ECLI:NL:RBDHA:2016:12363
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod in strijd met vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een man van Marokkaanse nationaliteit, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris had de verblijfsvergunning van de eiser voor onbepaalde tijd ingetrokken en een inreisverbod van tien jaar opgelegd, omdat de eiser als een gevaar voor de openbare orde werd beschouwd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze intrekking in strijd is met het vertrouwensbeginsel, gezien de bijzondere feiten en omstandigheden van de zaak. De eiser, die sinds 1999 in een TBS-kliniek verblijft, had eerder geen aanleiding gekregen om te geloven dat zijn verblijfsvergunning in gevaar was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris in het verleden al had overwogen om de verblijfsvergunning in te trekken, maar dit niet had gedaan. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende had gemotiveerd waarom de intrekking van de verblijfsvergunning en het inreisverbod in 2015 alsnog noodzakelijk waren, vijftien jaar na de laatste veroordeling van de eiser. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens zijn de proceskosten van de eiser vergoed.