de verdachte, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt;
- verklaart [nabestaande 8] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
- bepaalt dat de [nabestaande 8] de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- compenseert de proceskosten van de [nabestaande 8] en de verdachte, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt;
- verklaart [nabestaande 9] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
- bepaalt dat de [nabestaande 9] de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- compenseert de proceskosten van de [nabestaande 9] en de verdachte, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt;
- verklaart [nabestaande 10] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
- bepaalt dat de [nabestaande 10] de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- compenseert de proceskosten van de [nabestaande 10] en de verdachte, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.