ECLI:NL:RBDHA:2017:12388
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van een echtgenoot wegens onvoldoende middelen van bestaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser, een Surinaamse man, had een aanvraag ingediend voor een mvv ten behoeve van zijn echtgenoot, die in Nederland woont. De aanvraag werd afgewezen omdat de echtgenoot niet zelfstandig en duurzaam beschikte over voldoende middelen van bestaan. De rechtbank oordeelde dat de inkomsten van de echtgenoot, die werkzaam was bij een B.V. en een WW-uitkering ontving, niet voldeden aan de wettelijke vereisten. De rechtbank concludeerde dat de middelen van bestaan van de echtgenoot niet voldoende waren om aan de voorwaarden voor gezinshereniging te voldoen, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de regels af te wijken. Eiser voerde aan dat de afwijzing in strijd was met artikel 8 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelde dat er geen inmenging was in het recht op gezinsleven, aangezien de weigering om de mvv te verlenen niet betekende dat eiser zijn gezinsleven niet kon uitoefenen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.